M en de rechtsstaat

Hier zijn de huizen waar geen mens meer komt. Kapotgepiste
galerijen. Onbegrijpelijke villawijken. De huizen waar
de mensen wonen die verhalen lijken,
kinderen die al getallen zijn
(…).1

 

Mijn oude vriend M vertelde me dat het mis was gegaan. Hij had zijn onderbewindstelling willen laten beëindigen, omdat hij de bewindvoerder niet vertrouwde. Maar toen hij bij de rechter stond was hij zo zenuwachtig geweest dat hij vergeten was hoe hij zijn verhaal rustig moest vertellen. Hij werd steeds opgefokter en de behandeling eindigde ermee dat hij scheldend is weggelopen uit de zittingszaal. Hij was alleen gegaan, zoals hij de meeste dingen zelf opknapt. Advocaten willen hem niet meer bijstaan. Zelf heeft hij juristen nooit vertrouwd. Eigenlijk vertrouwt hij niemand.

Advocaten en rechters zien wel meer mensen als M. Net als politieagenten, artsen en maatschappelijk werkers. Mensen met weinig kansen en weinig perspectief. Nu is M die zeventien jaar geleden uit de TBS kwam een unieke man. Maar wie is niet uniek? Ik zie ze nog staan: de verbitterde vader die jaren geleden niet de gewenste omgangsregeling kreeg en dat nu nog zijn advocaat kwalijk neemt; de mishandelde vrouw die vereenzaamd in een vrouwenopvangcentrum verblijft in afwachting van woonruimte in de anonieme stad; ik zie nog de uitgenodigde vluchteling die zijn gezin tot last werd omdat hij volstrekt niet kon aarden. Allemaal mensen met twee ogen en een neus. En allemaal met weinig vertrouwen in de rechtsstaat.

Dat lijkt moeilijk te rijmen met het gegeven van het Sociaal Cultureel Planbureau dat het met het vertrouwen in de rechtspraak wel goed zit: 80% van de bevolking heeft eerder wel vertrouwen in justitie/het rechtssysteem dan eerder niet. En 44% van de hele bevolking heeft zelfs (zeer) veel vertrouwen in de rechtspraak. Maar achter dat laatste cijfer ligt verborgen waar het me nu om gaat. Van de hogeropgeleiden heeft 66% (zeer) veel vertrouwen in de rechtspraak, tegen 39% van de middelbaar opgeleiden en 28% van de lageropgeleiden.2

In een recent proefschrift wordt zelfs gesproken van heimelijk wantrouwen tegen Nederlandse rechters onder burgers met een lagere opleiding. Dat wordt verborgen gehouden als interviewers van de universiteit langs komen, maar wel geuit tegen interviewers van een ROC. Een vergelijkbaar effect is waargenomen onder vrouwelijke moslims die een hoger vertrouwen in de Nederlandse samenleving melden als ze worden geïnterviewd door iemand zonder hoofddoek dan als ze worden geïnterviewd door iemand met een hoofddoek.3 In dat licht kan de statistiek over het vertrouwen onder lageropgeleiden nog een te opgeruimd beeld geven.

Hoe komt het dat verschillen in opleidingsniveau en misschien ook etnische verschillen leiden tot verschillen in vertrouwen in de rechtsstaat? Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat leden van arme en minderheidsgroepen minder dan hun rijkere gelijken zijn geneigd om juridische hulp te zoeken als ze een civielrechtelijk probleem hebben.4 Drie verklaringen worden genoemd.  Mensen uit die achtergestelde groepen hebben een grotere kans op negatieve ervaringen met het strafrecht. Dat kleurt ook hun vertrouwen in het civiele recht. Anderen hebben slechte ervaringen met instituties die als ‘juridisch’ worden beschouwd: de uitkeringsinstantie, de leerplichtambtenaar, de belastingdienst, de IND en ze vermijden daarom alle juridische instituties zo veel mogelijk. Van geheel andere orde is dat mensen uit deze groepen vanuit een respectabel moreel standpunt vinden dat ze hun eigen boontjes moeten kunnen doppen. Het lijkt me dat die verklaringen evenzeer kunnen gelden voor het geringere vertrouwen in de rechtsstaat bij mensen met een lagere opleiding. Of bij andere mensen met slechte ervaringen of de zelfde morele invalshoek. Natuurlijk kunnen andere factoren een rol spelen – je zal maar uit een land afkomstig zijn waar rechters doorgaans corrupt zijn – maar ik houd het nu maar op deze drie.

M kon, zoals ik al schreef, geen advocaat meer vinden. Ik denk dat zijn ervaringen met het strafrecht en zijn koppige wens het zelf uit te zoeken hem nooit tot een warm bewonderaar van de rechtsstaat zullen maken. Soms zegt hij dat zijn treurig leven veroorzaakt is door de buitenlanders. Als ik dan tegen hem inga, corrigeert hij zich: het komt door de TBS-kliniek. Een boze man.

Volgens eerder onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau is bijna dertig procent van de Nederlanders ofwel laagopgeleid met weinig inkomen en weinig sociale contacten (precariaat) dan wel middelbaar opgeleid maar zonder of met onzeker werk. Deze groepen wordt tekortgedaan ‘op hun aanspraak op de rechtsstaat en op hun recht om deel te nemen aan de samenleving’, zei – toen ambteloos burger  Ferdinand Grapperhaus.5 Achter de cijfers zitten mensen verscholen. Mensen met een gezicht, zoals M, de boze man, de geslagen vrouw en de ontheemde vreemdeling. Mensen met wie u misschien op de basisschool zat en die het niet hebben gerooid. Mensen die enquêteurs niet te woord staan. Mensen die soms – ondanks hun ervaringen, hun schroom of hun trots maar met een sprankje vertrouwen in de rechtsstaat  toegang tot de rechter of tot een advocaat willen. Daar gaat het om als wordt gepleit voor een hogere bijdrage aan de sociale advocatuur. Het vertrouwen in de rechtsstaat dat ze misschien al lang verloren zijn.

 

Dit Vooraf is verschenen in NJB 2018/355, afl. 7. 

 

Bron afbeelding: lightest light (bewerkt)

 

  1. Ester Naomi Perquin, 'Huisbezoek', in: Lange armen. Gedichten over de politie, Van Oorschot 2018
  2. SCP,  De sociale staat van Nederland 2017, p. 64; SCP, Burgerperspectieven 2017/4 pag. 16.
  3. Liesbeth Hulst, Experimental legal studies on perceived procedural justice and trust in law and society. Diss. VU 2017.
  4. Sara Sternberg Greene, 'Race, Class, and Access to Civil Justice', Iowa Law Review Vol. 101:1263.
  5. Tatiana Scheltema, ‘We zijn elkaars lot uit het oog verloren’, Advocatenblad februari 2017 n.a.v. het verschijnen van F. Grapperhaus, Rafels aan de rechtsstaat.

 

Over de auteur(s)
Author picture
Ybo Buruma
Raadsheer in de Hoge Raad