In het advies ‘Modernisering burgerlijk bewijsrecht’ dat een expertgroep – bestaande uit mr. A. Hammerstein (vz), prof. mr. W.D.H. Asser en prof. mr. R.H. de Bock – onlangs aan de minister heeft aangeboden wordt gepleit voor een forse make over van het bewijsrecht in civiele zaken.

Aanleiding voor het advies was de wens vanuit de praktijk het bewijsrecht in civiele procedures te moderniseren en het aanhangige wetsvoorstel ter verbetering van het inzagerecht. Vanwege de vele vragen over dit wetsvoorstel leek het raadzaam de nieuwe regeling van het inzagerecht nader te bezien in een bredere context van het bewijsrecht en daarbij zowel nationale als internationale ontwikkelingen op het gebied van het bewijsrecht te betrekken. De experts is daartoe gevraagd advies uit te brengen over de noodzaak en wenselijkheid van een modernisering van het bewijsrecht in civiele procedures. De expertgroep is medio 2014 aan de slag gegaan en heeft het onderzoek opgedeeld in vier verschillende deelonderwerpen op het terrein van het bewijsrecht.

Algemene uitgangspunten

In het eerste hoofdstuk wordt een aantal algemene uitgangspunten geformuleerd om de informatie-garing en bewijslevering in civiele procedures te optimaliseren. Een eerste uitgangspunt houdt hoofdzakelijk in dat partijen zoveel mogelijk voorafgaand aan de procedure, dus in de preprocessuele fase, informatie moeten verzamelen. Een volgend uitgangspunt is dat partijen die in de preprocessuele fase hebben nagelaten de informatie te verzamelen die redelijkerwijs voorhanden was, tijdens de procedure minder mogelijkheden hebben voor nadere bewijs-levering. Een derde uitgangspunt houdt in dat partijen in de preprocessuele fase jegens elkaar de plicht hebben om mee te werken aan het verstrekken van alle relevante informatie over hun geschil. Om partijen waar nodig te faciliteren bij het zelf verzamelen van alle relevante informatie voorafgaand aan een juridische procedure wordt geadviseerd om een preprocessuele mondelinge behandeling in te voeren, zoals de rechter die nu kan gelasten na afloop van een voorlopig getuigenverhoor. Dit biedt partijen de mogelijkheid hun geschil vroegtijdig en voorafgaand aan een ‘echte’ procedure onder leiding van de rechter te bespreken. In samenspraak met de rechter en de wederpartij kan dan in kaart worden gebracht of en zo ja, welke voorlopige bewijsverrichtingen (zoals een voorlopig getuigenverhoor of een voorlopig deskundigenverhoor) nodig zijn om een compleet beeld van de feiten te krijgen. Daarbij bevelen de experts aan om één algemeen ‘verzoek tot voorlopige bewijsverrichtingen’ in te voeren, in plaats van de nu bestaande afzonderlijke verzoeken. Bij de behandeling van een verzoek tot een voorlopige bewijsverrichting of tijdens een preprocessuele mondelinge behandeling kan de rechter partijen helpen hun geschil in te kaderen en mogelijk op te lossen voordat het geschil escaleert en verder wordt gejuridiseerd. Als partijen bij aanvang van de procedure alle relevante informatie die zij in de preprocessuele fase hebben verzameld in het geding brengen, kan de rechter ook sneller tot een beslissing komen die aansluit bij het werkelijke feitencomplex.

Inzagerecht

In het tweede hoofdstuk wordt voorgesteld om de inzagerechtelijke regeling te verduidelijken. Geadviseerd wordt de regeling van het inzagerecht nog meer dan het thans aanhangige wetsvoorstel gelijk te trekken met de regeling van de overige voorlopige bewijsverrichtingen. Dat houdt in dat voor alle verzoeken tot voorlopige bewijsverrichtingen dezelfde beoordelingscriteria gelden. Een nieuwe regeling van het inzagerecht beoogt erin te voorzien dat partijen voorafgaand aan de procedure, zonder rechterlijke tussenkomst, in onderling overleg elkaar over en weer relevante informatie verstrekken, zodat zij goed op de hoogte raken van hun wederzijdse rechtposities.

Bewijs

Het derde hoofdstuk bevat voorstellen over het bewijsbeslag, getuigenbewijs, deskundigenbewijs en schriftelijk bewijs. Met betrekking tot het bewijsbeslag zijn de experts van mening dat met het arrest van de Hoge Raad van 13 september 2013 de tijd rijp is om het bewijsbeslag als een afzonderlijke vorm van beslag op roerende zaken in de wet te verankeren. De experts stellen daarbij voor het leggen van bewijsbeslag open te stellen voor alle vormen van bewijsmateriaal, zoals in zaken van intellectueel eigendomsrechten al mogelijk is. Bij het getuigenbewijs wordt nauw aangesloten bij de wetgeving van het Programma KEI, waarin het mogelijk wordt om tijdens de mondelinge behandeling getuigen en deskundigen te horen.

Balans openbaarmaking

In het vierde hoofdstuk wordt een evenwichtige regeling voorgesteld tussen het uitgangspunt dat alle relevante informatie, bij voorkeur in de preprocessuele fase, voor beide partijen beschikbaar is en het recht op geheimhouding van bepaalde informatie vanwege gewichtige redenen die zich verzetten tegen openbaring van die informatie. De experts achten een wettelijke regeling met betrekking tot het omgaan met vertrouwelijke stukken noodzakelijk. Deze regeling moet op hoofdlijnen mogelijk maken dat in bijzondere omstandigheden waarin een partij vanwege gewichtige redenen bepaalde informatie niet wil verstrekken, de rechter in het belang van een juiste beoordeling die recht doet aan de materiële waarheid, eenzijdig kan kennisnemen van de informatie.  


Laatste nieuws