We staan erbij en kijken ernaar

#MeToo hakt er in. We zien macht die het zich kan permitteren om in andervrouws kruis te graaien. We voelen enige bevrijding van een misstand, en zien wat een taboe dit was. We realiseren ons ook weer hoe groot de impact van zedendelicten is. Ja, want dat zijn het. Niet alleen tbs-ers plegen aanranding en verkrachting. We krijgen weer mee hoe vrouwen en mannen er jaren later nog stuk van zijn. Ook als ze inmiddels grote successen hebben gevierd.   

We ondervinden hoe mooi het begrip informed consent eigenlijk is. Duidelijk. In veel gevallen die naar buiten komen, is er geen schijntje toestemming. Plotseling grijpende handen.

Tussen twee mensen in een hotelkamer is informed consent niet altijd zo makkelijk toe te passen. Wie weet daar echt wat ie wil en is daar altijd duidelijk in? Wie vergist zich nooit in de wil van een ander als die schimmig blijft? In de nevel van ambities, driften of een shotje?

Het hakt erin, omdat #metoo-ers de deuren van deze kamers publiekelijk open doen. Twee mensen waren daar een uur samen. Tientallen jaren later kijken we met zijn allen naar binnen. Met allerlei motieven. Van betrokkenheid, tot nieuwsgierigheid en de noodzaak om iedere dag sappig nieuws te verkopen.

Het openen der deuren maakt ook weer slachtoffers. Vrouwen die weer niet worden geloofd. Mannen die dit ook meemaken. Snelle publieke veroordelingen, zonder echt onderzoek of hoor en wederhoor. Pijn die terugkomt, terwijl het boek gesloten was. Want ja, hoe nu verder. Die twee komen elkaar weer tegen met hun herinneringen aan die kamer, nu vele jaren later, met wijd-open deuren. Ze moeten verder: ten opzichte van elkaar, in hun eigen gezin, en in verhouding tot de hele wereld die meekijkt hoe ze dit gaan oplossen.

Hakt #metoo er ook bij ons juristen in? Misschien doe ik collega’s te kort, die ergens heel hard aan het werk zijn. Maar mijn beleving is: als juristen staan we erbij en kijken we er naar. We wachten tot de zaken binnenkomen. En dan proberen we het goede te doen. Over vijf jaar wordt in dit tijdschrift ongetwijfeld het ‘baanbrekende’ arrest van de Hoge Raad becommentarieerd.

Moeten we daar ook niet eens naar kijken? Wat is onze rol eigenlijk?

  • Wat hadden we als juridische sector kunnen doen om deze vormen van machtsmisbruik eerder te begrenzen? Hoe kunnen we dit soort evidente mensenrechten-schendingen in de toekomst eerder herkennen, benoemen en verhelpen? 
  • Wat zijn nu de beste manieren om slachtoffers van zeden-delicten op te vangen? Volgens de monitor Criminaliteit en Rechtshandhaving 2016 voelen 200.000 mensen per jaar zich slachtoffer daarvan. Ongeveer 15.000 ervaren geweld met seksuele bedoelingen. Er zijn zo’n 4.000 aangiften. Welke vorm van opvang en juridisch proces werkt voor hen? Met welke doelen en met welke interventies? 
  • Hoe kunnen we het beste omgaan met publieke beschuldigingen en aanvallen op reputaties? In de media, op twitter of in een aangifte bij het OM? Als indicatie: 26.000 mensen voelen zich jaarlijks slachtoffer van ‘laster en smaad’ volgens de WODC Geschilbeslechtingsdelta 2014. Hoe beschermen we de mensen die ten onrechte worden aangepakt of als de reactie 
  • buiten proportie is?
  • Wat maakt dat we over de juridische behandeling van dit soort veel voorkomend onrecht wel af en toe een proefschrift maken, en dan tegen elkaar in gaan schrijven, of er Kamervragen over beantwoorden; maar niet echt doorpakken om een supergoede eigentijdse procedure te ontwikkelen? 
  • Wat maakt dat we tevreden zijn met een pilot hier en een best practice bij de politie daar? Met individuele rechters en advocaten die super hun best doen om hun zaak tenminste een goede ervaring te laten zijn? Met iets meer luisteren en net wat anders verhoren. 
  • Wat maakt dat we meestal het aloude strafvordering zijn nogal botte werk laten doen: aangifte, verhoor, vervolging, berechting, vonnis en straf. In twee of drie instanties? Met alle pijnlijke gevolgen die dat weer kan hebben. 
  • Wat doen we nou met het herstelrecht, dat nog steeds niet echt een plek kreeg, ondanks alle aansporingen daartoe, nu zelfs in het regeerakkoord van Rutte III?
  • Wat maakt dat er de afgelopen twee decennia niets wezenlijks is verbeterd aan de rechtsbescherming voor reputatieschendingen. In de media, online of via agressief ingezette juridische procedures. Hoe kan dat? 
  • Wat verhindert rechtenfaculteiten, OM, rechtspraak, juridische beroepen, juristen op het ministerie om samen, en met alle nuttige hulp van buiten, echt de schouders te zetten onder een betere rechtspleging voor dit soort situaties?
  • Hoe voorkomen we dat we steeds weer grote groepen mensen met hun onrecht laten zitten?

 

Deze Opinie is verschenen in NJB 2017/2183, afl. 41. Prof. mr. J.M. Barendrecht is research directeur van HiiL en hoogleraar te Tilburg. HiiL faciliteert samen met de NVvR een programma Innovatie Rechtspleging. Daarin worden dit soort vragen besproken en geleidelijk antwoorden ontwikkeld. Tussen mensen uit de juridische sector, en van ver daarbuiten. Wie deze uitdaging aan wil gaan is hard nodig en zeer welkom. 

 

Afbeelding: Shutterstock

Over de auteur(s)