Ieder product heeft een levensduur. Deze is niet willekeurig, maar kan worden beïnvloed door onder meer ontwerp, software-updatebeleid en de beschikbaarheid van reserveonderdelen en reparatiehandleidingen. Deze invloed kan worden aangewend om de levensduur van een product te verkorten, om zo de vervanging ervan te versnellen. Dit staat bekend als geplande veroudering (ook wel: planned obsolescence). Deze praktijk is voordelig voor de producent en de verkoper, die zo meer omzet genereren. Het is nadelig voor de consument, die vaker een product moet vervangen en zo onnodig veel geld uitgeeft. Duurzaam is het ook niet, omdat het leidt tot meer productie en meer afval. Vooral bij slimme producten, die doorgaans een korte levensduur beschoren zijn, worden deze problemen bij uitstek zichtbaar: de hoge prijzen jagen de consument op kosten en het productieproces en de e-waste die ze genereren zijn bijzonder vervuilend. Deze dissertatie van Tim van Zuijlen neemt het perspectief van de consument die een gepland verouderd slim product heeft gekocht: in welke gevallen kan deze op basis van non-conformiteit en oneerlijke handelspraktijken een remedie uitoefenen tegen zijn contractuele wederpartij? Welke knelpunten bestaan daarbij en hoe kunnen deze worden geadresseerd? Hiertoe wordt Duits, Frans, Belgisch en Nederlands consumentenrecht vergeleken. Uit het onderzoek blijkt dat voor de consument in de meeste gevallen van geplande veroudering een te hoge drempel bestaat voor het uitoefenen van een remedie, veroorzaakt door onder meer korte termijnen, een gebrekkige informatie- en bewijspositie en rechtsonzekerheid. Daarbij bestaan tussen de onderzochte rechtsorden verschillen in de bescherming, primair voortvloeiend uit implementatiekeuzes en de mate van invulling van open normen. Deze verschillen bieden een waardevol inzicht in hoe bepaalde keuzes uitwerken op de rechtspositie van de consument.
Op basis van deze conclusies worden in de dissertatie aanbevelingen gedaan. Ten eerste wordt aanbevolen om duidelijkheid te scheppen voor de consument door levensduurlijsten voor slimme producten op te stellen, vergelijkbaar met de reeds bestaande levensduurlijst voor elektronica, maar dan vanuit een bredere basis dan alleen vanuit de verkoperskant. Ten tweede wordt aanbevolen om de termijn van het bewijsvermoeden in artikel 7:18a lid 2 BW te verlengen en uiteindelijk te koppelen aan de wettelijke garantietermijn. Ten derde wordt aanbevolen om de negatieve effecten van een software-update te kwalificeren als ‘essentiële informatie’ in de zin van artikel 6:193d BW, zoals dit ook later wordt opgenomen in de zogenoemde ‘zwarte lijst’ bij de oneerlijke handelspraktijken. Ten vierde wordt aanbevolen om gedragscodes op te stellen ter invulling van het begrip ‘professionele toewijding’ in de zin van artikel 6:193b BW. Ten vijfde wordt aanbevolen om binnen het consumentenrecht bestaande leerstukken te optimaliseren in plaats van specifieke regelgeving tegen geplande veroudering in te voeren, zoals dat in Frankrijk is gedaan en in Duitsland en België is gepoogd. Deze aanbevelingen breiden de consumentenbescherming uit, maar betreffen geen herontwerp van kernonderdelen van het consumentenrecht. Zo kan het consumentenrecht met enige aanpassingen een belangrijk onderdeel zijn van een bredere strategie – waarin ook informatieplichten en ecodesign een grote rol spelen – om geplande veroudering van slimme producten tegen te gaan.
Van Zuijlen verdedigde zijn proefschrift op 29 september 2025 aan de Rijksuniversiteit Groningen. Promotores: prof. Albert Verheij en prof. Jeanne Mifsud Bonnici.
Tim van Zuijlen
Remedies bij consumentenkoop vanwege geplande veroudering van slimme producten. Een vergelijking van Duits, Frans, Belgisch en Nederlands recht op basis van non-conformiteit en oneerlijke handelspraktijken
Boom juridische uitgevers 2025, 282 p., € 39
ISBN 978 90 4730 102 8