De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 5 juli 2023 uitspraak gedaan over het opschorten van de overdrachtstermijn in Dublinzaken. De Afdeling had over deze zaak prejudiciële vragen aan het HvJ EU gesteld. De uitspraak gaat over een Gambiaanse vreemdeling die eerst in Italië en daarna in Nederland asiel had aangevraagd.

De staatssecretaris heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië volgens hem verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De vreemdeling heeft in Nederland ook aangifte gedaan van mensenhandel. De staatssecretaris heeft deze aangifte aangemerkt als een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning als slachtoffer van mensenhandel. Zo’n aanvraag is het begin van een nieuwe, afzonderlijke procedure, die inhoudelijk los staat van de Dublinprocedure. De staatssecretaris heeft die aanvraag vervolgens afgewezen, waartegen de vreemdeling bezwaar heeft gemaakt. De vreemdeling mocht de behandeling van dat bezwaar in Nederland afwachten en kon dus zolang niet aan Italië worden overgedragen. De vraag was of het bezwaar in de procedure over mensenhandel de termijn van overdracht naar Italië van maximaal zes maanden opschort of niet.

Arrest

De Staatssecretaris van JenV mag niet méér tijd nemen om een vreemdeling aan een andere lidstaat over te dragen, als deze vreemdeling in een andere vreemdelingenprocedure bezwaar heeft gemaakt. Dit beleid om de overdrachtstermijn in zulke gevallen op te schorten is in strijd met de Europese Dublinverordening. In de Dublinverordening staat een uiterste termijn van in beginsel zes maanden voor overdracht van een asielzoeker aan de lidstaat waar deze het eerst asiel heeft aangevraagd. De Dublinverordening staat toe dat deze termijn wordt opgeschort zolang er een juridische procedure over de overdracht zelf loopt. De staatssecretaris voert het beleid dat de uiterste overdrachtstermijn ook wordt opgeschort als de vreemdeling in een andere procedure bezwaar heeft gemaakt, zoals in dit geval over de afgewezen aanvraag om een verblijfsvergunning wegens mensenhandel. Op grond van de Vreemdelingenwet mag de vreemdeling de behandeling van dat bezwaar namelijk in Nederland afwachten, zodat de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat tijdens die periode feitelijk niet mogelijk is. Maar de Dublinverordening staat niet toe dat dan de overdrachtstermijn wordt verlengd, omdat anders “de verwezenlijking van het doel en daarmee het nuttig effect van de Dublinverordening wordt doorkruist”, aldus de Afdeling. Voor de vreemdeling in deze zaak betekent dit dat de overdrachtstermijn is verstreken. De staatssecretaris mag hem niet meer terugsturen naar Italië en moet het asielverzoek zelf in behandeling nemen. De staatssecretaris zal zijn beleid op dit punt moeten aanpassen.

ECLI:NL:RVS:2023:2593

Bron: www.raadvanstate.nl

Laatste nieuws