Artikelen van Redactie
Discriminatie.nl schrijft in een bericht van 5 december 2024 dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) al onderzoek doet naar arbeidsparticipatie en onderwijsprestaties van Nederlanders met én zonder migratieachtergrond. Op basis van de motie zouden de thema’s normen en waarden als onderwerp van onderzoek toegevoegd moeten worden bij mensen met een migratieachtergrond. Discriminatie.nl ontvangt meldingen van discriminatie die betrekking hebben op deze motie. De motie geeft melders het gevoel dat Nederlanders met een migratieachtergrond worden weggezet als ‘probleemgroep’ en wekt bij hen het gevoel op dat zij anders behandeld worden dan Nederlanders zonder migratieachtergrond. Hoewel het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) ook onderzoek doet naar de integratie van Nederlanders met een migratieachtergrond, ziet Discriminatie.nl deze motie als stereotyperend en polariserend jegens mensen met een migratieachtergrond.
Gelijke behandeling, verbod op discriminatie
Discriminatie.nl roept alle partijen die voor de motie hebben gestemd op om art. 1 van de Grondwet, waarin staat dat iedereen in Nederland gelijk behandeld moet worden en dat discriminatie verboden is, serieus te nemen. Discriminatie.nl houdt de ontwikkelingen rondom deze motie dan ook nauwlettend in de gaten. Het meldpunt roept Nederlanders die zich gediscrimineerd voelen vanwege de motie op om dit te melden bij Discriminatie.nl.
Motie van het lid Becker over gegevens bijhouden over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond (Kamerstukken II 2024/25, 36600-XV, nr. 18)
Bronnen: www.discriminatie.nl en www.nu.nl
Met het wetsvoorstel tweestatusstelsel wil het kabinet een tweestatusstelsel (her)introduceren. In dit stelsel wordt onderscheid gemaakt in de rechten van asielzoekers met een vluchtelingenstatus en asielzoekers met subsidiaire bescherming. Doel van de Asielnoodmaatregelenwet is het afschaffen van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd en het verkorten van de duur van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Afdeling bestuursrechtspraak
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft grote zorgen over de gevolgen van de voorgenomen wetgeving voor de rechtspraak. Het gaat om de volgende onderdelen:
- het terugbrengen van de geldigheidsduur van een asielvergunning voor bepaalde tijd van vijf naar drie jaar (al eerder voorgesteld in wetsvoorstel Kamerstukken II 2020/21, 35691, nr. 1 t/m 4);
- het afschaffen van de asielvergunning voor onbepaalde tijd;
- het schrappen van de voornemenprocedure;
- het efficiënter behandelen van herhaalde aanvragen;
- het schrappen van de mogelijkheid tot nareis voor meerderjarige kinderen en ongehuwde partners;
- de verruimde mogelijkheden voor ongewenstverklaring;
- het invoeren van een tweestatusstelsel.
Deze voorstellen zullen vrijwel allemaal leiden tot een forse extra werkbelasting van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). In de memories van toelichting worden die extra werkbelasting en de daarmee gepaard gaande hoge kosten ook onderkend. Daarbij moet bedacht worden dat door de voorstellen tegelijkertijd in te voeren de lasten en kosten van de afzonderlijke voorstellen zoals die in de memories van toelichting worden beschreven, ook nog worden gecumuleerd. De voorzitter van de Afdeling wijst met klem op dat niet alleen de IND, maar ook de vreemdelingenrechtspraak nu al overbelast is en met personeelstekorten te maken heeft. Daarbij komt dat het Europese Migratiepact in juni 2026 moet zijn verwerkt in de Nederlandse wetgeving. Om dat voor elkaar te krijgen moet veel wetgevingswerk worden verzet. De implementatie brengt ook voor de praktijk veel veranderingen mee.
