Nederlands Juristenblad 7
17 februari 2016
2016/2
Strafbaarstelling van groepsbelediging en haatzaaien afschaffen?
Kanttekeningen bij het wetsvoorstel-Van Klaveren ter verruiming van de vrijheid van meningsuiting
Binnenkort debatteert de Tweede Kamer over het initiatiefwetsvoorstel-Van Klaveren ter verruiming van de vrijheid van meningsuiting. Dit artikel beoogt een aanzet te geven voor de discussie en neemt de motivering van het wetsvoorstel kritisch onder de loep. Conclusie is dat het schrappen van de groepsbelediging en het aanzetten tot haat en discriminatie uit het Wetboek van strafrecht in strijd is met internationaal en Europees recht. Maar de gedachte achter het wetsvoorstel om de grenzen van de uitingsvrijheid te verduidelijken is gerechtvaardigd, want de strafbaarstellingen van haatuitingen in de artikelen 137c-e Sr geven aanleiding tot significante interpretatieverschillen. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid is het daarom wenselijk dat de artikelen 137c-e Sr worden aangescherpt. Een mogelijkheid vormt een nadere precisering van artikel 137d.
Hoe grof kun je zijn?
Recht, psychologie en emoties
Beledigende, bedreigende of zelfs haat zaaiende grofheden bereiken tegenwoordig snel een groot publiek nu deze via internet en sociale media wel heel gemakkelijk (anoniem) kunnen worden gespuid. Het lijdt geen twijfel dat in een democratische rechtsstaat een emotioneel geladen debat in alle vrijheid gevoerd moet kunnen worden. Aan de andere kant bedreigt het Wetboek van Strafrecht degene die zich beledigend, bedreigend of discriminerend uitlaat met straf. Hoe verhouden die twee uitgangspunten zich tot elkaar? De vraag of strafrechtelijk moet worden opgetreden is moeilijk en delicaat. Moeilijk omdat weliswaar door de bank genomen van strafbaarheid in een bepaalde context vrij snel sprake is, maar dat niet betekent dat elke onrustbarende uitspraak strafbaar is. Delicaat omdat vervolging van grove taal gekleurd wordt door de emotionele aanscherping van tegengestelde maatschappelijke opvattingen. In deze bijdrage gaat het niet om de strikt juridische vraag wanneer uitlatingen strafbaar zijn, maar om de maatschappelijke vraag hoe in geval van emotionele uitingen gedacht moet worden over de rol van het strafrecht. Dat is een vraagstuk dat niet eenvoudigweg door de wet wordt opgelost.
Discutabele noodmaatregelen bij een verhit debat
Anders dan de tekst van de artikelen 175 en 176 Gemeentewet doet vermoeden, kan de burgemeester soms grondrechten beperken wanneer hij zijn noodbevoegdheden aanwendt. Deze beperkingen zijn echter slechts mogelijk als aan strikte voorwaarden is voldaan. Met het journalisten bij noodbevel de mogelijkheid ontnemen hun werk te doen in de nabijheid van een informatieavond waar een vluchtelingendebat zal worden gehouden, hebben burgemeesters juridische grenzen overschreden. Dat geldt eveneens voor het preventieve fouilleren op basis van een noodverordening in een gemeente waar de vluchtelingenproblematiek op de agenda staat.
Eerder verschenen
NJB 6 (2016)
10 februari 2016
NJB 5 (2016)
3 februari 2016
NJB 4 (2016)
27 januari 2016
NJB 3 (2016)
20 januari 2016
NJB 2 (2016)
13 januari 2016