Artikelen van Redactie
De Hoge Raad zal niet voor augustus 2024 uitspraak doen over de herstelwet voor de belasting op sparen en beleggen en de overbruggingsheffing in box 3. De herstelwet moet met terugwerkende kracht de Wet Inkomstenbelasting in overeenstemming brengen met het Box 3-arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1963). De staatsraad advocaat-generaal (A-G) Wattel concludeerde op 18 september 2023 (ECLI:NL:PHR:2023:655) dat de herstelwet systemisch rechtsherstel onthoudt aan ondergemiddeld fortuinlijke beleggers en nog steeds fortuinlijke beleggers privilegieert. De herstelwet doet zijns inziens niet meer dan twee voor rechtsherstel irrelevante ficties met elkaar vergelijken. Rechtsherstel moet bestaan uit daadwerkelijke benadering van het werkelijke individuele nettorendement. Een tegenbewijsregeling lijkt dan onontkoombaar, zoals ook al wordt geïllustreerd door de feitenrechtspraak.
Bron: www.fd.nl
De Staatscommissie rechtsstaat heeft de opdracht om vanuit het perspectief van de burger het functioneren van de rechtsstaat te analyseren en voorstellen te doen voor versterking ervan. Van 1 mei tot en met 1 juli 2023 vond een eerste internetconsultatie plaats, waarvan inmiddels een verslag is gemaakt. De acht vragen van de tweede internetconsultatie zijn:
- Hoe kan beleid en wetgeving minder ingewikkeld worden?
- Welke wetgeving moet als eerste worden vereenvoudigd?
- Hoe kan bij maatwerk willekeur worden voorkomen?
- Hoe kan het contact tussen burger en overheid worden verbeterd?
- Hoe kan doorprocederen door overheidsorganisaties worden verminderd?
- Hoe kunnen te grote beloften van de politiek en overheid worden voorkomen?
- Hoe kan de burger beter worden betrokken bij vormgeving van beleid?
- Hoe kan worden gestimuleerd dat burgers, politici, bestuurders en ambtenaren een beter idee hebben van het belang van de rechtsstaat voor henzelf en de samenleving? En hoe kunnen burgers, politici, bestuurders en ambtenaren worden gestimuleerd dat ze gaan bijdragen aan het onderhoud van de rechtsstaat?
Het overgangsrecht bij nieuwe besluiten na 1 januari 2024 over een ruimtelijk plan:
- Omgevingswet is van toepassing als bestemmingsplan in werking is getreden en daarna wordt vernietigd
Als de voorzieningenrechter een bestemmingsplan niet heeft geschorst, dan betekent dit dat het in werking getreden bestemmingplan op 1 januari 2024 onderdeel is geworden van het omgevingsplan. Als de Afdeling het bestemmingsplan vervolgens helemaal of gedeeltelijk vernietigt, dan is op een eventueel nieuw besluit de Omgevingswet van toepassing. Het overgangsrecht van de Omgevingswet bepaalt dat de Wet ruimtelijke ordening van toepassing blijft op een bestemmingsplan tot dat plan van kracht is, wat betekent dat het bestemmingsplan in werking moet zijn getreden. Als dat het geval is, dan is dat overgangsrecht 'uitgewerkt' en kan dat niet opnieuw gaan gelden als het plan wordt vernietigd. - Omgevingswet is ook van toepassing als het plan dat in werking is getreden alsnog wordt geschorst en daarna wordt vernietigd
Het bovenstaande geldt ook wanneer de voorzieningenrechter een plan helemaal of gedeeltelijk schorst naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening dat buiten de beroepstermijn is ingediend. Als de Afdeling bestuursrechtspraak het bestemmingsplan vervolgens helemaal of gedeeltelijk vernietigt, dan is op een eventueel nieuw besluit de Omgevingswet van toepassing. Ook dan is immers het overgangsrecht uitgewerkt, omdat het bestemmingsplan in werking is getreden, voordat het werd geschorst. - Wet ruimtelijke ordening is van toepassing als bestemmingsplan wordt vernietigd dat nooit in werking is getreden
Heeft de voorzieningenrechter naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening dat binnen de beroepstermijn is ingediend, het hele bestemmingsplan geschorst én wordt het plan vervolgens volledig vernietigd? Dan is het plan nooit in werking getreden en is het overgangsrecht niet uitgewerkt. - Welk recht is van toepassing als enkele plandelen worden geschorst naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening dat binnen de beroepstermijn is ingediend?