Raad voor de rechtspraak
De Raad schrijft in zijn advies ‘zeer grote bezwaren’ te hebben tegen de invoering van het tweestatusstelsel. Volgens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is de verwachting dat ongeveer 75 procent van de vreemdelingen die de lichtere subsidiaire bescherming krijgt, zal doorprocederen voor de vluchtelingenstatus omdat deze meer rechten biedt. Dit leidt niet alleen tot hoog oplopende werkvoorraden bij de rechtbanken, maar ook tot andere ernstige keteneffecten. De Raad ziet dit risico als zeer reëel en acht het waarschijnlijk dat deze maatregel eerder een verslechtering dan een verbetering zal zijn voor de doorlooptijden binnen de gehele asielketen. Inzake de Asielnoodmaatregelenwet stelt de Raad dat de IND door de kortere duur van een tijdelijke vergunning vaker zal moeten oordelen over verlengingsaanvragen. Hierdoor zal ook het aantal intrekkingen van asielvergunningen stijgen en daarmee ook het aantal beroepen bij de rechter tegen zo’n beslissing. Dit kan met name problematisch zijn als een land van herkomst veilig wordt verklaard en een groot aantal vergunningen in korte tijd tegelijkertijd wordt ingetrokken. Dit zal een ‘zeer zorgelijk zwaar effect’ hebben op de vreemdelingenrechtspraak dat doorwerkt in de hele asielketen.
Tijdsdruk
Het advies van de Raad is een advies op hoofdlijnen. Dit komt omdat de minister een adviseringstermijn stelde van slechts één week. Normaal gesproken wordt aan een wetgevingsadvies zo’n acht weken gewerkt en bij grote stelselherzieningen vaak een paar maanden. Dit is nodig omdat hierbij ook experts van de gerechten, die dagelijks met deze procedures te maken hebben, worden betrokken. Deze essentiële (en wettelijk verplichte) stap is bij dit advies op hoofdlijnen noodgedwongen overgeslagen, waardoor de gevolgen voor de werklast bij de gerechten nog niet voldoende in kaart zijn gebracht. Wetgevingsadvisering is één van de wettelijke taken van de Raad voor de rechtspraak. De Raad benadrukt dat de opmerkelijk korte adviestermijn niet bijdraagt aan wetgeving van hoge kwaliteit, terwijl dit juist zo belangrijk is bij een omvangrijke herziening van het asielstelsel met potentiële gevolgen voor de (grond)rechten van mensen die in een kwetsbare positie verkeren in relatie tot de overheid. In de tweede helft van januari komt de Raad alsnog met een regulier wetgevingsadvies waarbij gedetailleerder op de twee wetsvoorstellen wordt ingegaan.
Consultatiereactie Raad van State op Wetsvoorstellen tweestatusstelsel en Asielnoodmaatregelenwet
Wetgevingsadvies op hoofdlijnen Raad voor de rechtspraak
Bronnen: www.raadvanstate.nl en www.rechtspraak.nl
Het ministerie had de NOvA gevraagd om binnen één week te reageren op het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000. Hierin wordt een tweestatusstelsel geïntroduceerd en de vereisten bij nareis aangescherpt. De NOvA ontraadt dit en heeft grote zorgen over de mogelijk discriminerende werking die van deze regelgeving uit zou kunnen gaan. De belangen van kwetsbare mensen, waaronder kinderen worden onvoldoende gewaarborgd. Dat de minister dit wetsvoorstel met stoom en kokend water wil invoeren, maakt het mede daarom extra kwalijk. De NOvA maakt uit de wetgevingsplanningsbrief (Kamerstukken II 2024/25, 36600 XX, nr. 52) op dat er naast het wetsvoorstel twee andere wetsvoorstellen moeten worden voorgelegd aan de Raad van State. Dat hierover niets openbaar is gemaakt, maakt dat de NOvA ervan uitgaat dat ook deze vertrouwelijk en dus niet openbaar in consultatie zijn gegaan, te weten de asielnoodmaatregelenwet en wetsvoorstel Terugkeer en vreemdelingenbewaring.
