Nederlands Juristenblad 2
15 januari 2015
2015/1
Terugkerend rumoer over benoemingen door de regering en de Tweede Kamer
In 2014 liep de benoeming van de nieuwe Nationale ombudsman door de Tweede Kamer uit op een compleet fiasco. In de jaren daarvoor ontstond de nodige beroering rond de benoeming van een staatssecretaris (2012), de benoeming van twee raadsheren in de Hoge Raad (2011) en de benoeming van de vice-president van de Raad van State (2011). Regering en Tweede Kamer hebben kennelijk moeite om een behoorlijke benoemingsprocedure te volgen bij belangrijke benoemingen in openbare ambten. De laatste jaren staat daarnaast de zeggenschap van de Tweede Kamer bij benoemingen ter discussie. In en buiten de Kamer gaan stemmen op om de Tweede Kamer meer zeggenschap te geven bij benoemingen. In de navolgende bijdrage wordt eerst aandacht besteed aan de discussie over benoemingen door regering en Tweede Kamer, mede aan de hand van een aantal incidenten in de laatste jaren. Daarna wordt nagegaan waarin deze benoemingsprocedures tekort schoten en welke aanpassingen noodzakelijk zijn. Ten slotte wordt de vraag aan de orde gesteld of het wenselijk is de zeggenschap bij benoemingen door de regering te verruimen.
Derogeert immuniteit aan de geheimhoudingsplicht?
De relatie tussen de artikelen 22 Gemeentewet en 272 Wetboek van Strafrecht
Werkt de immuniteit zoals die in artikel 22 van de Gemeentewet is vastgelegd als een lex specialis ten opzichte van het veel algemenere artikel 272 Sr dat straf stelt op schending van de geheimhoudingsplicht? Of staan deze bepalingen naast elkaar en regelen zij elk een ‘eigen’ specifiek aspect? Hier wordt betoogd dat de bepalingen ieder voor zich op een ander onderwerp betrekking hebben en in zoverre niet in relatie tot elkaar staan: de ene ziet op het mogen openbaren van door straf gesanctioneerde meningsuitingen en de andere op het verbod om een geheim in de openbaarheid te brengen. Het is dan ook niet zo dat de plicht tot geheimhouding niet zou dienen te gelden voor hen die deze plicht schenden op grond van de immuniteitsregeling die op hen van toepassing is en dat de rechter daarin niet zou dienen te treden. Per saldo blijkt zowel het democratisch aspect als het rechtsbelang evenwichtig geregeld te zijn.
Hulp bij zelfdoding in Engeland en Wales
Verandering in zicht?
Niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen is hulp bij zelfdoding regelmatig onderwerp van debat. Op dit moment is hulp bij zelfdoding vooral in het Verenigd Koninkrijk erg actueel. Al lange tijd geldt in Engeland en Wales uitdrukkelijk een verbod om mensen te helpen bij het beëindigen van hun leven. In het verleden is dit verbod tevergeefs bij de rechter aangevochten. Toch heeft dat sommige mensen er niet van weerhouden het verbod opnieuw aan te vechten. Op 25 juni 2014 heeft ook het Britse Supreme Court zich daarover uitgelaten.
Meer finaliseren, minder kaal vernietigen
De bestuursrechter zijn weliswaar bevoegdheden aangereikt om een geschil finaal te beslechten, maar het lijkt wel alsof rechters de laatste tijd weer meer kaal vernietigen en minder finaliseren. Om de hieruit voortvloeiende processuele onzekerheid en ongelijkheid een halt toe te roepen is het wenselijk dat de rechter processuele kansen zo gelijk mogelijk verdeelt en dat hij zo veel mogelijk finaliseert. Auteur pleit er daarom voor in de Awb een bevoegdheid op te nemen die de rechter in staat stelt te bepalen dat verweerder één kans wordt geboden een gebrek te helen, gelijk ook eiser van de rechter één kans moet krijgen om iets te doen wat hij tot dan toe heeft nagelaten.
Eerder verschenen
NJB 1 (2015)
12 januari 2015
NJB 44-45 (2014)
18 december 2014
NJB 43 (2014)
11 december 2014
NJB 42 (2014)
4 december 2014
NJB 41 (2014)
27 november 2014