Hier zijn twee situaties te onderscheiden. Vernietigt de Afdeling bestuursrechtspraak alleen de geschorste plandelen én wil de gemeenteraad met een nieuw besluit dezelfde ontwikkeling voor deze plandelen mogelijk maken zonder grote wijzigingen aan te brengen? Dan is de Wet ruimtelijke ordening van toepassing en kan de gemeenteraad terugvallen op het ontwerpplan voor de plandelen. Dit ligt anders als de Afdeling bestuursrechtspraak na de schorsing van enkele plandelen het hele bestemmingsplan vernietigt. In dat geval zou een strikte uitleg van het overgangsrecht ertoe leiden dat voor de geschorste plandelen kan worden teruggevallen op het ontwerpplan en dat voor de niet geschorste plandelen de Omgevingswet zou gelden. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak is dat vanuit het oogpunt van rechtszekerheid niet wenselijk. Omdat in dit geval het grootste deel van het bestemmingsplan in werking is getreden, is op een nieuw besluit de Omgevingswet van toepassing.
Bron: www.raadvanstate.nl
De Kamer stemde ook over een motie van senator Petersen (VVD) die de regering verzocht om eerst een praktijkproef uit te voeren en een onafhankelijke onderzoekspartij hierover een oordeel te laten geven voordat de Eerste Kamer over voorstel ging stemmen. Die motie werd verworpen. In een brief van 18 maart 2024 (Kamerstukken I 2023/24, 35673, N) kwam de Minister van SZW tegemoet aan de zorg van een aantal fracties over de lastendruk voor mkb-bedrijven. De minister benadrukte onder meer dat in de regels staat wat werkgevers moeten doen, maar deze regels laten ruimte aan henzelf hoe ze deze toepassen in de praktijk. Voor de VVD, die in de Tweede Kamer voor het voorstel stemde, bleven de zorgen over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel bestaan. Het wetsvoorstel, op 14 maart 2023 werd aangenomen in de Tweede Kamer, voorziet in een wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Wet allocatie arbeidskrachten intermediairs (Waadi). Het voorstel geeft de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid toezichthoudende bevoegdheden op de aanwezigheid en toepassing van een werkwijze voor werving en selectie van werknemers en intermediairs waarmee gelijke kansen op werk worden gecreëerd. Vooral Nederlanders met een migratieachtergrond, ouderen en mensen met een lichamelijke beperking ervaren discriminatie op de arbeidsmarkt. De regering wilde met dit voorstel de norm onderschrijven dat bij werving en selectie geen discriminatie mag plaatsvinden.