Asielnoodmaatregelenwet
In de planningsbief asiel- en migratiewetgeving worden wet- en regelgeving inzake asiel en migratie aangekondigd zoals een Asielnoodmaatregelenwet. In deze asielnoodmaatregelenwet zal de geldigheidsduur van een asielvergunning voor bepaalde tijd worden teruggebracht van vijf naar drie jaar en worden bovendien de volgende maatregelen genomen:
- afschaffen van de asielvergunning onbepaalde tijd;
- verruimen van de mogelijkheden tot ongewenstverklaring na een veroordeling;
- schrappen van de voornemenprocedure;
- schrappen van de mogelijkheid tot nareis met meerderjarige kinderen en ongehuwde partners;
- invoeren van een strengere toets voor nieuwe feiten en omstandigheden;
- invoeren van een verwijtbaarheidstoets bij opvolgende aanvragen; en
- afwijzen van aanvragen als kennelijk ongegrond als vreemdelingen niet op gehoor verschijnen.
De asielnoodmaatregelenwet wordt zo snel mogelijk uitgewerkt. Het wetsvoorstel wordt nog dit jaar voorgelegd voor advies en uitvoeringstoetsen. Om dit wetsvoorstel vervolgens zo snel mogelijk bij de Tweede Kamer in te dienen, wordt nog dit jaar spoedadvies gevraagd bij de Afdeling advisering van de Raad van State.
Asielcrisiswet
Ook wordt een Asielcrisiswet in het vooruitzicht gesteld. Daarmee is het kabinet voornemens om aanvullende maatregelen te nemen om de acute asielinstroom en opvangcrisis te bestrijden. De minister is voornemens om de maatregelen die in dit kader in het regeerprogramma genoemd zijn op te nemen in een samenhangend pakket van maatregelen en wetgeving, dat eveneens met voorrang wordt voorbereid. Parallel aan deze asielcrisismaatregelen wordt met een separaat wetsvoorstel de Spreidingswet ingetrokken. Dat wetsvoorstel wordt in het eerste kwartaal van 2025 voor advies en uitvoeringstoetsen voorgelegd. Verder meldt de minister dat wordt onderzocht of het juridisch toch mogelijk is om de rechterlijke dwangsom af te schaffen. Tevens wordt gewerkt aan de implementatie van het Europees Asiel- en Migratiepact waarbij wordt bezien hoe de asielprocedure kan worden verkort en versoberd tot het Europese minimum. Consultatie van dit wetsvoorstel is voorzien voor december 2024. Indiening van dit wetsvoorstel bij de Tweede Kamer na advisering door de Raad van State is voorzien in de eerste helft van 2025.
Overige wetsvoorstellen
- Via de Wet Terugkeer en vreemdelingenbewaring (Kamerstukken 34309) worden vreemdelingen verplicht medewerking te verlenen aan de voor terugkeer noodzakelijke presentatie bij de autoriteiten van het herkomstland. Het wetsvoorstel ligt ter behandeling voor in de Eerste Kamer, maar zal worden geactualiseerd. Dit gebeurt middels een nota van wijziging op de novelle (Kamerstukken 35501) die aanhangig is. De nota van wijziging gaat nog dit jaar naar de Raad van State voor advies, indiening bij de Tweede Kamer is voorzien voor het voorjaar van 2025.
- Het wetsvoorstel strekkende tot beroep in asielzaken bij één instantie (vervallen hoger beroep) gaat in de zomer van 2025 in consultatie.
- Het wetsvoorstel dat het verplichte aanmeldgehoor en de verplichte rust- en voorbereidingstijd afschaft wordt afgestemd met het implementatievoorstel voor het Europees Asiel- en migratiepact, net als het mogelijk maken om telefoons en andere gegevensdragers uit te lezen. Een wetsvoorstel hiertoe gaat in het najaar van 2025 in consultatie.
- En in de brief wordt, tot slot, ook het wetsvoorstel tot invoering van het tweestatusstelsel aangekondigd met voorwaarden op het gebied van gezinshereniging. Het voorstel waarover de NOvA nu negatief heeft geadviseerd.
