Drones en een strategische ­wetgevingsagenda

Deze zomer vlogen er vele met hun kenmerkende, zoemende, geluid rond. Drones. Steeds meer vakantiegangers willen met behulp van dit nu relatief goedkope ‘vliegtuigje’ aan vrienden en familie de ‘vakantiekiekjes’ kunnen tonen. En voor wie het wil volgen: dit jaar wordt voor de tweede maal het Nederlands Kampioenschap Drone Race gehouden. Met de populariteit van recreatieve drones nemen, niet verrassend, ook de incidenten toe. 

Actuele cijfers zijn (nog) niet via de Inspectie Leefomgeving en Transport beschikbaar, maar de meldingen van voorvallen stijgen sterk: in 2016 waren dat er viermaal zoveel als het jaar daarvoor (64 ten opzichte van 15). De eerste helft van 2017 toonde een verdere stijging en het werkelijk aantal incidenten is vele malen groter. De voorvallen betreffen: ‘Een spontaan in brand vliegende accu in de broekzak van een dronepiloot, drones die uit het zicht vliegen en kwijtraken en drones die te dichtbij passagiersvliegtuigen vlogen’.1

Er komt heel wat bij kijken om een vergunning te krijgen voor het beroepsmatig met een drone vliegen, zo valt eveneens te lezen op de website van de voornoemde Inspectie. Particulieren daarentegen, kunnen het apparaat zonder voorwaarden dan wel vergunning de lucht in sturen. De drone wordt aangemerkt als een modelvliegtuig en aan het vliegen als zodanig worden geen eisen gesteld. Wel gelden er via de Regeling Modelvliegen voorwaarden waar en wanneer mag worden gevlogen. Zo bepaalt artikel 2 van deze Regeling dat de drone in het zicht van de bestuurder moet blijven, uitsluitend met daglicht in de lucht gebracht mag worden en geen personen of zaken in gevaar mag brengen. Ook is vliegen boven openbare wegen, mensenmenigten en bebouwing niet toegestaan. In aanvulling kunnen gemeenten (o.a. in de APV), voorwaarden stellen. Zo werd recent via een noodbevel een droneverbod voor Pinkpop afgekondigd.

Een aanpassing van de Regeling Modelvliegen was voorzien voor afgelopen 1 april, maar het ministerie van IenW heeft langer de tijd nodig. De wetgever wil de regelgeving voor recreatieve en beroepsmatige dronevliegers meer gelijk trekken. Zo zullen recreatieve drones in de toekomst in plaats van 120 meter nog maar maximaal 50 meter hoog mogen vliegen. Ook mag het apparaat zich dan niet verder dan 100 meter van de bestuurder vandaan bevinden en gaan er strengere eisen wat betreft de afstand tot bebouwing, wegen en spoorlijnen gelden.

Bijna 300 reacties kwamen op de internetconsultatie binnen.2 Het consultatierapport vermeldt: ‘Op enkele reacties na is de mening van het overgrote deel (99%) van de participanten dat de voorgestelde wetgeving op sommige punten te ver gaat, en de noodzaak hiervoor niet altijd duidelijk is.’ Niet verrassend toont de Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers zich wel een voorstander.

De kritiek richt zich niet alleen op de strengere eisen wat betreft hoogte en afstand (deze zouden moeilijk te handhaven zijn; ze stroken niet met de aanpak van andere landen). Ook vraagt men zich af waarom de wetgever niet kiest voor alternatieve (in de ogen van de critici, veel effectievere) voorwaarden om de veiligheid te vergroten. Genoemd worden certificering, brevettering, betere handhaving en voorlichting.

De drone is een typisch voorbeeld van een technologische innovatie die vragen oproept op meerdere juridische deelterreinen. Behalve kwesties rondom veiligheid, spelen onder meer privacy, aansprakelijkheid en bewijs-levering. De wetgever kan ervoor kiezen telkens een deelkwestie ter hand te nemen, zoals bij drones nu de aanpassing van de Regeling Modelvliegen met het oog op strengere eisen voor hoogte en afstand. Een alternatief is een integrale benadering, waarbij het volledige scala aan juridische implicaties tegen het licht wordt gehouden. In dat geval had wat betreft drones ook de rechtsonzekerheid op civielrechtelijk terrein meegenomen kunnen worden. Niet duidelijk is namelijk of artikel 6:173 BW inzake schade door roerende zaken ook op drones van toepassing is. Luchtvaartuigen – waaronder conform artikel 1.1 Wet Luchtvaart ook drones vallen – zijn op grond van het derde lid namelijk uitgezonderd van de regeling. De rechter zou kunnen oordelen dat deze uitzondering destijds niet was bedoeld voor de situatie waarin particulieren van een drone gebruik maken en benadeelden daarmee wel een beroep op artikel 6:173 BW kunnen doen om hun schade te verhalen. Maar eenduidig is dit niet. Ook de problemen rondom de bewijslevering pakt de wetgever momenteel niet op. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland hebben we in ons land geen registratiesysteem, waarmee duidelijk is welke drone aan wie toebehoort. Dat zou de bewijsproblemen voor het slachtoffer althans iets verhelpen.

Behalve de concrete juridische kwesties die rondom drones spelen, toont ook deze technologische innovatie dat de wetgever tevens voor een meer strategische keuze staat. Opteert men welbewust voor een aanpak van ‘stapje voor stapje’, telkens een kwestie ter hand nemend? Bijvoorbeeld omdat het volledige spectrum aan juridische implicaties nog niet duidelijk is dan wel een integrale aanpak te lang zou gaan duren. Of brengt een dergelijke benadering teveel risico’s met zich mee? Bijvoorbeeld omdat de keuzes inzake kwestie X consequenties hebben voor kwestie Y. Om deze meer strategische keuze beargumenteerd te kunnen maken, is het wenselijk dat de wet-gever – meer dan momenteel – werkt vanuit een zeker toetsingskader voor wetgeving waarbij digitalisering een onderwerp van regulering is. Dan wordt in ieder geval duidelijk dat de gekozen piece-meal of integrale aanpak niet berust op toevalligheden dan wel onvoldoende afstemming tussen departementen, maar is ingegeven vanuit een welbewuste strategische keuze van de wetgever.

 

Dit Vooraf verschijnt in NJB 2018/1423, afl. 28. 

 

  1. https://www.ilent.nl/documenten/publicaties/2017/06/29/voorvallen-met-recreatieve-en-met-beroepsmatige-drones-t-m-mei-2017
  2. https://www.internetconsultatie.nl/aanpassing_regeling_modelvliegen/details

 

Afbeelding: B Ystebo

Over de auteur(s)
Author picture
Corien Prins
Hoogleraar Recht en Informatisering