Bron: www.eerstekamer.nl
Het CBb werkt in de uitspraak eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285) en van 1 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:772) over het evenredigheidsbeginsel verder uit. Het CBb stelt dat er geen grond is om bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel van een gebonden besluit, uit te gaan van een evenredigheidsbeginsel met een andere inhoud dan dat in art. 3:4 lid 2 Awb. Er is maar één evenredigheidsbeginsel, dat gedeeltelijk wel en gedeeltelijk niet is gecodificeerd. Daarmee is niet gezegd dat de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel van een gebonden besluit dat op een algemeen verbindend voorschrift berust, op dezelfde wijze moet plaatsvinden als bij een besluit dat op een discretionaire bevoegdheid berust. Tussen beide soorten gevallen bestaat een wezenlijk verschil. Bij een discretionaire bevoegdheid moet door het bevoegde bestuursorgaan in het voorliggende geval nog een belangenafweging plaatsvinden. Het bestuursorgaan moet daartoe van geval tot geval de nodige kennis vergaren over de af te wegen belangen, die belangen op kenbare wijze afwegen en ervoor zorgdragen dat de uitkomst van die belangenafweging niet onevenredig is. Bij een gebonden bevoegdheid heeft op het niveau van het algemeen verbindende voorschrift al een belangenafweging in algemene zin plaatsgevonden. De uitkomst daarvan is neergelegd in de wettelijke voorwaarden voor de uitoefening van die bevoegdheid. Daarmee is in beginsel ook de evenredigheid van het besluit gegeven. Het te nemen besluit volgt immers uit het wel of niet vervuld zijn van de toepassingsvoorwaarden en het bestuursorgaan hoeft geen belangenafweging te maken. Niettemin kunnen er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat in het voorliggende geval toepassing van het algemeen verbindende voorschrift voor een of meer belanghebbenden zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel dat die toepassing achterwege moet blijven. Dit betekent dat het bestuursorgaan uiteindelijk - ‘onder de streep’ - nog wel moet beoordelen of er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat toepassing van het algemeen verbindende voorschrift in het voorliggende geval tot een onevenredige uitkomst zou leiden, maar daarbij gaat het dan alleen nog om de evenwichtigheid. Een besluit is onevenwichtig als het in de gegeven omstandigheden voor een of meer belanghebbenden onredelijk bezwarend is.
Bron: www.rechtspraak.nl
De eigenaar van een coffeeshop heeft sinds de jaren '80 een privérekening bij SNS Bank. In 2008 zegt de bank zijn zakelijke rekening op, omdat ze geen zaken willen doen met een coffeeshop. De eigenaar begint vervolgens zijn privérekening ook voor zakelijke doeleinden te gebruiken. In 2023 beëindigt SNS Bank de klantrelatie, omdat de privérekening naar hun mening zakelijk wordt gebruikt, wat in strijd is met de voorwaarden van de rekening.
Arrest hof
Het hof vindt dat op banken ook ten aanzien van niet-consumenten de verplichting kan rusten een betaalrekening aan te bieden. Daarvoor is belangrijk dat het zonder een betaalrekening vrijwel onmogelijk is om een bedrijf te hebben en deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Banken mogen daarom niet bepaalde bedrijven per definitie uitsluiten van een bankrekening. Het hof stelt dat de beslissing van SNS Bank om de coffeeshopeigenaar geen zakelijke rekening aan te bieden, onhoudbaar is. De bank had geen geldige reden om een coffeeshop als klant te weigeren. De bank was verplicht was de aanvraag voor een zakelijke rekening individueel te toetsen, in plaats van een algemeen beleid te volgen. De bank had ook moeten onderzoeken of er mogelijkheden waren om de relatie met de coffeeshopeigenaar voort te zetten. Toen de eigenaar zijn privérekening ook voor zakelijke doeleinden begon te gebruiken, greep de bank niet in, wat bij de eigenaar de verwachting kon hebben gewekt dat de bank dit gedoogde. Daarnaast oordeelt het hof dat de opzegging van de privérekening onaanvaardbaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De bank had rekening moeten houden met de belangen van de coffeeshopeigenaar, waaronder zijn decennialange probleemloze relatie met de bank en zijn behoefte aan een bankrekening voor zijn legitieme bedrijfsactiviteiten. Het kan echter wel zo zijn dat banken een gerechtvaardigd belang hebben om cliënten te weigeren vanwege toezichtrechtelijke eisen of integriteitsrisico's. Dat kan betekenen dat een bank niet in alle gevallen kan worden verplicht om een betaalrekening aan te bieden. Daarbij zal het belang van de bank moeten worden afgewogen tegen dat van de onderneming die de rekening aanvraagt. Die belangenafweging valt in dit geval in het voordeel van de coffeeshophouder uit. Daarbij speelt mee dat de coffeeshophouder steeds meer betalingen per pin laat lopen en zich bereid heeft verklaard zijn contante omzet bijna helemaal af te bouwen. Ook vindt het hof belangrijk dat de al jarenlang bestaande onderneming zonder bankrekening zou moeten worden beëindigd. Het personeel zou dan worden ontslagen. Het is namelijk duidelijk dat de coffeeshophouder bij een andere bank ook geen zakelijke bankrekening kan krijgen. Wel moet de coffeeshophouder stoppen met zijn privérekening zakelijk te gebruiken, en moet hij de contante omzet binnen twee maanden afbouwen tot maximaal 10%. Verder hoeft de zakelijke rekening geen mogelijkheid voor contant afstorten te hebben.
