Nederlands Juristenblad 20
20 mei 2020
2020/5
Wat doet de Europese Unie ter bezwering van de coronacrisis?
De Europese Unie doet haar best een zinnige bijdrage te leveren aan de bestrijding van de coronacrisis, al gaat dat zoals altijd wel op z’n Brussels en ligt het primaat van de crisisbestrijding toch bij de lidstaten zelf. Ook is duidelijk dat de tegenstellingen tussen Noord- en Zuid-Europa door de crisis weer oplaaien. Dat doet zich momenteel vooral gevoelen in relatie tot de vraag naar de financiering van het Europese herstelfonds en de machtsstrijd die nu in alle hevigheid is losgebarsten tussen het Duitse Bundesverfassungsgericht enerzijds en het HvJ EU en de ECB anderzijds. De EU krijgt het nog zwaar te verduren de komende tijd, en dat terwijl zij toch al niet in topconditie verkeerde. Wat volgt is een bespreking van de meest in het oog springende maatregelen die de Europese Unie tot dusver heeft genomen dan wel (mogelijk) gaat nemen ter bestrijding van de coronacrisis.

[verder lezen in NAVIGATOR]

Geen terughoudende rol van het strafrecht bij de beoordeling van euthanasiezaken
De betekenis voor de (straf)rechtspraktijk van het eerste euthanasie-arrest na inwerkingtreding van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding
De Hoge Raad heeft de beoordeling van euthanasiezaken (in het bijzonder wanneer sprake is van dementie) van extra duidelijkheid voorzien. Naast de juridische punten waaruit voor het OM lessen vallen te trekken, valt op hoeveel waarde de Hoge Raad hecht aan het (eigenstandige) oordeel van arts, RTE en IGJ. Daarbij zijn verschillende accenten te herkennen: de arts en de RTE moeten vooral hun oordeel goed inzichtelijk (blijven) maken en de IGJ moet zelfstandig het al dan niet bestaan van een tuchtrechtelijk verwijt beoordelen. Uit het arrest volgt tevens dat de wettelijke taak die aan het OM is toegekend ter handhaving van artikel 293/294 Sr ook bij levensbeëindigend handelen door artsen op verzoek van hun patiënten, onaangetast is gebleven.

[verder lezen in NAVIGATOR]

Schatvinding en de bescherming van cultureel erfgoed in Nederland en Engeland
Vanuit cultuurhistorisch oogpunt pakt het soms ongelukkig uit dat de Erfgoedwet niet van toepassing is op de toevallige vondst van een schat. Een vergelijking met het Engelse stelsel is hier nuttig. Zij maakt duidelijk dat het niet moeilijk is een stelsel te verzinnen dat de publieke belangen beter dient, zonder de private belangen te verkwanselen en de vinder in de verleiding te brengen zijn vondst te verheimelijken, om te smelten of te verpatsen. Een stelsel naar Engelse snit maakt een einde aan het onhoudbare onderscheid tussen toevalsvondsten en opgravingsvondsten, zorgt voor een uniform regime voor schatvinding en beschermt cultureel erfgoed beter dan het huidige. Bovendien vormt het een mooi compromis tussen de middeleeuwse regel dat de Vorst de eigendom van schatten verwerft, en de Romeinse regels die de ontdekker en de grondeigenaar in de eigendom laten delen.

[verder lezen in NAVIGATOR]

Uitleg revisited
Op rechtspraak.nl trok de uitspraak van de Hoge Raad van 31 januari 2020 mijn aandacht. Het ging in die zaak over uitleg. Eerder schreef ik over uitleg in het NJB. Ik bepleitte, kort gezegd, dat het ongewenst is dat via de weg van uitleg (vermijdbare) gebreken of slordigheden in een overeenkomst (achteraf) rechtgezet (kunnen) worden.

[verder lezen in NAVIGATOR]

Eerder verschenen
NJB 19 (2020)
13 mei 2020
NJB 18 (2020)
6 mei 2020
NJB 17 (2020)
30 april 2020
NJB 16 (2020)
22 april 2020
NJB 15 (2020)
16 april 2020