Dat de strafrechter soms als olifant door de civiele porseleinkast gaat, was een aanleiding voor het onderzoek van Hebly & Lindenbergh voor de Raad voor de rechtspraak (Doen wat kan. Hoe normering kan bijdragen aan betere behandeling van schadevergoedingsvorderingen in het strafproces).1
Het meest tastbare resultaat is de medio september opgeleverde Rotterdamse schaal als hulpmiddel bij de smartengeldvaststelling. Achtergrond vormt het slachtofferbeleid en i.h.b. de voorschotregeling zeden- en geweldsmisdrijven die ervoor hebben gezorgd dat juist de strafrechter personenschadevergoedingsrechter is. Dat brengt hem in een lastig parket (het strafproces is daarop niet ingericht) en soms ook in de verleiding een eigen koers te varen. Diverse strafrechters zijn bijvoorbeeld zonder serieuze motivering, ook niet een die aanknoopt bij de ernst van het vergrijp, op veel hogere smartengeldbedragen uitgekomen dan we van de civiele rechter kennen: € 350.000 en € 400.000 zelfs (ECLI:NL:RBROT:2020:13006 en ECLI:NL:RBROT:2024:6787). De civiele rechter gaat daarin niet mee (uitdrukkelijk ECLI:NL:RBMNE:2022:106), maar daarmee is het verschil juist bevestigd.
Het werd een aanleiding om de wijze waarop het smartengeld wordt vastgesteld – gevalsvergelijking op basis van individuele rechterlijke uitspraken uit het verleden – tegen het licht te houden. In het op rechtspraak gebaseerde ANWB Smartengeldboek is het lastig zoeken en is de informatie niet altijd bruikbaar. Het helpt niet dat letselschadezaken meestal buitengerechtelijk worden afgedaan; civiele rechters stellen zelden smartengeld vast. Dat ligt anders voor strafrechters. Zij kunnen daarom, zo was het idee, wel wat hulp gebruiken. Uiteraard met als bijvangst dat ook de civiele afwikkelingspraktijk zou meegenieten.
De Rotterdamse schaal is een ‘vertaling’ van Engelse en Ierse Guidelines die berusten op een omvangrijke rechtspraak. Verschillende letsels zijn aldus ingedeeld op een schaal en geordend naar de ernst ervan (ik neem tetraplegie (verlamming vier ledematen) als voorbeeld), met bijpassende bandbreedtes voor bedragen (€ 220.000-€ 275.000 bij tetraplegie) en met aanduiding van factoren die daarbinnen verschil kunnen maken (bij tetraplegie onder meer leeftijd, mate van fysieke beperkingen en resterende beweging, mate van pijn, psychische gevolgen en de weerslag op het sociaal leven, tijdsbesteding, werk/opleiding).
De eindversie verscheen medio september nadat in 2024 een consultatieversie het licht zag.2 Eind oktober telden we al ruim 100 uitspraken, zij het slechts een handvol civiele, waarin de Rotterdamse schaal wordt genoemd. De ordening, zowel qua bedragen als qua debat, verklaart het succes. Tegelijkertijd is er ook kritiek, vanuit slachtofferhoek bijvoorbeeld op het algemene smartengeldpeil (te laag), maar de aangedragen oplossing – ga uit van de hoogste door strafrechters toegewezen bedragen – gaat te ver. Niet alleen mist deze rechtspraak een deugdelijke fundering, zij is gewezen in de context van ‘moord en doodslag’ en kan daarom moeilijk leidend zijn voor verkeersongevallen. De impact van zo’n prijspeil op het ‘smartengeldhuis’, de aansprakelijkheidslast en de aansprakelijkheidsverzekeringspremies zou ook enorm zijn.
Juist in dit verband laat de schaal een belangrijk punt liggen. Ik doel op de factor schuld die in de Guidelines geen rol speelt, maar bij ons wel: de Hoge Raad laat de rechter ook de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het verwijt meewegen (ECLI:NL:HR:2019:793). Een hoge mate van schuld zou invloed hebben op het leed waarmee de betrokkene wordt geconfronteerd; dat is ‘groter’ bij een hoge mate van schuld. De consultatieversie ging er, om richting te geven, vanuit dat de bedragen passen bij ‘normale, gemiddelde verwijtbaarheid’ en zette in op een opslag van 10% bij opzet of bewuste roekeloosheid, maar de eindversie heeft dit niet gehaald. Een vaste 10%-opslag vond ‘het veld’ te strikt want soms te hoog en soms juist te laag. Ondanks de voorkeur van de opstellers voor een vorm van sturing om het vaststellingsproces te stroomlijnen, is uiteindelijk afgezien van enige vingerwijzing.
Of dat gelukkig is, is de vraag. Het ligt niet voor de hand bij een operatie die ordening moet aanbrengen en willekeur wil voorkomen zo’n heikel punt ‘ongeregeld’ te laten. Bovendien zijn het juist strafrechters die oordelen over hogere maten van schuld. Zij ‘moeten’ hier al snel iets mee. Het ontbreken van iedere sturing is dan niet ideaal, niet voor die strafrechters die graag wat richting meegegeven krijgen, niet vanuit een oogpunt van consistente toepassing en gelijke behandeling, maar ook niet omdat het, met de huidige voorschotregeling, uiteindelijk om door de Staat gegarandeerde bedragen gaat en dan een zekere ‘beteugeling’ wel zo veilig is. Ik denk daarom aan een maximale opslag van 20-25% voor de hoge schuldgradaties. Maar niet als automatisme. Of een opslag is aangewezen en zo ja welke, is afhankelijk van het antwoord op de vraag of bij het voorlopige (voordat de vraag naar een opslag rees) uit de schaal gerolde bedrag nog onvoldoende recht is gedaan aan het feit dat sprake was van een (zeer) hoge mate van schuld. Het is niet ondenkbaar dat bij het beargumenteren van de keuze van het bedrag op de bandbreedte al een rol heeft gespeeld dat het hier juist niet ging om een licht vergrijp. Meermaals het voordeel van de twijfel bij eerdere ‘beslispunten’ kan al voldoende ophogend hebben gewerkt. Is vooralsnog echter juist schuldneutraal opgetreden dan kan een opslag aangewezen zijn om recht te doen aan de opdracht van de Hoge Raad.
Ik geef mijn voorstel graag voor een beter, maar zonder ‘schuldsturing’ gaan strafrechters mogelijk toch weer hun eigen weg en resulteert dat in een ‘apart’, wellicht zelfs straf, smartengeld dat opnieuw tot spanning aan het civielrechtelijke front kan leiden (‘waarom hier zoveel minder?’) maar ook tot onvrede onder slachtoffers van strafbare feiten, nu niet voor ieder van hen een strafzaak, een royale strafrechter en de voordelen van de voorschotregeling zijn weggelegd. Dan zijn we terug bij af.
Dit Vooraf is gepubliceerd in NJB 2025/2519, afl. 34
Afbeelding: ©
Voetnoten
1 rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Raad-voor-de-rechtspraak/Wetenschappelijk-onderzoek/Research-Memoranda
