De onzichtbare cassatieschriftuur

Waarom wordt het stuk waarmee het debat voor de Hoge Raad wordt ingeleid en waarin de rechtsvragen worden opgeworpen waarover de AG en de Strafkamer zich vervolgens uitlaten, niet meegenomen in de publicatie van het arrest? Een arrest kan werkelijk beter worden begrepen wanneer zichtbaar is hoe de klacht(en) luidde(n) waarop wordt beslist.

De cassatieschriftuur

"De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit." Deze klare taal van de Strafkamer van de Hoge Raad staat standaard in de eerste paragraaf van al haar arresten.1

Veel van die arresten worden gepubliceerd. Vanouds vooral in de NJ en vandaag de dag natuurlijk met name op de welbekende website rechtspraak.nl alsook in specifiek op rechtspraak gerichte tijdschriften. Daar doet zich echter iets merkwaardigs voor. De schriftuur – onderdeel dus van het arrest – wordt bij publicatie in deze bronnen tegenwoordig steevast weer van het arrest los gemaakt en aldus buiten beeld gehouden.

Dat is een gemis. Want al mag dan de kwaliteit van de gemiddelde cassatieschriftuur in strafzaken nog altijd voor verbetering vatbaar zijn, dat neemt niet weg dat elk arrest van de Hoge Raad per saldo de reactie inhoudt op datgene wat in die cassatieschriftuur is gesteld. Datzelfde geldt voor de conclusie van de AG. Zonder schriftuur kan er in de cassatieprocedure geen debat plaatsvinden en in beginsel bepaalt die schriftuur ook waar dat debat over gaat. Vanuit dat perspectief bezien is niet begrijpelijk waarom het stuk waarmee het debat wordt ingeleid en waarin de rechtsvragen worden opgeworpen waarover de AG en de Strafkamer zich vervolgens hebben uitgelaten, niet wordt meegenomen in de publicatie van het arrest. Een arrest kan werkelijk beter worden begrepen wanneer zichtbaar is hoe de klacht(en) luidde(n) waarop wordt beslist.

Cassatiemiddel voorzien van inhoud

Natuurlijk laten cassatieklachten zich vaak best aardig destilleren uit de beknopte weergave ervan in de conclusie en in het arrest zelf, maar bij die weergave gaat toch per definitie de nodige context en toelichting verloren. De inhoud van de schriftuur komt slechts indirect naar voren. De lezer wordt aldus maar zeer ten dele in staat gesteld te volgen hoe de klacht is opgebouwd, hoe deze is uitgewerkt, welke argumentatie daarbij in de strijd is geworpen, et cetera. Dat is jammer, al was het maar omdat zodoende ook educatieve kansen worden gemist. De advocaat die weet welke argumenten het niet hebben gehaald of welke wijze van presentatie onder de maat werd bevonden, zou daar zijn voordeel mee kunnen doen, door niet dezelfde klachten op dezelfde manier opnieuw te presenteren. Dat kan onnodig werk besparen en zelfs bijdragen aan kwaliteitsbevordering in de cassatiefase.

Maar ook los van dit laatste blijft verbazingwekkend dat de procespartij die de cassatieprocedure start en via de schriftuur bepaalt waar de rechtsstrijd over gaat, in de publicatie van de uitslag van dat debat goeddeels wordt genegeerd. Alsof datgene wat door hem is gesteld, van nul en generlei waarde is zodra AG en Hoge Raad gesproken hebben. Dat is natuurlijk niet terecht. Er is alle reden de schriftuur gewoon deel te laten uitmaken van de publicatie van arresten en niet langer slechts de geamputeerde versie openbaar te maken.

Het zou dus goed zijn wanneer de NJ-redactie voortaan in haar standaard-opmaak van uitspraken in strafzaken het kopje "Cassatiemiddel" weer (zoals vroeger) van inhoud zou voorzien, in plaats van de inmiddels gebruikelijke kale verwijzing naar de rechtsoverwegingen van de Hoge Raad. Ook andere tijdschriften die zich mede richten op het publiceren van arresten van de Strafkamer, zouden er goed aan doen de schriftuur geheel of gedeeltelijk af te drukken. Het kost wat ruimte, maar het geeft de lezer ook meer waar voor zijn geld. Voor de beheerders van de website rechtspraak.nl zal beschikbare ruimte overigens geen probleem zijn. Dat maakt een beleidswijziging daar dan nog wat eenvoudiger, ook al omdat het verwerken van cassatieschrifturen tot digitale tekst technisch steeds gemakkelijker te verwezenlijken zal zijn.

Per saldo gaat het hier slechts om een bescheiden aanpassing van het publicatiebeleid van onze onvolprezen rechtspraak-aanbieders, die toch alleszins de moeite waard is. Een juridisch medium dat zicht biedt op een compleet arrest is immers duidelijk te prefereren boven een juridisch medium dat stelselmatig een relevant onderdeel van het arrest buiten beeld houdt.

Prof. mr. D. Doorenbos is hoogleraar aan de Radboud universiteit en advocaat bij Stibbe, Amsterdam. Dit artikel verschijnt in NJB 2014/416, afl. 8, p. 527 e.v..

Mr. J. Storm, griffier van de Hoge Raad der Nederlanden, heeft een reactie gegeven op bovenstaand artikel.

 

Afbeelding: © Shutterstock

 

1. Het hier en hierna gestelde geldt evenzeer voor de door de Strafkamer gegeven beschikkingen.

Over de auteur(s)
Daan Doorenbos
Hoogleraar ondernemingsrecht en advocaat