
Lees hier de scriptie ‘Een oude bekende in het Nederlandse strafproces: de criminele burgerinfiltrant. Met boeven vang je boeven’ van Oscar Pluimer (masterscriptie Strafrecht, Universiteit Utrecht, begeleider: prof. Mr. A.A. Franken, tweede lezer: prof. Mr. P.T.C. van Kampen, beoordeling: 8,5).
Onder het mom van het politie gezegde - ‘met boeven vang je boeven’ - heeft minister Opstelten van Veiligheid en Justitie het voorstel gedaan het verbod op de inzet van criminele burgerinfiltranten op te heffen.1 Dit heeft geleid tot de aanname van de motie Recourt in de Tweede Kamer.2 Als gevolg daarvan is het sinds kort (weer) toegestaan dat politie en justitie gebruik maken van criminele burgerinfiltratie bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.
In deze scriptie staat de vraag centraal in hoeverre de risico’s van criminele burgerinfiltratie als opsporingsbevoegdheid worden ondervangen door de voorwaarden en waarborgen, zoals opgenomen in het voorstel van de minister en in de motie Recourt. De scriptie handelt over zowel de rechtspolitieke keuze criminele burgerinfiltranten in te zetten – waarbij de vraag centraal staat of het wenselijk is dat politie en justitie bij de opsporing van strafbare feiten nauw samenwerken met criminelen – als de juridische problemen van criminele burgerinfiltratie – waarbij de aandacht vooral is gericht op het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel en het instigatieverbod.
In antwoord op de onderzoeksvraag wordt geconcludeerd dat de voorwaarden en waarborgen uit het voorstel van de minister en uit de motie Recourt, in onvoldoende mate de risico’s van criminele burgerinfiltratie ondervangen. Daarvoor is mede van belang dat de argumentatie van de minister – om het verbod op te heffen – niet overtuigt en innerlijk tegenstrijdig is. Derhalve wordt de scriptie afgesloten met enkele aanbevelingen. Zo wordt onder meer een wetswijziging aanbevolen, waarbij een specifieke wettelijke bepaling ten aanzien van criminele burgerinfiltratie wordt opgesteld en het verbod op de zogenoemde groei-infiltrant een expliciete, wettelijke basis krijgt. Voorts wordt een toetsing door de rechter(-commissaris) voorafgaand aan het infiltratie-traject, voorgesteld. Deze aanbevelingen moeten voorkomen dat de inzet van criminele burgerinfiltranten opnieuw uit de hand loopt en de integriteit van de opsporing wederom wordt aangetast, met een mogelijke nieuwe IRT-affaire als gevolg.
Bron afbeelding: Simonlesleyphoto’s
1. Zie Kamerstukken II 2012-2013, 29 911, nr. 83. Het verbod op de inzet van criminele burgerinfiltratie is opgenomen in de motie Kalsbeek, zie Kamerstukken II 1998-1999, 25 403 en 23 251, nr 33.
2. Kamerstukken II 2013-2014, 29 279, nr. 192.