Haviltexhaters

In Nederland bestaan adepten van de uitlegleer van de Hoge Raad, kort samengevat in de Haviltexmantra,1 maar er bestaan minstens even hartgrondige bestrijders daarvan, de zogeheten Haviltexhaters. De adepten zijn gemiddeld genomen wat stiller dan de haters; zij hoeven immers de heersende leer niet te bestrijden, noch hoeven zij in hun commerciële of andersoortige contracten specifieke uitlegclausules op te nemen. Door te zwijgen gaat het vanzelf goed en dat blijft zo, zolang de Hoge Raad niet van koers verandert (en daar ziet het niet naar uit).

Van de haters horen we meer, en vaak op luidere toon of in scherpere bewoordingen. Ik meen dat wel te mogen zeggen, al was het maar omdat ik vroeger ook wel tot het haterskamp behoorde, maar inmiddels een saaie renegaat en dus tot een soort adept ben verworden. Waar de adepten het flexibele karakter van Haviltex prijzen en wijzen op het vermogen om met inzet van dit lenige instrument vrij moeiteloos redelijke uitlegresultaten te bereiken, bekreunen de haters zich om het verlies van rechtszekerheid en voorspelbaarheid, die voor professionele partijen bij het sluiten van contracten toch zonder meer legitieme doelen mogen worden genoemd.

In het eerste decennium van dit millennium hebben de haters significante successen weten te boeken door de Hoge Raad ertoe te bewegen om in twee belangrijke arresten meer ruimte te geven voor een taalkundige uitleg binnen Haviltex.2 Echter, binnen een aantal jaren daarna is de Hoge Raad die route weer gaan verlaten en heeft hij in een bestendige serie vervolguitspraken duidelijk gemaakt dat altijd beslissend blijven alle omstandigheden van het geval en dat dus wel aanzienlijk gewicht aan een tekstuele analyse binnen Haviltex kan worden toegekend, maar niet op zichzelf een beslissend gewicht.3

De haters laten zich daardoor niet ontmoedigen en zij blijven bijvoorbeeld contractueel bepalingen opnemen die Haviltex buiten spel zouden moeten zetten. Een voorbeeld daarvan is te kennen uit een recente conclusie van Lodewijk Valk.4 In de considerans van een vaststellingsovereenkomst, waarin partijen de alimentatiebijdrage van de man aan de vrouw vastlegden, schreven zij: ‘Bij de uitvoering van de onderhavige overeenkomst prevaleert de letterlijke tekst van deze overeenkomst, in afwijking van het Haviltex-criterium, boven eventuele partijbedoelingen zodat bij geschillen (…) de competente rechter de bepalingen zoals opgenomen in de onderhavige overeenkomst uitsluitend grammaticaal dient uit te leggen en toe te passen.’ En in artikel 1.7 bepaalden zij: ‘De partner­alimentatie zal eindigen op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, te weten op 24 mei 2021.’5

Helemaal prima, zou je denken, maar dat was voor de vrouw allerminst zo, want op het moment dat partijen deze bepalingen overeenkwamen was de vijfenzestigste verjaardag van de vrouw 24 mei 2022 (in plaats van 2021). In hoger beroep oordeelt het hof dat het begrip pensioengerechtigde leeftijd weliswaar op verschillende manieren is uit te leggen, maar dat het hof dat niet mag, gelet op de uitsluiting van het Haviltex-criterium. De vrouw had bij de rechtbank wel gehoor gevonden met haar betoog dat de datum een invulling moest zijn van de bedoeling dat de alimentatie zou eindigen met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en dat dus sprake was van een verschrijving, maar het hof vernietigt dit oordeel en laat de alimentatieverplichting eindigen op 24 mei 2021.

Lodewijk Valk adviseert de Hoge Raad om de uitspraak te casseren. Hij staat allereerst stil bij de vraag naar welke maatstaf een uitlegbeding moet worden uitgelegd. Hij verwerpt daarbij, terecht zou ik menen, de gedachte om het beding uit te leggen naar de gekozen maatstaf en komt tot de conclusie dat het uitlegbeding conform de Haviltex-maatstaf moet worden uitgelegd, alvorens dus de rest van de overeenkomst moet worden uitgelegd conform de gekozen maatstaf. In dit geval is dat een nogal drakerige ‘grammaticale uitleg’, drakerig omdat het niet gaat om toepassing van grammaticaregels, maar om een vorm van (uitsluitend) tekstuele uitleg door het hof, waartegen Valk motiveringsklachten wil laten slagen.

Het ware mijns inziens goed wanneer de Haviltex­haters tekstuele uitleg zouden kiezen in hun contracten, in tegenstelling tot de voor hen verwerpelijke contextuele uitleg van Haviltex. Met grammatica of taalkunde (de nu veelal gekozen bewoordingen) heeft het niets van doen.6 Maar je ziet bij bovenstaande zaak wat het probleem is bij tekstuele uitleg als de tekst niet duidelijk is; mag de rechter dan geen tegenstrijdigheden aannemen in die tekst zoals het hof meent? Volgens mij is dat niet zo. Maar hoe moet het dan precies wel? Ik denk dat haters en adepten, wat er ook zij van hun controverses, gelijkelijk benieuwd zullen zijn naar hoe de Hoge Raad uiteindelijk in deze zaak zal oordelen.

 

Dit Vooraf wordt gepubliceerd in NJB 2023/1698, afl. 24

 

Afbeelding: Pixabay

 

Voetnoten

1De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van pp. is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die pp. in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

2 HR 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178 (Meyer Europe BV/PontMeyer BV), bevestigd en wat betreft stel- en bewijsplichten aangescherpt in HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4909 (Derksen/Homburg).

3 HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101, NJ 2013/214 (Lundiform/Mexx). Zie tevens HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:260 (Afvalzorg/Slotereind) en HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3303 (Huwelijksvermogensbestanddelen), met expliciete bevestiging hiervan onder verwijzing naar Lundiform/Mexx. Het laatste arrest vermeldt voorts: de Haviltexmaatstaf is ook van toepassing indien partijen op de tekst van de overeenkomst haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingen baseren en geen van beider interpretaties aanstonds volstrekt onaannemelijk is. Zie ook HR 20 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0727 (Gem. Rotterdam/Eneco c.s.) en HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1940 (Valerbosch).

4 Conclusie van 12 mei 2023, gepubliceerd op 5 juni 2023, ECLI:NL:PHR:2023:481.

5 Uit het arrest van het hof is af te leiden dat de advocaat van de vrouw de penvoerder was bij het opstellen van dit contract. Contra-proferentem speelt in deze zaak echter geen rol.

6 Zie hierover Anne Hendrikx, Methoden van contractsuitleg (dissertatie), in par. 3.4 e.v., Serie Recht en praktijk CA26, Deventer: Wolters Kluwer 2023.

Over de auteur(s)
Author picture
Coen Drion
Advocaat-partner bij Jones Day