Enkele kanttekeningen bij artikel Soetenhorst

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het artikel van collega Soetenhorst in het NJB van 14 september j.l.1 Het is goed dat in de kolommen van het Nederlands Juristenblad aandacht wordt geschonken aan de open access materie, want die raakt ons allen. 

In zijn artikel reflecteert Soetenhorst met regelmaat op de door de VSNU en Wolters Kluwer Nederland eerder dit jaar gesloten overeenkomst. Van onze kant zijn wij verheugd dat wij na maanden onderhandelen als eerste juridische uitgever in Nederland een open access overeenkomst hebben gesloten met de VSNU. We zien dit als een startpunt in de ontwikkeling; wij hebben er samen met de VSNU voor gekozen om twee jaar ervaring op te doen waarna we vervolgstappen gaan zetten in de ontwikkeling van het open access beleid in de juridische sector in Nederland. We beweren niet met deze overeenkomst de heilige graal te hebben gevonden. Wij staan open voor een inhoudelijke discussie, vandaar ook deze bijdrage als reactie op het stuk van Soetenhorst. Ook kijken wij met belangstelling uit naar de persberichten die inzicht geven in de overeenkomsten van Boom Juridische Uitgevers, Sdu en Ars Aequi in dit kader. Wellicht dat wij daar ook weer van kunnen leren.

 

Puntsgewijze reactie

a. Aantal tijdschriften
Wolters Kluwer Nederland geeft meer dan zeventig tijdschriften uit. Daar zitten ook de nodige tijdschriften tussen die zich richten op niet-juridische segmenten zoals onder meer accountancy en schoolmanagement. Segmenten die bediend worden met praktisch toepasbare informatie, veelal geschreven door auteurs die in het werkveld zelf werkzaam zijn. Wij kozen samen met de VSNU voor de tijdschriften die zich wél op juristen richten en die zich kenmerken door de aanwezigheid van hoogleraren in de redactie. Tijdschriften die zich ook kenmerken door als onderdeel van hun redactionele formule wetenschappelijke artikelen te publiceren.

b. Definitie van wetenschap
Nu het kenmerk ‘wetenschap’ ook onderdeel uitmaakt van de definitie van open access in art. 25fa Auteurswet vinden wij, anders dan Soetenhorst, het feit dat dit een moeilijk meetbaar criterium is, niet een reden om deze definitie louter in te vullen met het criterium van publieke financiering. Wij hebben bij de invulling van de definitie naar wat meer uitdaging gezocht – in aansluiting op de wet en op hetgeen al sinds jaar en dag gebeurt binnen juridische faculteiten. Wolters Kluwer Nederland en de VSNU hebben een overeenkomst gesloten met als basis het feit dat de tijdschriften van onze uitgeverij een mix bevatten van wetenschappelijke artikelen en meer vakinhoudelijke praktijkinformatie. Een opvatting die ook breed gedragen wordt in ons auteurscorps. In overleg is er vervolgens voor gekozen om de keuze voor het een of het ander neer te leggen bij de redacties van onze uitgaven die de kopij van alle artikelen toch al dienen te beoordelen. Bewust spelen wij daar als uitgever zelf geen rol in. Deze redacties (deels afkomstig uit de wetenschap) beslissen of iets wetenschappelijk is of niet. Als een hulpmiddel hierbij is een checklist opgesteld die helpt bij het beoordelen of voldaan is aan de eisen van wetenschappelijke originaliteit, diepgang en grondigheid, zoals beschreven in het Rapport Commissie Voorbereiding Onderzoeksbeoordeling Rechtsgeleerdheid van oktober 2005 over het karakter van de rechtswetenschap (Rapport 2005).2 Kort gezegd, aldus dit rapport, moet een auteur i) eigen inbreng leveren bij de analyse en duiding van een probleemstelling ii) die volgens een erkende wetenschappelijke methode wordt onderzocht en wordt voorzien van conclusies waarop anderen kunnen voortbouwen en iii) die volledig is en steunt op relevant bronnenmateriaal. Volgens het Rapport gaat het erom dat een publicatie ertoe leidt dat ‘the body of academic knowledge’ toeneemt. Een wat ons betreft goed bruikbaar uitgangspunt.