Bron: www.rechtspraak.nl
De DMA trad op 1 november 2022 in werking en sinds 2023 van toepassing op de grootste online platforms. In de verordening worden deze platforms poortwachters genoemd. Onder DMA mogen appontwikkelaars onder meer niet meer worden gedwongen om het betaalsysteem te gebruiken van appstores en mogen platforms eigen producten of diensten niet bevoordelen, bijvoorbeeld door ze bovenaan de zoekresultaten te zetten. Poortwachters hadden tot begin deze maand de tijd om te voldoen aan de regels uit de DMA. De Commissie vermoedt nu dat de door de poortwachters getroffen maatregelen niet voldoende zijn om aan hun verplichtingen inzake DMA te voldoen. De Commissie kondigt de volgende officiële onderzoeken aan: · Naar de sturingsregels in de App Store en Play Store; · Het voorrang geven aan eigen diensten in de zoekmachine van Google en · De gedwongen keuze van gebruikers van Facebook en Instagram tussen betalen en het delen van gegevens door Meta. Bij overtreding kan de Commissie boetes opleggen tot 10% van de totale wereldwijde omzet van het bedrijf. Bij herhaalde overtreding kunnen de boetes oplopen tot 20%. De Commissie kan in geval van systematische inbreuken ook aanvullende maatregelen treffen, zoals het verplichten van een poortwachter om een bedrijf of delen ervan te verkopen.
Bron: www.ec.europa.eu
De verschillende mogelijkheden om voorafgaand aan een procedure via de rechter aan informatie en bewijs te komen worden samengevoegd. Voortaan kan de rechter in één verzoek worden verzocht om verschillende bewijsverrichtingen toe te staan, bijvoorbeeld een getuigenverhoor in combinatie met een onderzoek door een deskundige of met inzage in informatie die alleen een ander heeft. De regels van het recht op inzage in stukken die zich bij een andere partij bevinden, worden verduidelijkt. Het inzagerecht wordt zo in lijn gebracht met methoden als het getuigenverhoor of deskundigenbericht en gaat ook gelden voor moderne vormen van informatie zoals computerbestanden. Daarnaast wordt vastgelegd dat het inzagerecht ook ingezet kan worden om inzage te krijgen in documenten die relevant zijn voor het geschil maar in het bezit zijn van derden die geen partij zijn in het geschil. De wet verduidelijkt dat de rechter de ruimte heeft om actief met partijen te spreken over de door hen aangevoerde feiten. Zo kan de rechter voorkomen dat bepaalde feiten op de zitting onbedoeld onderbelicht blijven of dat de rechter daaraan een uitleg geeft die de partijen niet hadden bedoeld of waarop de partijen niet bedacht waren. De mogelijkheid om bewijsmateriaal veilig te stellen door daarop beslag te laten leggen door een gerechtsdeurwaarder, wordt in de wet vastgelegd. In de rechtspraak was al beslist dat beslag op bewijsmateriaal mogelijk was. Ook wordt het wettelijk mogelijk om een gerechtsdeurwaarder te vragen om een bepaalde feitelijke toestand objectief te beschrijven in een proces-verbaal van constateringen. Zo’n proces-verbaal van constateringen levert dwingend bewijs op van de waarnemingen van de deurwaarder.
Bron: www.rijksoverheid.nl