Niet openbaar, niet transparant
Ondanks het zeer grote belang van ook de asielnoodmaatregelenwet en wetsvoorstel Terugkeer en vreemdelingenbewaring, die blijkens de planningbrief nog dit jaar aan de Raad van State worden voorgelegd, en de belangrijke rol die de advocatuur heeft in de asielketen, is de NOvA niet gevraagd om over de inhoud van die voorstellen advies uit te brengen. Door de vertrouwelijkheid kan zij dit dus ook niet actief doen. Het is zeer ongebruikelijk dat een wetsvoorstel vertrouwelijk ter consultatie gaat. Waarom dat thans wel gebeurt, is niet toegelicht of duidelijk geworden. Gezien de inhoud van genoemde planningsbrief is dit pas het begin. Binnen korte tijd wordt een aanzienlijk aantal wetgevingstrajecten in gang gezet. De NOvA vreest met grote vreze dat deze gang van zaken staande praktijk zal worden, met grote gevolgen voor onze democratische rechtsstaat.
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025; Brief regering; Planning wetgeving hoofdstuk 2 Regeerprogramma (Kamerstukken II 2024/25, 36600 XX, nr. 52)
Advies NOvA - Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de introductie van een tweestatusstelsel en het aanscherpen van de vereisten bij nareis
Bron: www.advocatenorde.nl
Volgens Femmes for Freedom wordt de vrijheid van godsdienst daarmee zwaarder gewogen dan het recht van meisjes en vrouwen om niet genitaal verminkt te worden. De Afdeling heeft uitsluitend getoetst aan art. 6 Grondwet, dat de vrijheid van godsdienst waarborgt, maar geen toetsing uitgevoerd aan internationale mensenrechtenverdragen, zoals het VN-Vrouwenverdrag (CEDAW), hoewel dit door Femmes for Freedom wel was aangevoerd. Ook is er geen rekening gehouden met art. 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op leven beschermt.
Nu de Raad van State heeft geconcludeerd dat het bestaande juridische kader onvoldoende mogelijkheden biedt om handhavend op te treden tegen het aanbevelen van genitale verminking, zoals dit soms gebeurt door moskeeën en mannen die zichzelf als religieuze leiders beschouwen, roept Femmes for Freedom de politiek op om wetgeving in te voeren die deze lacune vult en het mogelijk maakt om effectief en proactief op te treden tegen dergelijke aanbevelingen.
De Afdeling merkte ten overvloede nog wel op dat voor zover aan de moskee toe te rekenen onrechtmatige uitlatingen zijn gedaan, de stichting zich kan wenden tot de burgerlijke rechter.
Bron: www.femmesforfreedom.com
Amnesty Internationaal concludeert in het rapport ‘You Feel Like You Are Subhuman’: Israel’s Genocide Against Palestinians in Gaza dat er sprake is van genocide. Israël maakt zich schuldig aan de volgende handelingen, gepleegd met de bedoeling om de Palestijnse bevolking in Gaza geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen:
- het doden van leden van de groep;
- het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep;
- het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke vernietiging.
De acties van Israël na de dodelijke aanvallen van Hamas op 7 oktober 2023 brengen de bevolking van Gaza aan de rand van de afgrond. Op 7 oktober 2024 waren meer dan 42.000 Palestijnen gedood, waaronder ruim 13.300 kinderen. Daarnaast waren er meer dan 97.000 gewonden. Velen van hen waren het slachtoffer van directe aanvallen of aanvallen die opzettelijk onnauwkeurig waren. Hele steden zijn met de grond gelijkgemaakt. Noodzakelijke infrastructuur, landbouwgrond en culturele en religieuze plaatsen zijn verwoest. Grote delen van Gaza zijn daardoor onbewoonbaar. Israël veroorzaakte levensomstandigheden in Gaza die leidden tot een dodelijke mix van ondervoeding, honger en ziektes. Op zichzelf beschouwd zijn sommige van de onderzochte daden ernstige mensenrechtenschendingen of ernstige schendingen van het oorlogsrecht. Kijkend naar het bredere beeld van Israëls militaire campagne en de optelsom van zijn beleid en daden, is, volgens het rapport, genocidale intentie de enige redelijke conclusie.
