Mediation bij faillissement

Een faillissement brengt onzekerheid met zich mee voor alle betrokkenen. Als zich rond een faillissement geschillen voordoen, neemt die onzekerheid verder toe en wordt de afwikkeling van het faillissement vertraagd. Dat geldt des te meer als het tot procedures leidt bij de civiele rechter: zo’n procedure duurt lang, kost veel energie, en brengt hoge kosten met zich mee, zowel voor de wederpartij van de curator als voor de boedel. In zijn proefschrift onderzoekt Jim van Mourik in hoeverre mediation een rol kan vervullen bij het zo snel mogelijk en tegen zo laag mogelijke kosten oplossen van een conflict tussen een curator en zijn wederpartij. In het proefschrift combineert hij een interviewstudie met een onderzoek naar het geldend recht. Mediation bij faillissement heeft een aanvang genomen door pilots bij verschillende rechtbanken, waarbij de rechter-commissaris mediation besprak met de curator als de curator om een procesmachtiging verzocht. Deze pilots hadden positieve resultaten: de doorlooptijden waren kort, er werd vaak een schikking bereikt, en de deelnemers waren tevreden. Deze positieve resultaten hebben inmiddels geleid tot het Landelijk Mediationprotocol Insolventieprocedures, dat is vastgesteld door Recofa en het Landelijk Overleg Vakinhoud Toezicht. Mediation bij faillissement past in een ontwikkeling waarbij het toezicht van de rechter-commissaris op het procederen door de curator intensiveert. Een onderdeel daarvan is dat rechter-commissarissen in sommige gevallen hoorzittingen organiseren voordat zij een procesmachtiging verlenen. Die hoorzitting heeft een informeel karakter en heeft als doel om de procesmachtiging beter te kunnen beoordelen door ook de informatie van de zijde van de wederpartij van de curator bij de beoordeling te betrokken. Daarnaast kan de rechter-commissaris bij deze hoorzitting een schikking beproeven of mediation aan de orde stellen.

Het proefschrift gaat in op een aantal vragen die spelen rondom mediation bij faillissement. Gesteld wordt  dat het bij de rol van de rechter-commissaris past dat hij mediation bespreekt met de curator als de curator om een procesmachtiging verzoekt, en de zaak eventueel naar mediation verwijst. Van Mourik meent dat er een uitzondering op de geheimhouding van de mediation moet worden aanvaard, zodat beide partijen informatie over de mediation met de rechter-commissaris kunnen delen. Mediation in de insolventierechtpraktijk is doorgaans evaluatief van karakter: de mediator heeft expertise op het gebied van het insolventierecht en neemt een sturende rol aan. Partijen hebben daar ook behoefte aan, zo blijkt uit de interviewstudie. Van Mourik wijst erop dat eventuele wetgeving op het terrein van mediation ruimte zou moeten geven voor flexibiliteit, zodat mediation zich kan aanpassen aan de context waarin het wordt gebruikt. De vaststellingsovereenkomst verdient bijzondere aandacht. Het systeem van de faillissementswet brengt mee dat een vaststellingsovereenkomst de boedel bindt, maar dat partijen die niet bij de mediation zijn betrokken, de schikking kunnen doorkruisen. Een voorbeeld is dat crediteuren een eigen onrechtmatigedaadsvordering kunnen instellen vanwege schuldeisersbenadeling, of de vaststellingsovereenkomst kunnen verhinderen door een artikel 69 Fw-verzoek te doen. De mediator en betrokken partijen dienen hier oog voor te hebben. In de praktijk weten zij doorgaans een praktische oplossing te bereiken voor deze situaties, bijvoorbeeld door derden bij de mediation te betrekken of erover te informeren.

Van Mourik promoveerde op 6 oktober 2025 aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Promotores waren prof. mr. Bas Kortmann en prof. mr. Carla Klaassen.  


Jim van Mourik
Mediation bij faillissement 


Wolters Kluwer, 2025, 324 p., €89
ISBN 978 90 1318 182 1 

Over de auteur(s)