Een werkgever mag een werknemer niet zomaar verbieden om een hoofddoek te dragen door zich te beroepen op neutraliteit. Het College voor de Rechten van de Mens wijst erop dat het Hof van Justitie van de EU dit onlangs opnieuw bevestigde.

Een Belgische rechter wilde van het EU-Hof weten of de ruimte voor werkgevers om neutraliteitseisen te stellen niet verder moet worden ingeperkt, omdat vooral vrouwelijke islamitische werknemers hierdoor harder geraakt worden dan anderen. Het EU-Hof bevestigt de lijn van een arrest van 2021 in deze nieuwe uitspraak. Werkgevers mogen onder voorwaarden wel naar een neutrale uitstraling streven en zouden daartoe religieuze hoofdbedekking kunnen verbieden. Maar daarbij moeten zij steeds kunnen bewijzen dat het dragen van een hoofddoek door werknemers daadwerkelijk schadelijk is voor hun onderneming. Een neutraliteitseis mag volgens het Hof niet misbruikt worden om de vrijheid van godsdienst van werknemers te beperken.

College voor de Rechten van de Mens

Het College wijst erop dat werkgevers die vanuit neutraliteitsoverwegingen een verbod op zichtbare tekenen van politieke, filosofische en religieuze overtuigingen willen hanteren, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • Organisaties moeten bewijzen dat neutraliteit nodig is voor de organisatie omdat deze anders schade lijdt. Het feit dat één klant of één personeelslid problemen heeft met een bepaalde uiting is niet voldoende;
  • Het verbod mag niet misbruikt worden ten nadele van werknemers die vanwege religieuze geboden bepaalde kledingvoorschriften dragen.
  • Organisaties moeten beleid vooraf hebben waarin het eventuele verbod uitgewerkt wordt;
  • Het verbod moet voor alle zichtbare symbolen van politieke, filosofische en religieuze overtuigingen gelden (en niet voor slechts bepaalde overtuigingen);
  • Organisaties dienen bij de toepassing van het uitingsverbod te onderzoeken of de werknemer op een andere plaats in de organisatie kan werken, waar hij of zij minder (klant)contact heeft;
  • Werkgevers worden bij hun beleid aangemoedigd te streven naar tolerantie, respect en acceptatie van meer diversiteit.

Een organisatie kan indirect onderscheid maken als het beleid maakt dat medewerkers met een bepaalde geloofsovertuiging benadeelt. Het is aan de Nederlandse rechter of het College voor de Rechten van de Mens om te onderzoeken of er in individuele gevallen sprake is van zo’n benadeling en of er daar een goede rechtvaardiging voor bestaat.

HvJ EU, 13 oktober 2022, C-344/20

Bron: www.mensenrechten.nl

Laatste nieuws