Levensomstandigheden burgerbevolking
Het rapport documenteert hoe Israël Palestijnen in Gaza opzettelijk in levensomstandigheden bracht die bedoeld zijn om hen na verloop van tijd te vernietigen. De Israëlische autoriteiten maakten hierbij gebruik van drie middelen, die elkaar herhaaldelijk versterkten:
- het beschadigen en vernietigen van levens onderhoudende infrastructuur en andere objecten die onmisbaar zijn voor het overleven van de burgerbevolking;
- het gebruik van ingrijpende, willekeurige en verwarrende massale ‘evacuatie’-bevelen om bijna de gehele Gazaanse bevolking op de vlucht te doen slaan;
- het ontzeggen en belemmeren van de levering van essentiële diensten, humanitaire hulp en andere levensreddende goederen.
Dit leidde tot hongersnood en de verspreiding van ziektes. Vooral jonge kinderen en zwangere vrouwen werden zwaar getroffen, met verwachte langetermijngevolgen voor hun gezondheid.
Intentie
Om de specifieke intentie van Israël om Palestijnen in Gaza fysiek te vernietigen vast te stellen, analyseerde Amnesty International het gedrag van Israël in Gaza. Amnesty bekeek de context van Israëls systeem van apartheid, de onmenselijke blokkade van Gaza en de decennialange onwettige militaire bezetting van het Palestijnse gebied. Amnesty International concludeert dat Israël bij militaire operaties in Gaza herhaaldelijk niet alle mogelijke voorzorgsmaatregelen trof om burgers te ontzien en willekeurige of disproportionele aanvallen te vermijden. Amnesty vond geen bewijs dat daden van Hamas voldoende verklaren waarom Israël levensreddende hulp opzettelijk beperkte. Zelfs als Israël militaire doelen nastreefde, is de enige redelijke conclusie die uit het geheel aan bewijsmateriaal kan worden getrokken dat het ook probeerde Palestijnen in Gaza te vernietigen. Veel van de door Amnesty gedocumenteerde onwettige handelingen werden voorafgegaan door uitspraken van functionarissen die daarop aandrongen. De onderzoekers beoordeelden 102 verklaringen die tussen 7 oktober 2023 en 30 juni 2024 werden afgelegd door regeringsfunctionarissen, hoge militaire officieren en leden van de Knesset, waarin werd opgeroepen tot misdaden tegen Palestijnen in Gaza of waarin ontmenselijkende en racistische retoriek werd gebruikt. 22 verklaringen van hoge functionarissen die verantwoordelijk waren voor het aansturen van het offensief leken op te roepen tot genocidale daden of rechtvaardigden deze. Deze taal werd vaak herhaald, ook door Israëlische soldaten ter plekke. Dat blijkt uit geverifieerde video’s waarin soldaten te zien zijn die oproepen om Gaza uit te wissen of onbewoonbaar te maken en de vernietiging van Palestijnse huizen, moskeeën, scholen en universiteiten vieren.
Onderzoeksopzet rapport
Het rapport van Amnesty International onderzoekt daarnaast in detail Israëlische schendingen in Gaza tussen 7 oktober 2023 en begin juli 2024. De organisatie interviewde 212 mensen, onder wie Palestijnse slachtoffers en getuigen, lokale autoriteiten in Gaza en gezondheidswerkers. Daarnaast voerden de onderzoekers veldwerk uit en analyseerden ze een uitgebreide reeks visueel en digitaal bewijs, waaronder satellietbeelden. Amnesty deelde haar bevindingen meerdere keren met de Israëlische autoriteiten. Op het moment van publicatie van het rapport is daar nog geen inhoudelijke reactie op ontvangen.
