De auteursrecht-claim van het Anne Frank Fonds is immoreel

Welkom in het nieuwe tijdperk: het dagboek van Anne Frank is toegevoegd aan het publieke domein. U kende het dagboek natuurlijk al, via de boekhandel of de bibliotheek, of het stond bij uw ouders op de plank. Maar juridisch gezien mochten er geen nieuwe uitgaven of bewerkingen, toneelstukken of films worden gemaakt zonder toestemming – een licentie – van het Zwitserse Anne Frank Fonds.


Dit ‘monopolie’ op het dagboek is geëindigd bij wet om middernacht op 31 december 2015. In heel Europa zijn nieuwe edities van het dagboek in voorbereiding met actueel commentaar, nieuwe wetenschappelijke inzichten of weergaven van de perceptie van Anne Frank in de moderne tijd, zonder bemoeienis van het Anne Frank Fonds. Maar deze organisatie heeft een missie: de wereld moet weten dat de auteursrechten op Het Achterhuis helemaal niet zijn afgelopen.1

Wie een boek schrijft, bezit het auteursrecht. Dit recht omvat het morele recht te worden gerespecteerd als de auteur en een commercieel recht om te beslissen over de exploitatie – het op de markt brengen van het boek. Het Anne Frank Fonds in Basel is in 1963 opgericht om zich te gaan bezighouden met de verkoop van het dagboek en verkreeg daartoe het exploitatierecht.2

De Zwitserse organisatie kon stabiele inkomsten uit de boekverkoop genereren en met die inkomsten haar doelen ondersteunen. Zij staat nu op het punt deze inkomstenstroom verliezen – cijfers zijn niet openbaar maar Het Achterhuis is een van de best verkopende boeken ter wereld. Daarnaast maakt het exploitatierecht zeggenschap mogelijk over de wijze waarop door licentienemers invulling wordt gegeven aan de nagedachtenis van Anne Frank. Het ene project steun je wel, het andere niet.

Volgens de organisatie is er met de jaarwisseling niets veranderd. Zij stelt namelijk dat, achteraf gezien, Anne Frank’s vader zijn eigen auteursrecht had vanwege zijn werkzaamheden ten behoeve van de publicatie van Het Achterhuis. Otto Frank combineerde twee delen van het dagboek die na de oorlog aan hem werden toevertrouwd in één versie, met behoud van zoveel mogelijk van de oorspronkelijke tekst als hij kon. Door deze inspanningen is hij volgens de Zwitserse organisatie ‘co-auteur’ geworden onder het auteursrecht. In het geval van co-auteurs eindigt het auteursrecht pas nadat een periode van 70 jaar is verstreken na de dood van de langstlevende auteur – in dit geval, Otto Frank, en niet zijn dochter.

Het heeft er alle schijn van dat dit een juridische constructie is die in de voorbije paar jaar is bedacht door adviseurs van het Anne Frank Fonds. Of er juridische waarde schuilt in deze redenering zal moeten worden uitgemaakt door nog meer juristen, waarschijnlijk in rechtszaken tegen mensen en organisaties die zich met dezelfde doelen bezighouden. Dit waait niet over, als je de reacties beluistert van mensen die nieuwe uitgaven in voorbereiding hebben. En intussen zitten deze mensen in onzekerheid.

Het Anne Frank Fonds zaait onnodig twijfel met zijn claim. Het dagboek is een geestelijke schepping van Anne Frank, die haar verhaal in een aantal schriften noteerde. Deze immateriële schepping is bepalend voor haar auteursrecht.3 De ‘leven-plus’ formule (1 januari 1946 plus 70 jaar, sinds de EU-harmonisatie van 1995) ondervangt discussie over het precieze ontstaansmoment van de geschreven tekst (in de periode 1942-1945) en het moment van publicatie, tijdens of na iemands leven (in dit geval erna, in 1947).4 De auteursrechten zijn conform de uitgangspunten van het auteursrecht per 1 januari 2016 verlopen.

