Recht op een goede reputatie

Enige maanden geleden nam ik deel aan een Europese conferentie over de vrijheid van meningsuiting. Een Portugese collega vertelde dat een nieuwsbericht over een politicus die in zijn jeugd drugs had gebruikt, had geleid tot veroordeling van de betreffende journalist wegens smaad.

De veroordeling bleef in stand omdat de Portugese Grondwet het recht op een goede naam en reputatie beschermt en dit grondrecht zwaarder woog dan het (journalistieke) recht op vrije meningsuiting. Dat gaat ver en naar mijn smaak veel te ver. Maar ik besefte dat wij in Nederland misschien wel te gemakkelijk het belang van een goede reputatie relativeren, toen ik vernam dat onder meer Polen, Estland en Griekenland daar dezelfde hoge waarde aan toekennen.

Wij kennen natuurlijk civiele vergoedingen wegens reputatieschade en het strafrechtelijk verbod op belediging, smaad en laster. Maar het lijkt wel of we het boeiender vinden om te achterhalen in welke context het gebruik van het woord “mierenneuker” al dan niet beledigend is, dan om de vraag te stellen waar het nu eigenlijk om gaat. Laat ik vooropstellen dat het vrijuit kunnen spreken en schrijven niet moet worden beperkt door een chilling effect van honorering van al te grote kleinzerigheid op dit vlak. Daarom heb ik grote waardering voor de gedachte van de voormalige EHRM-president Braza dat het EHRM niet alleen een zekere overdrijving moet toelaten, maar ook een recht op verontwaardiging. Net als hij meen ik dat het niet ondenkbaar moet zijn dat een burger in “a lively exchange” een (politie-)ambtenaar erop wijst dat hij handelt als een karpatenkop of een domoor.

Louter gekwetste eigenwaarde verdient geen bescherming, ook niet in naam van enig recht op menselijke waardigheid, het recht op een persoonlijk leven, of het respect dat men aan bepaalde functies verschuldigd is. Wat dat functionele respect betreft – waar de een meer aan hecht dan de ander – herinner ik aan het daarmee schurende belang van openbaar debat over publieke ambtsdragers met inbegrip van de mogelijkheid direct (levendig) commentaar te leveren.

Maar wat is dan dat extra, waardoor ik toch sympathie heb voor bescherming van het recht op een goede reputatie? Een reputatie is “een gedeelde of collectieve perceptie van een persoon”.1 Die reputatie maakt deel uit van iemands identiteit en is van praktisch belang. Johan Cruijff heeft zo’n ijzersterke reputatie dat sprake is van ‘verzilverbare populariteit’.2 Daarentegen wordt iemands handelen bij gebrek aan achting of respect van anderen minder waard. Hij verliest het vertrouwen in het door hem  gegeven woord en zijn mening doet er minder toe. Wie wil zaken doen met iemand die als oplichter te boek staat; wie wil zijn kinderen toevertrouwen aan een beweerde pederast? Net als armoede of gebrek aan scholing vermindert een slechte reputatie iemands mogelijkheden, iemands daadwerkelijke vrijheid van handelen, iemands capabilities zegt Amartya Sen. 

Het zijn de anderen die iemands reputatie maken of breken. Juist omdat reputatie deel uitmaakt van iemands identiteit, streven mensen ernaar zelf te bepalen welk beeld de buitenwereld van hen heeft. Dat streven vindt weerklank in pleidooien voor het recht op vergetelheid – het idee dat jezelf greep moet hebben op wat er op het Internet over je digitale verleden is te vinden en wat een journalist over je verre verleden naar boven mag halen. Hetzelfde streven is aan de orde als het gaat om het toeschrijven van groepsidentiteiten. Misschien bent u er trots op dat u uw identiteit deelt met andere Marokkanen, Indien u een Noord-Afrikaans uiterlijk hebt, is de kans groot dat u wordt geplaatst als Marokkaan, ook als u zichzelf primair als advocaat of Amsterdammer beschouwt. In Identity and Violence beschrijft diezelfde Amartya Sen het mechanisme dat op dergelijke enkelvoudige identiteitstoeschrijving volgt. Misschien bent u er trots op dat u uw identiteit deelt met andere Marokkanen. Maar het wordt vervelend als anderen de reputatie van enkele minder geslaagde groepsgenoten op u laten afstralen alsof dat mindere succes het voornaamste kenmerk van alle leden van de groep is. En het is helemaal mis als instituties en officiële gezagdragers diezelfde fout maken. Daardoor verwerpen zij immers de insluiting van de individuele leden van de subgroep ‘Marokkanen’ in de omvattender groep ‘Nederlanders’ , terwijl die institutie of gezagsdrager juist geacht wordt het algemene belang te behartigen.

Zowel het punt van de vergetelheid als dat van de groepsidentiteit illustreert hoe moeilijk het is om je reputatie in eigen hand te houden. Het is vanwege datzelfde mechanisme ondenkbaar dat tegen elke onterechte aantasting van iemands reputatie wordt opgetreden. Maar als het gaat om uitlatingen waardoor reputaties zodanig worden geschaad dat de daadwerkelijke vrijheid van handelen van de betrokkenen erdoor wordt verminderd, zou dat anders moeten liggen. Te denken is aan beledigingen die ertoe leiden dat het de agent onmogelijk wordt gemaakt om zijn werk met gezag te doen, de ondernemer en de leraar niet meer worden vertrouwd, en de Amsterdamse advocaat niet meer ongemoeid over straat kan lopen. Dan gaat het niet meer louter om gekwetste eigenwaarde (in welk geval het slachtoffer zich maar op eigen kosten tot de burgerlijke rechter moet wenden), maar om reputatieschade met een maatschappelijk effect. Precies daarin is m.i. het verschil gelegen om in deze tijd, waarin grofkorrelige uitingen zo veel voorkomen, te bepalen of al dan niet strafrechtelijk moet worden opgetreden.

Het Portugese recht op een goede naam en reputatie herinnert aan het belang van strafbaarstelling en vervolging van smadelijke en lasterlijke uitingen. Maar met een beetje doordenken vraag ik me wel af of eenvoudige belediging – ook die van politieagenten – niet te snel  tot vervolging leidt.


Dit Vooraf is verschenen in NJB 2014/802, afl. 16, p. 1095.

Bron afbeelding: Richard Long - Muddy Waterfalls


1. D. Solove, The Future of Reputation, Yale 2007
2. HR 14 juni 2013, HR:2013:CA2788 (Cruijff/Tirion)

Over de auteur(s)
Author picture
Ybo Buruma
Raadsheer in de Hoge Raad