De stichtingen rondom de AlFitrah moskee moeten meewerken aan het onderzoek van de Parlementaire Ondervragingscommissie Ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen. Dat heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 maart in hoger beroep beslist.
Het Hof Den Haag heeft uitspraak gedaan in een zaak tussen de ‘Parlementaire Ondervragingscommissie Ongewenste Beïnvloeding uit onvrije landen’ van de Tweede Kamer en een aantal stichtingen rond de AlFitrah moskee in Utrecht. De ondervragingscommissie is door de Tweede Kamer ingesteld om onderzoek te doen naar de beïnvloeding van maatschappelijke en religieuze organisaties vanuit onvrije landen. Daarom heeft de parlementaire commissie schriftelijke inlichtingen en afschriften van documenten gevorderd van de stichtingen. Zij heeft om overzichten van onder andere bankrekeningen, donaties en mensen die kwamen preken of lesgeven in de afgelopen tien jaar gevraagd. De stichtingen hebben deze informatie niet gegeven. Toen heeft de parlementaire commissie aan de rechtbank verzocht een bevel af te geven. De rechtbank heeft de stichtingen in januari van dit jaar bevolen alle gevraagde inlichtingen en documenten te verstrekken, op straffe van dwangsommen. De stichtingen zijn hiertegen bij het hof in hoger beroep gekomen. Zij vinden dat de rechtbank geen bevel had moeten geven.
Het hof heeft de stichtingen grotendeels ongelijk gegeven. Het gerechtshof heeft bevolen dat de stichtingen moeten meewerken aan het onderzoek van de parlementaire commissie.
Het hof is het wel met de stichtingen eens dat de parlementaire commissie de onderzoeksopdracht te ruim heeft uitgelegd. De Tweede Kamer heeft de commissie opgedragen om beïnvloeding vanuit onvrije landen te onderzoeken. Daarbij gaat het om onvrije en deels onvrije landen. De stichtingen hoeven dus geen informatie te verstrekken over personen of gelden en dergelijke die (direct en indirect) alleen afkomstig zijn uit vrije landen, zoals Nederland. Dat in aanmerking nemend, vindt het hof de informatievordering van de commissie voor het overige niet te ruim.
De stichtingen hebben ook nog aangevoerd dat zij niet aan de vorderingen kunnen voldoen, omdat zij veel documenten niet meer hebben nadat hun administratie in 2016 in beslag is genomen. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat dit geen reden is om helemaal niet aan het onderzoek mee te werken. Wanneer de stichtingen bepaalde documenten niet meer hebben, kunnen zij dat concreet aan de commissie laten weten en zoveel mogelijk informatie geven zonder documenten.
Het hof oordeelt verder dat parlementair onderzoek om inzicht te krijgen niet discriminerend of in strijd met de godsdienstvrijheid is. Dit geldt ook voor de wijze waarop de commissie dat onderzoek doet.
Bron: www.rechtspraak.nl