Mag ik u een casus voorleggen? Een kleine (Nederlandse) afnemer koopt al ruim vijftig jaar vrijwel dagelijks producten van een grote (Nederlandse) verkoper. De koper voorziet door middel van de bestellingen bij deze verkoper in 75 tot 100% van zijn behoefte aan de desbetreffende producten. De koper betaalt altijd voorbeeldig, steeds bij levering (en dus nooit achteraf). Hij krijgt korting op bepaalde producten en kan iedere week een keuze maken om extra producten tegen korting te verkrijgen. En hij verstrekt de verkoper een niet onaanzienlijk krediet door aan deze geld te lenen tegen een rente van ongeveer 4%. De verkoper heeft niet het recht bedongen om de overeenkomst op te zeggen. Hoe groot zou de kans zijn dat de Nederlandse rechter het bestaan van een duurovereenkomst aanneemt en dat de verkoper die duurovereenkomst slechts mag opzeggen onder bepaalde voorwaarden, bijvoorbeeld met inachtneming van een redelijke opzegtermijn of onder het doen van een aanbod tot het betalen van een redelijke (schade)vergoeding?
Het zou mijn voorspelling zijn dat een (zeer) aanzienlijk deel van de Nederlandse civilisten tot het oordeel zou komen dat er een grote kans bestaat dat door de rechter een duurovereenkomst zal worden aangenomen en dat, inderdaad, die duurovereenkomst slechts onder bepaalde, op grond van de eisen van de redelijkheid en billijkheid aan te nemen voorwaarden, zal mogen worden opgezegd.
Zou dit oordeel wijzigen wanneer ik u onthul dat ik de afnemer ben in de bovenstaande casus en Albert Heijn de verkoper?1 Denkt u daar eens rustig over na. Wat zegt uw instinct? Mijn eigen juridische intuïtie brengt mee dat ik denk dat een standpuntwijziging (zeer) waarschijnlijk is en dat bijvoorbeeld de kans bepaald als gering moet worden beoordeeld dat ik Albert Heijn met succes zou kunnen aanspreken langs bovenstaande lijnen indien Albert Heijn zou besluiten om de filialen in mijn woonplaats te sluiten en aldus onze duurovereenkomst op dit punt eenzijdig te beëindigen. Maar wat drijft dan die standpuntwijziging? Zou het liggen aan mijn hoedanigheid (consument)? Dat lijkt me niet, want de kans op succes wordt volgens mij niet groter wanneer ik mijn inkopen zou hebben gedaan als zzp-er of vanuit mijn B.V., als ik die nog zou hebben.2 En als dat wel het geval zou zijn, dan zou dat resultaat behoorlijk ongerijmd zijn, omdat dan een niet-professionele partij minder bescherming door het recht zou kunnen inroepen dan een wel professioneel handelende partij. Zou het er dan misschien mee te maken kunnen hebben dat er sprake is van een one to many-relatie tussen Albert Heijn en haar afnemers? Ook dat lijkt mij geen juist criterium, al was het maar omdat Albert Heijn wat betreft haar toeleveranciers ook met heel veel rechtsverhoudingen te maken zal hebben, terwijl het opzeggingsrecht van de Hoge Raad3 daarop evident wel in voorkomende gevallen van toepassing is.4
Bovendien zou een zodanig onderscheidend criterium bij mijn weten niet steunen op enige relevante jurisprudentie of wettelijke bepaling. Zouden we dan misschien, wat betreft ons civielrechtelijke denkraam, een stilzwijgende algehele carve-out hebben van ons opzeggingsrecht op relaties met eindgebruikers? Ook dat komt mij onwaarschijnlijk voor en ik zou daar evenmin enige juridische onderbouwing voor kunnen verzinnen.
Al met al hebben we hier dus te maken met een beetje een gek, maar wel geestig en huiselijk juridisch vraagstukje. Hoe langer ik daarop kauw, des te meer ik geneigd ben tot de volgende gedachte. Wij hebben onze maatschappij zo ingericht dat leveranciers die met eindgebruikers handelen er belang bij hebben om dat zo lang mogelijk en met zoveel mogelijk wederpartijen te doen. Dat is immers hun verdienmodel. In de loop der tijd zijn we ons wel gaan realiseren dat consumenten moeten worden beschermd tegen contractuele constructies waardoor zij te vaak en te lang gebonden zouden zijn. Zij moeten immers de vrijheid hebben om zich tot anderen te kunnen wenden; anders werkt ons concurrentiesysteem niet meer (voldoende). Maar, ervan uitgaande dat die concurrentie aldus werkt, hoeft ons recht geen rechtsbescherming te bieden tegen leveranciers die zich terugtrekken. Het gat wordt toch wel gevuld, is dan de gedachte.
Dat dit niet in alle gevallen waar is, zie bijvoorbeeld de dorpen waaruit alle voorzieningen zijn verdwenen,5 heeft ons (nog) niet tot een ander rechtsgevoel gebracht. We denken kennelijk collectief, maar onuitgesproken, dat het raar zou zijn om de ene partij (de consument) alle vrijheid te geven om (wederkerige) contractuele verhoudingen te verlaten, terwijl de andere partij (de leverancier) die vrijheid niet zou genieten. Wat gij niet wilt dat u geschiedt, verwacht dat ook van de ander niet, om maar een variant op een bekend spreekwoord te gebruiken. Het heeft de charme van de common sense. Heeft het ook de toekomst? Dat zullen we zien.
Dit Vooraf is gepubliceerd in NJB 2025/2684, afl. 38.
Afbeelding: ©istock
Voetnoten
1 Ik abstraheer bewust van het feit dat er aan de zijde van Albert Heijn natuurlijk meer relevante juridische entiteiten betrokken zouden zijn bij de relatie met consumenten zoals ik. Zie voor de verschillende relaties en de algemene voorwaarden die Albert Heijn hanteert: ah.nl/algemene-voorwaarden. Zoals gezegd, lijken die algemene voorwaarden wel allerlei (wettelijk vereiste) opzeggingsrechten voor consumenten te kennen, maar niet een voor Albert Heijn zelf.
2 Nog even los van de kwestie of die andere hoedanigheid voor Albert Heijn kenbaar zou zijn.
3 Zie daarover onder meer, met verwijzingen, mijn Vooraf van 17 juni 2025: Opzegging van duurovereenkomsten; de laatste stand van zaken, NJB 2025/1104, afl. 21, p. 1685.
4 Zoals dat ook van toepassing is op een grote leverancier die op basis van (een rechtskeuze voor) Nederlands recht door heel Europa met talloze distributierelaties of soortgelijke rechtsverhoudingen te maken heeft.
5 Of de banken die veel van hun filialen hebben gesloten.
