Nederlands Juristenblad 23
12 juni 2014
2014/6
Regulering van onzekere risico’s via public interest litigation?
De roep om de civiele rechter vooraf tegenwicht te laten bieden aan een falende risicoregulering en maatschappelijke belangen te laten afwegen in zaken zoals de Urgendazaak, is in feite een vraag om rechterlijk activisme. Rechterlijk activisme achteraf is niets nieuws onder de aansprakelijkheidsrechtelijke zon. Om individuele slachtoffers tegemoet te komen zijn rechters (heel) ver gegaan om de grenzen van onder meer verjaring en het causale verband aanzienlijk op te rekken. Thans ligt de vraag voor of een rechter vooraf, waar maatschappelijke belangen en soms catastrofale risico’s op het spel staan, zich activistisch moet opstellen. Gezien de opkomst van organisaties, zoals het recent opgericht Public Interest Litigation fonds van het NJCM en het We the People-platform, die nadrukkelijk de civiele rechter willen gaan inschakelen en de Urgendazaak, is het een kwestie van tijd alvorens de rechter zich moet buigen over die vraag. De rechterlijke macht doet er daarom goed aan om op fundamenteel niveau na te denken over de maatschappelijke, juridische en rechtspolitieke gevolgen van activisme en de grenzen van zijn capaciteiten om een activistische rol in te nemen.
Democratie, rechtsstaat en de rechten van toekomstige generaties
Nu de urgentie van het klimaatprobleem toeneemt en milieurampen aan de orde van de dag zijn, werken juristen wereldwijd aan nieuwe oplossingen om de aarde en haar (toekomstige) bewoners te beschermen. In dit artikel wordt een drietal publiekrechtelijke initiatieven besproken die erop gericht zijn de rechten van toekomstige generaties op een gezond en schoon leefmilieu te honoreren in de democratische rechtsstaat. Maar eerst wordt aandacht besteed aan de theoretische onderbouwing van de inclusie van de rechten van toekomstige generaties in de democratische rechtsstaat en de huidige stand van zaken om in rechte op te komen voor de belangen van deze generaties.
Naar een gezamenlijke aanpak van geweld tegen werknemers in de GGZ
Werknemers in de psychiatrie ondervinden op de werkvloer veel agressie en geweld. Zowel binnen als tussen de verschillende betrokken partijen - GGZ, politie en OM - bestaat er verschil van mening over de reactie die op dergelijk geweld zou kunnen of zou moeten volgen. Landelijk beleid ten aanzien van geweld tegen hulpverleners in het algemeen blijkt onvoldoende aanknopingspunten te bieden. Terwijl ernstig geweld in de psychiatrie niet onbeantwoord mag blijven. Het blijkt echter vaak onduidelijk welke partij wanneer aan zet is en actie moet ondernemen. Praktische oplossingen lijken vooral gezocht te moeten worden in lokale samenwerkingsverbanden. Op diverse locaties in Nederland zijn inmiddels convenanten en samenwerkingsverbanden ontwikkeld en wordt er ervaring opgedaan met de werkzaamheid van deze afspraken. Daar waar dergelijke convenanten en afspraken (nog) niet zijn gemaakt lijkt er een taak te liggen voor de GGZ-instellingen om hiertoe het initiatief te nemen.
Reactie
Reactie op Meer (toe)zicht op toetsing euthanasie dringend gewenst
Naschrift
Eerder verschenen
NJB 22 (2014)
5 juni 2014
NJB 21 (2014)
30 mei 2014
NJB 20 (2014)
22 mei 2014
NJB 19 (2014)
15 mei 2014
NJB 18 (2014)
8 mei 2014