De inspanningen van Otto Frank ten aanzien van het dagboek veranderen hier niets aan. Als iemand ernaar streefde géén ‘co-auteur’ te worden, dan was het Anne Frank’s vader. Het manuscript dat Het Achterhuis zou gaan heten, stelde hij samen uit de voorhanden handschriften van zijn dochter, die hij nauwkeurig overtypte.5 Hij nam de door Anne Frank gedurende haar onderduikperiode herschreven versie tot uitgangspunt en, waar die versie stopte omdat zij die taak niet heeft kunnen afmaken, schakelde haar vader terug naar de eerste versie, waarbij hij opnieuw de letterlijke tekst overnam. Slechts zeer af en toe, zo wees studie uit, week hij af van de letterlijke tekst of liet hij iets weg.6

Hier is geen gemeenschappelijk werk ontstaan in de zin dat twee auteurs ieder het hunne hebben bijgedragen aan de totstandkoming van hetzelfde origineel, de geestelijke schepping. In tegendeel, hier zien we een vader die zijn dochter haar eigen verhaal wil laten vertellen, in haar eigen woorden, als een testament en een monument, waarbij hij maximaal heeft willen leunen op de dagboekteksten zoals hij ze in de schriften aantrof.7 Hij stelde zich op als ‘uitvoerder’ tout court.8 De door Otto Frank gepubliceerde teksten hebben, hoewel de losse schriften die Anne Frank beschreef op zekere wijze zijn georganiseerd, geen nieuw, eigen, of co-auteursrecht aangetrokken, vanwege het ontbreken van eigen creativiteit.

Het Anne Frank Fonds zal wellicht hemel en aarde proberen te bewegen om een andere versie van het recht geaccepteerd te krijgen. Maar wat te denken van de morele kant van de claim? De antagonistische houding van het Anne Frank Fonds wekt de wrevel van mensen die toegang willen tot de beroemde dagboektekst om de kennisontwikkeling te bevorderen en hun eigen publiek te bereiken. Gezien de impopulariteit van het Anne Frank Fonds, is het voor velen een frustrerende gedachte dat deze organisatie nog tientallen jaren zal optreden als de hoeder van Het Achterhuis. Dat helpt het verhaal van de holocaustslachtoffers natuurlijk niet.

Er is niets mis met het definiëren, en het verdedigen van een bepaalde visie op Anne Frank als jonge schrijfster en holocaustslachtoffer; of een visie op een andere belangrijke persoon of gebeurtenis in de recente menselijke geschiedenis. Het wordt een probleem, tergend, als anderen soortgelijke doelen nastreven maar buitenspel worden gezet door strategische licentieverlening. Het Anne Frank Fonds slaat een verkeerde toon aan en de aanspraak op co-auteurschap is twijfelachtig.

Een andere claim van het Anne Frank Fonds in dezelfde lijn is een recente rechtszaak voor de Rechtbank Amsterdam.9 Daarin duikt dezelfde discussie op een andere manier ook op, namelijk in hoeverre latere publicaties van teksten van Anne Frank geacht kunnen worden later gestarte beschermingstermijnen te hebben. Zo is er de zogenaamde RIOD-editie uit 1986 waarin voor het eerst alle bekende geschriften van Anne Frank verschenen, in de hereditie van 2001 gecompleteerd met aanvullend materiaal.

Deze discussie gaat over – auteursrechtelijk relevante – verschillen tussen de teksten zoals gepubliceerd in Het Achterhuis en latere publicaties van teksten van Anne Frank met toestemming van het Anne Frank Fonds. Afhankelijk van deze verschillen, en afhankelijk van de uitleg van naoorlogs auteursrecht en overgangsrecht in verband met de Europese duurverlenging, zou men tot verschillende beschermingsperioden kunnen komen voor de verschillende publicaties. Er lijkt voor het Anne Frank Fonds veel aan gelegen hierover duidelijkheid te verkrijgen.