Oproep
Amnesty International roept de internationale gemeenschap op alles in het werk te stellen om de genocide in Gaza te stoppen. Staten dienen ook gehoor te geven aan de recente arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof voor de Israëlische premier Netanyahu en de voormalige minister van defensie Yoav Gallant en commandant van de al-Qassam brigades Mohammed Diab Ibrahim Al-Masri (bekend als ‘Deif’). Tevens roept Amnesty de aanklager bij het Internationaal Strafhof op om met spoed te overwegen ook strafrechtelijk onderzoek naar genocide in Gaza te starten. Amnesty International roept daarnaast op om alle gegijzelde burgers onvoorwaardelijk vrij te laten en om Hamas en andere Palestijnse gewapende groeperingen die verantwoordelijk zijn voor de misdaden van 7 oktober ter verantwoording te roepen. Amnesty verzoekt de VN-Veiligheidsraad om gerichte sancties op te leggen aan functionarissen van Israël en Hamas die het meest betrokken zijn bij misdrijven onder internationaal recht. Amnesty Nederland is een petitie gestart die die minister-president Schoof dringend oproept op de genocide te erkennen en alles op alles te zetten om de vernietiging van Palestijnen in Gaza te stoppen.
’You Feel Like You Are Subhuman’: Israel’s Genocide Against Palestinians in Gaza
Bron: www.amnesty.nl
De man werd ervan beschuldigd persoonsgegevens van een officier van justitie en diens broer te hebben gedeeld op het sociale netwerk X (voorheen Twitter) met de bedoeling hen nadeel toe te brengen. De officier van justitie is op de zitting uitvoerig ingegaan op de vraag of het niet verwijderen van eerder geposte persoonsgegevens valt binnen de reikwijdte van ‘verspreiden’ als bedoeld in art. 285d Sr. De rechtbank oordeelt dat doxing niet bewezen is. Toen de verdachte de berichten plaatste was dat verspreiden niet strafbaar. Voor de vaststelling dat de verdachte door na te laten deze berichten na 1 januari 2024 te verwijderen deze opnieuw, of nog steeds, heeft verspreid met meergenoemd oogmerk biedt het dossier onvoldoende bewijs. Het nalaten de berichten te verwijderen staat ver af van het fysiek verspreiden. Dit brengt met zich dat het oogmerk hieruit in dit geval niet kan worden afgeleid of dat kan worden aangenomen dat dit - vanaf het eerste verspreiden - steeds is blijven bestaan. Daarvoor is ‘oogmerk’ een te hoge (opzet)drempel. Andere bewijsmiddelen voor het bestaan van oogmerk bij de verdachte - bij het nalaten - zijn niet voorhanden. Dat de verdachte ten tijde van het plaatsen van de berichten in december 2023 mogelijk wist dat doxing per 1 januari 2024 strafbaar zou worden, is als bewijsbasis voor het oogmerk onvoldoende.
Bron: www.rechtspraak.nl
Bijna de helft van de 1.200 mensen met wie gesprekken is gevoerd, was 17 jaar of jonger. De jongste slachtoffers waren zelfs jonger dan 10 jaar. Wat uit de analyse van de cijfers van Fier opvalt, is dat de meeste gevallen nog niet in beeld zijn bij officiële instanties. Verreweg de meesten (85%) bevinden zich ten tijde van het gesprek in een onveilige situatie. Bovendien blijkt uit de gesprekken dat ongeveer de helft van de mannen met wie kinderen seks moeten hebben, moet weten dat het slachtoffer wordt uitgebuit, bijvoorbeeld omdat het kind erg jong is of er een ouder bij betrokken is. Over die groep slachtoffers maakt het CKM zich bijzonder zorgen, omdat zij in officiële registraties niet voorkomen en bijzonder geïsoleerd en kwetsbaar zijn. Daarnaast is er een explosieve stijging van slachtoffers van criminele uitbuiting te zien met 84 gevallen in 2023. Ook hier gaat het vaak om minderjarigen, vooral om jongens. Driekwart (76%) moest voor anderen drugsdelicten plegen. De stijging in het aantal gesprekken komt waarschijnlijk doordat de bewustwording over criminele uitbuiting is toegenomen en er concrete campagnes zijn gevoerd om slachtoffers te bereiken.
