Patstelling politiek Den Haag

Met de beste bedoelingen is Herman Tjeenk Willink uiteraard begonnen aan zijn laatste informatieopdracht, zonder echter door te hebben dat deze tot mislukken gedoemd is. Niet door gebrek aan kennis of onwil van de 17 informanten, maar omdat de alom aanwezige onvredegevoelens niet van intellectuele of partijpolitieke aard zijn, maar voortkomen uit het gevoel van onrechtvaardigheid, waar onze tijd geheel van doortrokken is. Het gevoel dat wel te verwoorden is, maar niet in woorden is te vangen, politiek gesproken. Vandaar dat we voor het adequaat aanpakken van onrecht niet moeten aankloppen bij het Binnenhof, maar bij de daarvoor geëigende instantie, het Recht.

Wat dat betreft moet ik onwillekeurig denken aan het VPRO-programma Zomergasten van 26 juli 2020. In gesprek met Janine Abbring over recht, hield strafrechtadvocaat Inez Wezki ons voor dat ‘het ware gevoel voor recht nauw verband houdt met het vermogen het eigenbelang te overstijgen’. 

Dat unieke vermogen zichzelf weg te cijferen in het belang van het algemeen, de moraliteit of betrouwbaarheid, is bij onze demissionaire minister-president helaas onvoldoende aanwezig. Het ontluisterende Kamerdebat van afgelopen donderdag, spreekt wat dat betreft duidelijke taal. De (ham-)vraag of onze democratische rechtsstaat de komende vier jaar bij Rutte-IV in goede handen zal zijn, waar onze demissionaire MP van uitgaat, is daarmee afdoende beantwoord. Een duidelijk antwoord, waardoor - paradoxaal genoeg - heel politiek Den Haag in een politieke patstelling verzeild is geraakt. Alleszins begrijpelijk overigens, omdat de eenduidige politieke consequenties van moraliteit nu eenmaal niet afdwingbaar zijn met woorden, zoals het cruciale mega-debat zonneklaar heeft aangetoond.

De patstelling waarin politiek Den Haag (en daarmee in feite heel Nederland) op 1 april verzeild is geraakt, biedt desondanks een wenkend perspectief. Daarbij baseer ik mij op de visionaire kijk van Jan Rotmans dat we in een tijdperk van verandering leven. Een overgangstijd die de schakel vormt tussen het theocentrische en het antropocentrische tijdperk. Tijdperken die wel te onderscheiden, maar niet te scheiden zijn. We kunnen nu eenmaal geen afscheid nemen van het verleden.

Vandaar dat de juridische kern van het theocentrisch tijdperk, het ware gevoel voor recht (om met Inez Weski te spreken), nog springlevend is en bovendien óók immer zal blijven. Dus nóóit verloren zal gaan, met alle politieke gevolgen van dien.
Deze nu houden in, dat Herman Tjeenk Willink – voor het slagen van zijn missie – in alle openheid buiten het gebruikelijke parlementaire circuit op zoek zal moeten gaan naar kandidaten met de juiste tweeledige leiderschapskwaliteiten. Dat moet geen probleem zijn, maar vereist wel een bril met adequate lenzen.

 

Afbeelding: pixabay

Over de auteur(s)