c. Initiatief van de auteur
De open access regeling is onderdeel van de persoonlijkheidsrechten van de auteur. Dit zijn morele rechten die verbonden zijn aan de maker van een werk. Doordat de rechten verbonden zijn aan de maker zijn ze niet overdraagbaar. Dat betekent dat universiteiten zelf geen beroep kunnen doen op artikel 25fa Auteurswet. Dit recht ligt uitsluitend bij de wetenschappers zelf.
In de overeenkomst met de VSNU is overeengekomen dat de auteur bij inlevering van zijn kopij te kennen geeft zijn artikel te beschouwen als wetenschappelijk (dat is – zoals aangegeven – gezien de mix van wetenschap en vakinformatie in onze tijdschriften geen automatisme) en dus in aanmerking komt voor open access. Vanaf dat moment houden redacties daar rekening mee en is er een proces opgesteld dat erin voorziet dat de auteur na afloop van de embargoperiode het voor open access doeleinden vervaardigde bestand automatisch toegestuurd krijgt, uiteraard indien sprake is van een wetenschappelijk artikel. Niet valt in te zien waarom dit proces zoals Soetenhorst stelt ‘in strijd is met de geest van de wetgever’.

d. Author Accepted Manuscript (de AAM)
Soetenhorst merkt al op dat de wetgever geen duidelijke keuze heeft gemaakt wat betreft het bestandsformaat dat de auteur in open acces openbaar toegankelijk kan maken. In onze keuze voor het Author Accepted Manuscript (AAM-bestand) geven wij aan mee te werken aan open access, zodat publiekelijk kennis genomen kan worden van de tekst en inhoud van het desbetreffende artikel. Niet in te zien valt waarom de meerwaarde en verrijking die de uitgever aanbrengt en die resulteert in de finale publishers version ook vrijelijk en om niet aan de markt ter beschikking moet worden gesteld. Deze versie behouden wij voor aan onze (betalende) klanten. Deze klanten hebben wij nodig om de exploitatie van deze werken nu en in de toekomst te garanderen en zij krijgen de meest verrijkte versie waarmee zij dagelijks hun werk kunnen doen. Wij denken dat de juridische gemeenschap, voorzichtig gezegd, gebaat is bij deze continuïteit. Een andere optie ter waarborging van die continuïteit, de gouden route die uitgaat van een APC (authors processing charge) die de exploitatie geheel of grotendeels dekt, is in het juridische domein ongebruikelijk; wij hebben daarvoor in de onderhandelingen met de VSNU ook geen fundament gevonden.

e. Publieke dienst
Soetenhorst stelt dat in het betreffende wetsartikel wordt bepaald dat de maker van het werk dit werk alleen in open access hoeft te publiceren indien het geschreven is tijdens zijn werkzame uren waarin hij aan de universiteit of onderzoeksinstelling is verbonden. Wij hebben tijdens onze onderhandelingen met de VSNU geen praktisch criterium kunnen vaststellen waarmee bepaald kan worden of een artikel in publiek gefinancierde uren dan wel niet-publiek gefinancierde tijd geschreven is. Ook kan de vraag worden gesteld in hoeverre en voor welk deel wetenschappers die aan de universiteit verbonden, publiekelijk gefinancierd zijn. Denk hier aan deeltijdhoogleraren en particulier gefinancierde hoogleraren, maar ook aan andere in deeltijd of particulier gefinancierde aan de universiteit verbonden wetenschappers. Wat ook speelt, is dat het financieringspercentage van Nederlandse publieke middelen bij universiteiten afneemt, terwijl de financiering vanuit de EU en private middelen stijgt. Wij zijn wel benieuwd hoe onze collega-uitgevers dit onderdeel van de wet gaan effectueren en volgen dat met grote belangstelling. Zelf zijn wij er nu met de VSNU van uitgegaan dat een betaalde aanstelling aan een universiteit of onderzoeksinstelling volstaat ter invulling van dit criterium, in wat voor FTE-percentage dan ook.

