Nederlands Juristenblad 5
5 februari 2020
2020/2
Het wetsvoorstel uitbreiding taakstrafverbod
Een olifant in de porseleinkast van de straftoemeting
De Ministers van Justitie en Veiligheid stellen voor om het taakstrafverbod van artikel 22b S verder uit te breiden. Het valt te betwijfelen of de ministers voldoende hebben nagedacht over de mogelijke gevolgen van de voorgestelde uitbreiding van het taakstrafverbod en over de wenselijkheid van deze gevolgen. Dit artikel gaat over de uitbreiding van het taakstrafverbod en over hoe deze uitbreiding zich verhoudt tot de huidige uitgangspunten voor gepaste straffen na geweld tegen personen met een publieke taak. De gevolgen van het huidige taakstrafverbod worden geschetst als indicatie van de mogelijke gevolgen van de voorgestelde uitbreiding van het taakstrafverbod. Te verwachten valt dat de nieuwe bepaling de officier van justitie en de rechter in serieuze problemen gaat brengen bij het vorderen en opleggen van een straf die past bij de ernst van het gepleegde strafbare feit en de persoonlijke omstandigheden van het geval.


Lees het hele artikel in Navigator.

Een schriftelijke wilsverklaring is nog geen euthanasieverzoek
Misverstanden bij de interpretatie van wetsartikel 2 lid 2 Wtl
De unieke kenmerken van een casus over euthanasie bij gevorderde dementie impliceert dat bij elke patiënt steeds opnieuw dient te worden vastgesteld welke objectiveerbare concrete feiten het veronderstelde lijden zoals beschreven in de schriftelijke doodswens op overtuigende wijze kunnen onderbouwen. Een schriftelijke wilsverklaring biedt onvoldoende houvast om er vanuit te kunnen gaan dat deze niet in strijd komt met de beschermwaardigheid van het leven. Om tot euthanasie over te kunnen gaan dient sprake te zijn van een verklaring inhoudende een concreet verzoek tot levensbeëindiging die binnen een naar redelijkheid afgesproken korte termijn uitgevoerd wordt. Aanwijzingen die ook maar enigszins twijfels oproepen over het vrijwillig en weloverwogen karakter van een ‘verzoek’ dan wel over actueel ondraaglijk en uitzichtloos lijden, en als zodanig een zuiver oordeel over de actualiteit van een doodswens in de betekenis van een uitdrukkelijk en ernstig verlangen in de weg staan, dienen als contra-indicatie te gelden.


Lees het hele artikel in Navigator.

Cassatie in het belang der wet in euthanasiezaak
Het leerstuk van de zogenoemde contra-indicaties
Welke betekenis moet in het kader van de euthanasieverlening worden toegekend aan uitingen en gedragingen van een ten aanzien van zijn, eerder, opgestelde schriftelijke euthanasieverzoek inmiddels wilsonbekwame patiënt? Daarbij zijn twee subvragen relevant die tot dusverre onvoldoende uit de verf zijn gekomen. Kunnen bepaalde uitingen en gedragingen van een ten aanzien van zijn, eerder, opgestelde schriftelijke euthanasieverzoek inmiddels wilsonbekwame patiënt tot gevolg hebben dat het schriftelijke euthanasieverzoek als herroepen moet wordt beschouwd? Zo neen, in welke gevallen staan zodanige uitingen en gedragingen aan een zorgvuldige euthanasieverlening in de weg?


Lees het hele artikel in Navigator.

Mensen met dementie hebben het recht om euthanasie te weigeren
Demente patiënten hebben het recht om alsnog euthanasie te weigeren, ook al is hun schriftelijke wilsverklaring duidelijk. De juridische grondslag daarvan is het beslissingsrecht van de patiënt dat wordt beschermd door artikel 2 en 8 EVRM: het recht op leven en het recht op respect voor het privéleven. Daarom heeft de Rechtbank Den Haag ten onrechte beslist dat een patiënte met dementie haar schriftelijke wilsverklaring niet meer kon herroepen en dat voor de arts geen juridische plicht bestond om te verifiëren of zij nog wel een doodswens had. De Hoge Raad is nu de laatste rechterlijke instantie die aan de positieve verplichtingen van het EVRM kan voldoen.


Lees het hele artikel in Navigator.

Eerder verschenen
NJB 4 (2020)
29 januari 2020
NJB 3 (2020)
22 januari 2020
NJB 2 (2020)
15 januari 2020
NJB 1 (2020)
8 januari 2020
NJB 44 (2019)
18 december 2019