Nederlands Juristenblad 26
28 juni 2013
2013/6
Slavernij en slavenhandel: afgeschaft, verboden, maar niet voorbij
Honderdvijftig jaar geleden werd de slavernij officieel afgeschaft in ons Koninkrijk. Maar de afschaffing van de slavenhandel en slavernij in de negentiende eeuw ten spijt duikt het fenomeen in vele landen, maar ook bij ons, nog steeds en in vele varianten de kop op. De Internationale Arbeidsorganisatie schat het aantal slachtoffers wereldwijd op zo’n 21 miljoen mensen. Dit artikel beoogt inzicht te geven in de uitdagingen waarvoor de overheid zich geplaatst ziet in de bestrijding van de mensenhandel als moderne vorm van slavernij. De internationale rechtsontwikkeling en de hardnekkigheid van het fenomeen worden bezien vanuit de historische achtergrond van de betrokkenheid van Nederland bij de voormalige slavenhandel, de aanloop naar de afschaffing van de slavernij en de nasleep daarvan.
Arbiters en aansprakelijkheid
Drie aandachtspunten bij herziening arbitragerecht
De wettelijke regeling van arbitrage kent geen bepalingen voor eventuele aansprakelijkheid bij tekortschieten van het arbitrale tribunaal. Kan de arbiter of het arbitrage-instituut aansprakelijk worden gehouden volgens ‘gewone’ maatstaven, of bestaat er in ons recht zoiets als arbitrale immuniteit of een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel? Over deze vragen is weinig bekend. Toch is het onderwerp juist nu actueel vanwege het aankomende wetsvoorstel tot herziening van het arbitragerecht. Dit artikel onderzoekt daarom in rechtsvergelijkend perspectief de reikwijdte van de aansprakelijkheid van arbiters en arbitrage-instituten. Besloten wordt met drie suggesties voor de wetgever.
De Hoge Raad en minderheidsopvattingen (dissenting/concurring opinions)
In dit artikel wordt de Hoge Raad opgeroepen een commissie in te stellen die onderzoek verricht naar en advies uitbrengt over de invoering van een stelsel van minderheidsopvattingen bij de Hoge Raad. De meest overtuigende argumenten voor de invoering van een stelsel van minderheidsopvattingen bij de Hoge Raad komen voort uit de taak van de rechter en het belang van publieke verantwoording. Daarnaast zullen minderheidsopvattingen waarschijnlijk een aanscherpend effect hebben op de motivering van de uitspraken van de Hoge Raad. Van zwaarwegende nadelen is geen sprake. Wel zijn er nog verschillende vragen die moeten worden beantwoord. Gelet op het vernieuwingsproces dat de Hoge Raad doormaakt, is het juist nu tijd dat er ook op dit punt daadwerkelijk stappen worden gezet.
Is de tijd rijp voor terugkeer van de sanctie niet-ontvankelijkverklaring op overschrijding redelijke termijn?
Op 17 juni 2008 oordeelde de Hoge Raad dat overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken niet langer niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie tot gevolg kan hebben, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Daarbij kende de Hoge Raad veel gewicht toe aan de bescherming die de verjaringsregels, die in 2006 ten voordele van de verdachte tot kortere termijnen leidden, de verdachte bieden. Op 1 april 2013 zijn de verjaringsregels echter aangescherpt en de vraag is dan ook of de waarde die de Hoge Raad in 2008 toekende aan het beschermingsniveau van deze verjaringsregels nog actueel is.
Reactie
Eerder verschenen
NJB 25 (2013)
21 juni 2013
NJB 24 (2013)
14 juni 2013
NJB 23 (2013)
7 juni 2013
NJB 22 (2013)
31 mei 2013
NJB 21 (2013)
24 mei 2013