Een officier van justitie die gebruik wil maken van telefoon- en internetgegevens, die door telecomaanbieders worden bewaard met het oog op de opsporing en vervolging van ernstige strafbare feiten, heeft binnenkort toestemming nodig van de rechter-commissaris. Een wetsvoorstel van die strekking is voor advies naar de Raad van State gestuurd. 

De bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens blijft bestaan. Deze is volgens het kabinet onmisbaar voor de opsporing en vervolging van ernstige strafbare feiten. De bewaarplicht is noodzakelijk, net als de huidige bewaartermijnen omdat verdachten vaak pas na enige tijd in beeld komen. Dat wil zeggen, een bewaartermijn van 6 maanden voor internetgegevens (zoals IP-adressen) en 12 maanden voor telefoniegegevens (zoals nummers en duur van het gesprek). Om aantasting van de persoonlijke levenssfeer te beperken, stelt het kabinet voor dat de officier van justitie telecommunicatiegegevens alleen mag vorderen, als het gaat om een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is. Het misdrijf moet van zodanige ernst zijn dat deze het opvragen en raadplegen van dergelijke gegevens rechtvaardigt. De beoordeling is aan de rechter-commissaris.
De tekst van het wetsvoorstel wordt openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.

Laatste nieuws