Ecologisch winden

Kan belastingheffing de klimaatdoelen van Parijs dichterbij brengen? Natuurlijk – als er politieke wil is. Het meest voor de hand liggen afschaffing van de omzetbelastingvrijstelling voor internationale burgerluchtvaart en invoering van een in veel landen al bestaande CO2-uitstootbelasting. De regering wil de ecologisch achteroplopende Nederlandse industrie verschonen van een volgens iedereen – behalve de grootvervuilende industrie – efficiënte, effectieve, eerlijke en concurrentieneutrale CO2-heffing. 

Wellicht hecht zij geloof aan de dreigende stelling van VNO/NCW dat zo’n heffing leidt tot 50.000 ‘klimaatwerklozen’ door concurrentiekrachtverlies tegenover ‘India of Vietnam’. Ik draag deze stelling voor fact checking voor, door na te gaan: (i) hoe werkgelegenheid en CO2-uitstoot zich hebben ontwikkeld in de EU-landen die al lang een CO2-heffing hebben, zoals het VK en Zweden, en (ii) welke werkgelegenheids-, concurrentie- én milieu-effecten zich ten opzichte van ‘India en Vietnam’ hebben voorgedaan door het in de EU al lang bestaande CO2-emissierechtensysteem (ETS: emission trading system). Het ETS heeft hetzelfde effect als een CO2-heffing; de prijs is inmiddels € 24,60 per ton CO2-uitstoot. Dat is al de helft van de voor de klimaatdoelstelling benodigde € 50 per ton, zodat er bij de 450 grootste vervuilers slechts € 25 per ton CO2 bijgeheven zou hoeven worden, afhankelijk van de prijsontwikkeling van ETS-rechten. Het onderzoeksbureau CE Delft heeft vorig jaar op verzoek van het Ministerie van EZ en Klimaat de effecten van een CO2-heffing onderzocht: in het ongunstigste scenario een verlies van maximaal 9.300 banen in 2030 en in het gunstigste scenario 600 banen minder; andere getallen dan die van VNO/NCW, dat er ook aan voorbij gaat dat de opbrengst gebruikt kan worden voor (i) steun aan industrie die serieus ecologisch innoveert en daarbij onevenredig last heeft van het waterbedeffect (‘India of Vietnam’) en (ii) compenserende verlaging van de energiebelasting voor huishoudens (zie hieronder).

De regering heeft gekozen de meevaller van de dividendbelasting (€ 1,9 miljard per jaar) niet te investeren in schonere industrie en wil ook geen CO2-heffing, maar polderen met de grootvervuilers. Die krijgen – misschien, achteraf, dus veel later (in elk geval na de verkiezingen) – op vooralsnog onduidelijke juridische basis een boete als hun uitstootvermindering veel later (veel) te laag blijkt. Zo’n eventuele vér toekomstige boete, die heel hoog én gegarandeerd zou moeten zijn om serieus te nemen (en alleen daarom al theoretisch lijkt), leidt vermoedelijk tot jarenlang gedoe over wat er destijds door wie, op welke termijn, was toegezegd en onder welke voorwaarden, en over of – en in hoeverre – de industrie zich er aan gehouden heeft en zo neen, of – en in hoeverre – dat boetewaardig is (mede gezien onvoorziene omstandigheden), en of – en in hoeverre – de boete een criminal charge ex art. 6 EVRM is, etc., etc. Ondertussen blijven we onnodig CO2 uitstoten. Regeren is vooruitschuiven tot na verkiezingen. Als de regering geen CO2-heffing wilde, had zij zich moeten beijveren om de ETS-prijs op minstens € 50 per ton CO2 te krijgen. Daarmee heeft de industrie veel minder moeite (of geen moeite: Shell, DSM) dan met nationale (bij)heffing.

Het belastingstelsel kan helaas ook vervuiling juist stimuleren, zoals de wereldwijde omzetbelastingvrijstelling voor de zeer vervuilende burgerluchtvaart. Foutje in het Verdrag van Chicago, gesloten toen er nog nauwelijks burgerluchtvaart bestond, en de huidige verpretparkisering van historische binnensteden door massaal goedkoop vliegend rolkoffervolk volstrekt onvoorzienbaar was. De aangekondigde vliegbelasting van € 7 per passagier per vlucht (ongeacht vluchtduur, en met vrijstelling voor de meeste passagiers, nl. de – meest vervuilende – transferpassagiers) is een lachertje vergeleken met 21% omzetbelasting op de volle ticketprijs die andere vervoerders hun klanten wél moeten berekenen. Gezien de concurrentiepositie van de Europese luchtvaart doet de EU niets merkbaars tegen dit flagrante en anti-ecologische fiscale privilege. Zij stimuleert het eerder: de vrijstelling heeft in de BTW-Richtlijn de vorm (het wordt nu even technisch) van een nultarief. Dat betekent: wél onderworpen en daarmee teruggaafgerechtigd, maar niets verschuldigd (nultarief immers). De carriers berekenen hun klanten dus niet alleen geen BTW, zij kunnen bovendien de door hun leveranciers aan hen berekende BTW terugvragen van de Staat. Zij zijn daarmee beter af dan BTW-vrijgestelde ondernemers zoals banken, verzekeraars en ziekenhuizen. Ook die berekenen weliswaar geen BTW aan hun klanten, maar die kunnen evenmin de BTW terugvragen die hun leveranciers hen berekenden. In een BTW-stelsel is een nultarief dus gunstiger dan vrijstelling. Derde landen die geen BTW-stelsel maar een eindverbruikersheffing (sales tax) hebben, kunnen geen nultarief toepassen, maar alleen een vrijstelling. Politiek dus vast een non-starter, maar als er iets voor het klimaat zou moeten gebeuren, dan is het wel het eerlijker beprijzen van (alle, wereldwijde) vliegverkeer.

Ook de Nederlandse energiebelasting werkt anti-ecologisch: naarmate je (veel) meer energie verbruikt, betaal je (veel) minder belasting. Verbruik je waanzinnig veel energie, dan word je …. vrijgesteld. En de energie-intensieve glastuinbouw heeft een extra verlaagd tarief. Economisch lijkt de energiebelasting daarmee een subsidie op CO2-uitstoot, terwijl de ecologisch achterlopende Nederlandse industrie al minder voor energie betaalt dan die in de rest van de EU. U en ik subsidiëren in wezen het grootverbruik van kolen- en gasopgewekte energie, want wij betalen (wel) de energiebelasting waarvan de meest energieverslindende industrie is vrijgesteld. Hoe te denken over een inkomstenbelasting die naar nihil tendeert bij een duizelingwekkend hoog inkomen, of een omzetbelasting die naar nihil tendeert bij een onmetelijke omzet?

Gezien deze fiscaal-ecologisch-politieke onlogica, moeten wij niet opkijken van een klimaatvoorstel van de regering dat er op neerkomt dat de Nederlandse bevolking minder winden moet laten en daarom carminatiever moet eten; reden voor een milieuheffing op aardperen, bonen, uien en kool. De opbrengst gaat naar hoogovens, kunstmestfabricage en vliegverkeer.

Dit Vooraf verschijnt in NJB 2019/198, afl. 4

 

Afbeelding: Pixabay

Over de auteur(s)
Peter Wattel
A-G bij de Hoge Raad