Hoewel uit het vonnis van de Rechtbank Amsterdam valt op te maken dat partijen kennelijk het standpunt delen dat de verschillen tussen Het Achterhuis en de RIOD-editie aanzienlijk zijn, en zij daaraan gevolgen verbinden,10 volgt een ander standpunt – zo niet het tegendeel – uit de studie die het RIOD indertijd heeft verricht naar diezelfde verschillen.11 Het onderzoeksinstituut concludeerde dat in Het Achterhuis ‘het wezenlijke’ van de geschriften van Anne Frank was gepubliceerd, en dat ‘de inhoud van de volledige teksten van Anne Frank geen ander beeld [geeft] van haar dan Het Achterhuis in 1947, slechts een wat vollediger, een wat verder gedetailleerd beeld (…)’.12 Het lijkt daarom te vroeg om na het vonnis van de Rechtbank Amsterdam algemeen aan te nemen dat latere publicaties in auteursrechtelijk opzicht verschillen van Het Achterhuis, en aan die aanname juridische gevolgen te verbinden.

Een opsteker voor studies van wetenschappelijke aard is dit vonnis in elk geval: de Anne Frank Stichting en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen verweerden zich met succes tegen het Anne Frank Fonds, dat niet wilde instemmen met de voorgenomen publicatie van onderzoeksresultaten mét digitale ontsluiting van de originele teksten. Zeker, de openstaande vragen zijn legio, maar hier zijn we wat deze opinie betreft weer terug bij de offensieve houding van het Anne Frank Fonds.

De auteursrechtelijke aanspraken van het Anne Frank Fonds, in al hun spitsvondige veelzijdigheid, zijn immoreel. Voor de Zwitserse organisatie is er geen betere zet denkbaar dan publiekelijk afstand doen van ieder auteursrecht dat zij ten aanzien van het dagboek van Anne Frank nog denkt te hebben. Zo kunnen de gespannen relaties met uitgeverijen, wetenschappers, schrijvers en filmmakers in één klap worden verbeterd. Dat biedt ruime mogelijkheden voor een doorstart in het post-monopolie-tijdperk.13  .

 

Deze Opinie is ook gepubliceerd in NJB 2016/261, afl. 6.
Afbeelding: © Anne Frank Stichting / Cris Toala Olivares

  1. A. Flood, ‘Challengers vow to publish Anne Frank diaries as foundation moves to keep control of copyright’, Guardian 25 november 2015; B. Blokker, ‘Annes erfenis is langer beschermd’, NRC Handelsblad 17 november 2014, p. 7.
  2. www.annefrank.org/nl/Sitewide/Corporate-story/De-Anne-Frank-Stichting-en-het-Anne-Frank-Fonds/.
  3. Spoor, Verkade & Visser 2005, par. 2.3, p. 26 en par. 3.4, p. 60-61 met verwijzing naar HR 1 juni 1990, NJ 1991/377 m.nt. DWFV (Lamoth vs. Kluwer).
  4. L. Bently & B. Sherman, Intellectual property law, Oxford: Oxford University Press 2009, p. 163.
  5. Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, De dagboeken van Anne Frank, Den Haag: Staatsuitgeverij 1986, p. 74.
  6. RIOD 1986, p. 74.
  7. Vergelijk Spoor, Verkade & Visser 2005, par. 2.4, p. 27 en par. 3.4, p. 60-61 (het ‘geesteskind’); Bently & Sherman 2009, p. 125-127.
  8. Vergelijk Spoor, Verkade & Visser 2005, par. 2.5, p. 28 in verband met art. 6 Aw.
  9. Rb. Amsterdam 23 december 2015, IEF 15577, ECLI:NL:RBAMS:2015:9312 (Anne Frank Fonds vs. Anne Frank Stichting en KNAW).
  10. R.o. 4.3.4.
  11. RIOD 1986, p. 187-188.
  12. RIOD 1986, p. 187-188.
  13. Een eerdere versie van deze opinie is verschenen in de krant, ‘Geef het dagboek van Anne Frank nu eens echt vrij’, NRC Handelsblad 30 december 2015, p. 19. Zie ook de opinie van D. Barnouw, ‘Anne Frank Fonds schaadt Annes idealen’, NRC Handelsblad 5 januari 2016, p. 18.
Over de auteur(s)
Caspar van Woensel
Universitair docent Intellectueel eigendomsrecht en Burgerlijk recht bij het Instituut voor Privaatrecht in Leiden.