Besluit van 08-12-2020, Stb. 2020, 524

Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met een verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep

—Dit besluit strekt tot een verhoging van de proceskostenvergoeding – meer in het bijzonder de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand – die de burger krijgt als hij met succes een overheidsbesluit aanvecht bij de bestuursrechter. Deze wijziging beoogt bestuursorganen te prikkelen om besluiten nog beter voor te bereiden (betere primaire besluiten en betere beslissingen op bezwaar) wat, als het goed is, leidt tot minder procedures bij de bestuursrechter. De directe aanleiding voor de in dit besluit voorgestelde wijziging is een aanbeveling in het rapport Andere tijden van de Commissie evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand (de commissie-Van der Meer). De commissie wijst in haar rapport op de rol van de overheid als veroorzaker van een deel van de vraag naar rechtsbijstand. Volgens de commissie is een veelgehoorde klacht dat er bij bestuursorganen weinig bewustzijn lijkt te bestaan over de kosten van rechtsbijstand. Zij procederen soms onnodig lang door en trekken dan bijvoorbeeld geen lering uit eerdere rechtspraak. Daarnaast is er onder andere het onderzoek Regels en ruimte – Verkenning Maatwerk in dienstverlening en discretionaire ruimte geweest waarin wordt geconcludeerd dat de onderzochte bestuursorganen de fase van bezwaar en beroep veelal gebruiken om recht te doen aan de eis die voortvloeit uit de Awb tot maatwerk in bepaalde gevallen. De onderzoekers bevelen aan om binnen de uitvoeringsorganisaties te bevorderen dat goede individuele besluitvorming van de achterkant (bezwaar en beroep) meer naar de voorkant wordt gebracht.

Deze wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht verhoogt voor een groot aantal bestuursrechtelijke zaken de forfaitaire vergoeding voor de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de fases van beroep en hoger beroep met 40%. De puntwaarde voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de fase van beroep en hoger beroep wordt met 40% verhoogd van € 534 naar € 748, behalve voor zaken die gaan over besluiten op grond van hoofdstuk III of IV van de Wet waardering onroerende zaken (waardebepaling of waardevaststelling onroerende zaken) of hoofdstuk III de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (bpm-beschikkingen). De puntwaarden voor bezwaar en administratief beroep (€ 265 en € 534, afhankelijk van het soort geschil) wijzigen niet.

Inwerkingtreding met ingang van 01-07-2021.