
Lees hier de scriptie De Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten: een panacee voor de competentieproblematiek tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter bij schadevergoeding wegens onrechtmatige overheidsdaad? van Valérie Beulen (masterthesis Nederlands Recht, specialisatie Staats- en Bestuursrecht, Universiteit Maastricht, begeleider: mr. E.M.J. Hardy, beoordeling: 9).
Tot 1994 heeft de burgerlijke rechter de rechtsbescherming tegen onrechtmatige overheidsdaden stevig in zijn greep gehad. De komst van de Awb leidde tot een verdeling van de rechtsmacht tussen de bestuursrechter en de burgerlijke rechter. Procedures omtrent schadevergoeding wegens onrechtmatig overheidshandelen raakten hierdoor onnodig versnipperd over diverse concurrerende rechtsgangen. Als gevolg van langdurige kritiek uit zowel rechtswetenschap als rechtspraktijk, is dit uiterst complexe schadevergoedingsrecht in juli 2013 vervangen door een schadevergoedingsregeling in de Awb. Thans bezit de bestuursrechter een (niet exclusieve) bevoegdheid om te oordelen over schade als gevolg van onrechtmatige overheidsbesluiten en daarmee samenhangende onrechtmatige voorbereidingshandelingen. In deze masterthesis beziet Valérie Beulen in hoeverre de uit titel 8.4 Awb voortvloeiende rechtsmachtverdeling en de zelfstandige verzoekschriftprocedure gezamenlijk als wondermiddel kunnen worden bestempeld voor de tot 2013 heersende problematiek. Als rode draad hanteert zij een repeterende casus, ter illustratie van mogelijke processuele problemen uit de praktijk.
Via een kritische analyse van uiteenlopende visies in de vakliteratuur komt zij tot de vaststelling dat titel 8.4 Awb niet alle processuele wonden heelt en bovendien zelfs nieuwe processuele complicaties veroorzaakt. Alhoewel titel 8.4 Awb heeft geresulteerd in een overzichtelijker en gestroomlijnder schadevergoedingsrecht, heeft zij de burgerlijke rechter een wettelijk handvat aangereikt om zijn ruime bemoeienis met het bestuursrecht te behouden. Hierdoor gaat de toegenomen zelfstandigheid van het bestuurs(proces)recht ten onrechte niet gepaard met een volledig autonome positie van de bestuursrechter. Uit een rechtsvergelijkende beschouwing blijkt verder dat niet de afgrenzing van de rechtsmacht naar buitenlands model, maar de reikwijdte van de rechtsmacht van de buitenlandse bestuursrechter een inspiratiebron zou moeten zijn voor de Nederlandse Awb-wetgever.
In reactie hierop stelt de schrijfster een alternatieve wetswijziging voor ter aanpassing van de huidige schadevergoedingsregeling. Hierdoor zou de bestuursrechter exclusief bevoegd worden om alle schade voortvloeiend uit onrechtmatige besluiten en daarmee samenhangende onrechtmatige voorbereidingshandelingen én uitvoeringshandelingen te beoordelen. Daarnaast zou een discretionaire verwijzingsmogelijkheid voor de bestuursrechter worden gerealiseerd om bij complexe zaken alsnog naar de burgerlijke rechter te verwijzen. In uitzonderlijke gevallen zou een ruimere interpretatie van de ontsnappingsclausule in de ontvankelijkheidsdrempel van artikel 8:90 lid 2 Awb tenslotte kunnen leiden tot een effectievere en bovenal tijdige bestuurlijke rechtsgang. Deze procedurele vereenvoudiging zou - zonder ingrijpende wijzigingen in het bestuursprocesrecht zoals het verlaten van de connexiteit met het besluitbegrip - een adequate oplossing aanreiken voor de actuele processuele problematiek en zou de expertise van de bestuursrechter als schadevergoedingsrechter verder kunnen ontwikkelen. Ten slotte zou dit voorstel leiden tot een integrale beoordeling van schadegeschillen en tot het inwilligen van de wens van de toenmalige Awb-wetgever: het uitgroeien van de bestuursrechter tot meest gerede schadevergoedingsrechter bij schadevergoeding wegens onrechtmatige overheidsdaad.