Nederlands Juristenblad 33
29 september 2015
2015/9
Urgenda en de trias
Enkele staatsrechtelijke kanttekeningen bij het geruchtmakende klimaatvonnis van de Haagse rechter
Op 26 juni beval de Haagse rechter de Staat der Nederlanden om zijn inspanningen ter reductie van de Nederlandse CO2-uitstoot flink op te voeren. Per 2020 moet die uitstoot niet met de binnen de EU overeengekomen 20%, maar met de volgens internationale klimaatwetenschappers hoogst wenselijke 25% zijn teruggeschroefd. De redenering van de rechter bevat twee aspecten die uit constitutioneel oogpunt erg belangrijk zijn en daarom het individuele belang van deze zaak ontstijgen: de toepassing van de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm in algemeenbelangacties en de afweging die in casu op die basis wordt verricht. Deze aspecten worden in dit artikel onder de loep genomen.
Het Haagse klimaatvonnis
Rechterlijke onbevoegdheid en de negatie van het causaliteitsvereiste
De Haagse rechtbank had zich onbevoegd moeten verklaren om de vordering van Urgenda tot het opleggen van een bevel aan de Staat tot het wijzigen van het klimaatbeleid te behandelen, omdat het hier een politieke kwestie betreft die aan de andere machten is voorbehouden. Klimaatbeleid vereist complexe wetenschappelijke analyses, politieke afwegingen, verdelingsbeslissingen en dus waardeoordelen waartoe de rechter niet bevoegd en in staat is en waarvoor het positieve recht hem een onvoldoende leidraad biedt. Daarnaast is bij de analyse van de eisen die de rechtbank heeft gesteld aan het oorzakelijk verband tussen enerzijds het Nederlands klimaatbeleid en de emissies vanuit Nederland en, anderzijds, enige bestaande of te verwachten milieuschade in Nederland (of elders), het positieve recht uit het zicht verdwenen.
Urgenda, de zorgplicht en toekomstige generaties
Door regulering middels zorgplichten kan de complexe discussie of toekomstige generaties überhaupt rechten kunnen hebben en zo ja, hoe die dan vormgegeven zouden moeten worden, ontlopen worden. Het onderscheid tussen huidige en toekomstige generaties is zelfs onnodig complicerend als de belangen van beide gedekt worden door de zorgplicht. Consequentie is wel dat de grens tussen recht en politiek erg vaag wordt.
‘Wat er niet in de Ontslagregeling staat en de gevolgen daarvan’, een reactie
Van Slooten wijst er in zijn bijdrage in afl. 24 van het NJB op dat de omvang van de Ontslagregeling die op 11 mei 2015 in de Staatscourant is verschenen beperkter is dan de beleidsregels die waren neergelegd in het Besluit beleidsregels ontslagtaak UWV 20104 en die het UWV hanteerde op basis van het oude recht. Ik vrees dat hier onbedoeld twee zaken door elkaar zijn gehaald.
Naschrift
Van Drongelen reageert op mijn stelling dat de omvang van de Ontslagregeling beperkter is dan die van de voorheen geldende regels. Hij stelt dat hier twee zaken onbedoeld door elkaar zijn gehaald. Dat is niet juist.
Eerder verschenen
NJB 32 (2015)
22 september 2015
NJB 31 (2015)
15 september 2015
NJB 30 (2015)
8 september 2015
NJB 29 (2015)
1 september 2015
NJB 28 (2015)
11 augustus 2015