De meervoudige kamer van team Familie- en Jeugdrecht van de rechtbank Limburg heeft het verzoek van de officier van justitie toegewezen om in de geboorteakte van belanghebbende de vermelding van het geslacht ‘vrouwelijk’ te verbeteren in ‘geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’.

Belanghebbende is in 1961 geboren. Bij de geboorte kon het geslacht van belanghebbende niet worden vastgesteld. De ouders hebben toen in de geboorteakte laten opnemen dat het kind van het mannelijk geslacht was, “omdat dat gemakkelijker was voor het kind”. Na in 2001 met een geslaagd beroep op artikel 1 : 28 BW het geslacht te hebben laten wijzigen in ‘vrouwelijk’ bleek ook dit geslacht niet te passen omdat belanghebbende zichzelf als genderneutraal beleeft. Zij wenst dat erkend wordt dat er een ‘derde gender’ is, namelijk mensen die zich noch man, noch vrouw voelen.
In 2007 achtte de Hoge Raad de tijd nog niet rijp voor toewijzing van een dergelijk verzoek. De rechtbank vindt dat, gelet op de maatschappelijke en juridische ontwikkelingen, de tijd nu wel rijp is voor erkenning van een derde gender. Volgens de rechtbank is sprake van een inbreuk op het privéleven, het zelfbeschikkingsrecht en de persoonlijke autonomie van belanghebbende nu belanghebbende zich niet als genderneutraal kan laten registreren. Om registratie als derde gender (als “X”) mogelijk te maken is een wetswijziging noodzakelijk. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek om in de geboorteakte van belanghebbende op te nemen “het geslacht van het kind is niet kunnen worden vastgesteld” zoals de tekst van artikel 1:19d BW luidt, wel kan worden toegewezen. De wetgever is nu aan zet.
Bron: rechtspraak.nl
ECLI:NL:RBLIM:2018:4931

Laatste nieuws