De rechtbank in Arnhem heeft op 18 april 2023 geoordeeld dat het UWV een werkgever niet langer een werkvergunning voor een asielzoeker mag weigeren, wanneer een asielzoeker daardoor meer dan 24 weken per jaar zal werken. De 24-weken-eis beperkt onnodig de effectieve toegang tot de arbeidsmarkt en is daarmee in strijd is met de Opvangrichtlijn.

Een asielzoeker met een werkvergunning werkte 24 weken voor de werkgever. Zowel de asielzoeker als zijn werkgever wilden met elkaar verder na het verstrijken van het dienstverband. Het UWV wees de aanvraag voor een nieuwe werkvergunning af, omdat de werknemer dan meer dan de maximaal toegestane 24 weken in een periode van 52 weken zal werken. Na 28 weken wachten ging de werknemer opnieuw aan de slag voor de werkgever met een verleende werkvergunning door het UWV. Ook een nieuwe werkvergunning wees het UWV na deze 24 weken af.

Oordeel rechtbank

Asielzoekers krijgen volgens de Opvangrichtlijn uiterlijk 9 maanden nadat zij een asielverzoek doen toegang tot de arbeidsmarkt. De lidstaten mogen in nationale wet- en regelgeving bepalen onder welke voorwaarden zij toegang tot de arbeidsmarkt krijgen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat asielzoekers daadwerkelijk toegang tot de arbeidsmarkt hebben. De rechtbank legt ‘daadwerkelijk toegang’ uit als ‘effectieve toegang’. Dat betekent dat de voorwaarden die de lidstaten stellen er niet toe mogen leiden dat deze effectieve toegang onnodig wordt beperkt. Volgens het UWV zou een (verdere) uitbreiding van de mogelijkheden tot werken een signaal kunnen geven dat permanent verblijf in Nederland mogelijk is. Ook zou volgens het UWV de terugkeer van asielzoekers worden bemoeilijkt op het moment dat zij tijdens hun asielprocedure een (langdurige) arbeidsrelatie opbouwen. Dat zou volgens hen in strijd zijn met het doel van de wetgever om een restrictief toelatingsbeleid te voeren. Daarbij voerde het UWV aan dat door 24 weken als maximum aan te houden er geen recht op een WW-uitkering kan ontstaan. Volgens de rechtbank heeft een asielzoeker bij werkloosheid recht op een WW-uitkering als hij ten minste 26 kalenderweken in een periode van 36 weken onmiddellijk voorafgaand aan de werkloosheid werkte. Dat recht eindigt zodra de asielzoeker niet langer rechtmatig verblijft in Nederland. Daardoor is volgens de rechtbank geen sprake van een signaal dat permanent verblijf in Nederland mogelijk is. Als een asielzoeker tijdens zijn asielprocedure werkt bevordert dit de integratie in Nederland als de asielaanvraag wordt toegekend. Wanneer een aanvraag wordt afgewezen, verblijft de werknemer niet langer rechtmatig in Nederland. Daarmee wordt niet aan de voorwaarden voor de werkvergunning voldaan. Van belemmering van de terugkeer van asielzoekers is volgens de rechtbank daarom geen sprake. De rechtbank oordeelt dat de 24-weken-eis de effectieve toegang tot de arbeidsmarkt onnodig beperkt en daarmee in strijd is met de Opvangrichtlijn. Daarom bepaalt de rechtbank dat deze 24-weken-eis onverbindend is. Het UWV had de aanvragen van werkgever voor een werkvergunning voor de werknemer daarom niet op deze grond mogen afwijzen.

ECLI:NL:RBDHA:2023:5458

Bron: www.rechtspraak.nl

Laatste nieuws