Sociale media belangrijke ronselplaats
De rol van sociale media neemt nog steeds toe. Gemiddeld een kwart van de slachtoffers ontmoet de uitbuiter online, met name op platforms als Instagram, Snapchat of datingapps. Daarnaast is het dreigen met het delen van seksueel getinte of naaktbeelden van het slachtoffer (sextortion) een van de belangrijkste middelen waarmee uitbuiters hun slachtoffers tot seks of andere activiteiten dwingen. Volgens het CKM doen social media platforms en seksadvertentiesites onvoldoende om misbruik, waaronder ronselpraktijken en het plaatsen van seksadvertenties van minderjarigen, tegen te gaan. Het is hoog tijd dat de Minister van JenV ingrijpt en met wetgeving komt.
Onzichtbare slachtoffers van mensenhandel in 2023
Bron: www.hetckm.nl
De Minister voor BHO besloot naar aanleiding van de aanvallen van Israël in de Gazastrook niet in de in 2016 verleende uitvoervergunning in te grijpen en de uitvoer van de onderdelen naar Israël voort te zetten. Verschillende vredesbewegingen spanden hierop een kort geding aan tegen de Staat. In de kern gaat het in de zaak over de vraag of, en zo ja in hoeverre, de burgerlijke rechter het optreden van de Staat op het terrein van buitenlandse politiek en defensie - meer specifiek het wapenbeleid- kan toetsen. Meer specifiek gaat het om de vraag of de rechter de Staat kan bevelen om in te grijpen in de vergunning voor het leveren van de F-35-onderdelen aan Israël als er een duidelijk risico bestaat dat deze onderdelen worden gebruikt voor ernstige schending van het internationaal humanitair recht. De rechtbank Den Haag wees de vordering van Oxfam Novib c.s. af (ECLI:NL:RBDHA:2023:19744); het hof oordeelde anders en stelde hen in het gelijk. De Staat is onder meer van mening dat de minister na de gebeurtenissen op oktober 2023 niet tot een herbeoordeling van de verleende vergunning verplicht was. Ook vindt de Staat dat in zaken van nationale veiligheid en buitenlands beleid aan de Staat een grote beleids- en beoordelingsruimte toekomt en dat het hof de vereiste terughoudendheid niet in acht heeft genomen door vol te toetsen.
Conclusie AG
Volgens de AG volgt uit de toepasselijke (inter)nationale regelgeving dat:
- de minister in de gegeven omstandigheden wel verplicht was om de vergunning opnieuw te toetsen;
- bij die herbeoordeling getoetst moest worden aan de dwingende criteria van internationale verdragen waarbij Nederland partij is;
- de minister in het geval van een duidelijk risico dat de F-35-onderdelen gebruikt worden voor ernstige schendingen van internationaal humanitair recht verplicht was om in de vergunning in te grijpen.
Het hof heeft volgens de AG dan ook terecht geoordeeld dat de minister bij haar besluit om niet in de uitvoervergunning in te grijpen de internationale verplichtingen niet is nagekomen. De rechter kan zonder terughoudendheid toetsen of de Staat op het beleidsterrein van buitenlandse politiek en defensie is gebleven binnen de grenzen van het recht, wanneer in nationale en internationale regelgeving concrete en bruikbare maatstaven zijn gegeven voor het handelen van de overheid. Uit de door het hof toegepaste regelgeving volgt dat een vergunning niet wordt verleend of gecontinueerd voor zover dit voortvloeit uit internationale verplichtingen. In dit geval moet sprake zijn van een ‘duidelijk risico’ dat de militaire goederen worden gebruikt bij ernstige schendingen van internationaal humanitair recht. De vraag of sprake is van een ‘duidelijk risico’ is ter beoordeling van het bestuursorgaan. Die beoordeling moet door de rechter terughoudend worden getoetst. In deze zaak heeft het hof overwogen dat niet is gebleken dat de minister heeft getoetst aan het criterium ‘duidelijk risico’. Daarom kon het hof zelf toetsen aan dit criterium waarover onder meer rapporten waren verschenen die door de Staat niet of onvoldoende waren bestreden.
Bron: www.hogeraad.nl