f. Lange werken van wetenschap: dissertaties
Ook Soetenhorst geeft aan dat, conform de Auteurswet, sprake moet zijn van een kort werk van wetenschap. Boeken vallen daar dus buiten. In overleg met de VSNU heeft Wolters Kluwer Nederland niettemin de stap gezet om publicatie van dissertaties in open access mogelijk te maken. De regel die hier wordt toegepast is, dat de promovendus beslist. Wil deze direct na de promotie het proefschrift in open acces publiceren, dan werken wij daaraan mee. Dit betekent dat bij promotie na betaling door de promovendus levering volgt van een PDF t.b.v. de repository van de universiteit. Ook volgt directe plaatsing in ons Academisch Plein (zie hieronder). Als de promovendus zelf afziet van de wens tot directe open access publicatie, dan wordt een embargotermijn afgesproken. Zeker in het geval de promovendus (of het instituut waaraan hij/zij verbonden is) royalty’s ontvangt over de boekenomzet is dit een mogelijkheid. Wij hebben inmiddels ruim honderd proefschriften publiekelijk toegankelijk gemaakt op het internet, zie ons Academisch Plein: www.navigator.nl/academischplein.

Tot slot

Soetenhorst haalt aan het einde van zijn artikel een zinsnede uit het persbericht van de VSNU aan die als volgt luidt: ‘De afspraken met Wolters Kluwer [Wolters Kluwer Nederland, SvdL/RS] wijken af van die met de andere grote wetenschappelijke uitgevers. Artikelen worden niet meteen bij verschijning al op het platform van de uitgever in open access geplaatst. De advocatuur en andere juridische professionals vormen, naast de universiteiten, een belangrijke klant van deze uitgever. Dit heeft een rol gespeeld in de uitkomst van de onderhandelingen’.

Heel goed dat Soetenhorst dit heeft opgemerkt want dit is voor ons des Pudels Kern. Als juridische uitgever bedienen wij een breed juridisch publiek dat zich dagelijks bezighoudt met de toepassing van het recht. Voor dit publiek stellen wij vanouds een auteurscorps samen met verschillende achtergronden zoals wetenschap, rechterlijke macht, advocatuur, notariaat en bedrijfsleven. In dit orkest van auteurs werken de secties uitstekend met elkaar samen, zij vullen elkaar aan, geven hun eigen dimensie aan de toon van het orkest dat zich in ons geval richt op de totstandkoming van annotaties, commentaren, opinies etc. Voor het merendeel geen uitgaven die zich richten op het doen toenemen van ‘the body of academic knowledge’.

Verreweg het grootste gedeelte van onze klanten werkt in de praktijkmarkt, een wezenlijk en essentieel verschil met puur wetenschappelijke uitgeverijen. Met publiceren voor en binnen wetenschappelijke instituties zijn wij nooit exclusief bezig geweest, omdat juridisch uitgeven veel breder gaat dan de wetenschap alleen en een maatschappelijke functie heeft, nu en in de toekomst. En ja, dat willen wij graag zo houden.

 

Simon van der Linde is Uitgever en Rimco Spanjer is Content & Digital Products Director bij Wolters Kluwer Nederland. Dit artikel is verschenen in NJB 2018/1702, afl. 32

 

  1. Wirt Soetenhorst, ‘Open accessregeling artikel 25fa Aw’, NJB 2018/1582, afl. 30.
  2. Rapport Commissie Voorbereiding Onderzoeksbeoordeling Rechtsgeleerdheid, VSNU oktober 2005 (Rapport 2005), beschikbaar via: http://media.leidenuniv.nl/legacy/dossier-oordelen-over-rechten---rapport-commissie-voorbereiding-onderzoeksbeoordeling-rechtsgeleerdheid.pdf