Op 30 november 2023 verdedigde Marten Reijntjes zijn proefschrift over aansprakelijkheid voor onrechtmatige rechtspraak.
In het Hotel Jan Luyken-arrest van 1971 (HR 3 december 1971, NJ 1972, 137) oordeelde de Hoge Raad dat de staat alleen aansprakelijk is wegens onrechtmatige rechtspraak als de rechter fundamentele rechtsbeginselen schendt in de voorbereiding van zijn oordeel en als tegen dat oordeel geen rechtsmiddel beschikbaar was. De kritiek op deze maatstaf is de laatste jaren toegenomen, ook vanwege de theoretisch ruimere aansprakelijkheid op grond van het Europese Köbler-arrest (HvJ EG 30 september 2003, C-224/01, ((G. Köbler/Republiek Oostenrijk)).
In de Greenworld en Qnow-arresten van 2009 en 2016 (HR 4 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7834, en HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2215) kwam de Hoge Raad met overwegingen die afwijken van Hotel Jan Luyken. Greenworld en Qnow gaan over arbitrage. Er zijn echter signalen dat zij ook voor overheidsrechtspraak een nieuwe richting aangeven. Aangenomen dat de overwegingen van de Hoge Raad voor overheidsrechtspraak zullen gelden, is sprake van onrechtmatige rechtspraak als de rechter met betrekking tot het vellen van diens oordeel een ernstig persoonlijk verwijt gemaakt kan worden. Dat verwijt moet minstens ‘grof plichtsverzuim’ inhouden. Een vergissing in de beoordeling van het geschil of een fout in de uitleg van het recht is niet voldoende.
Het proefschrift bespreekt deze arresten in de context van de historische ontwikkeling van aansprakelijkheid van onrechtmatige rechtspraak. De rode draad is de Romeinse actie tegen ‘de rechter die het geschil tot het zijne maakt’ (in het Latijn: iudex qui litem suam facit). Deze actie heeft centraal gestaan in de leer over aansprakelijkheid voor onrechtmatige rechtspraak tot de invoering van de nationale codificaties in de negentiende eeuw. De betekenis van deze actie, en daaraan verwante wetgeving in de Franse en Duitse gebieden, is niet steeds hetzelfde gebleven. Beroepsmogelijkheden, professionalisering van de rechtspraak en politieke overwegingen deden de regels over aansprakelijkheid van rechters verschillende vormen aannemen, waaronder aansprakelijkheid ter voorkoming van rechtsweigering, aansprakelijkheid voor alle ‘onjuiste’ vonnissen, aansprakelijkheid begrensd tot boos opzet of een bijna volledige immuniteit.
Bij wijze van vergelijking beschrijft het proefschrift judicial immunity naar de common law van onder meer Engeland en de Verenigde Staten. Een rechter is naar common law beschermd tegen aansprakelijkheid zolang zijn handelen een ‘rechterlijke handeling’ is. Die bescherming vervalt als de rechter buiten zijn bevoegdheden treedt. Het moet dan gaan om een kennelijk gebrek aan bevoegdheid om het geval te beoordelen: een strafrechter mag zich niet met burgerlijke zaken bemoeien, enzovoorts. Boos opzet speelt naar common law nauwelijks een rol in de aansprakelijkheid van de rechter. Op het continent, daarentegen, was ‘boos opzet’ de enige grond voor aansprakelijkheid waarover de geleerden het eens leken te zijn.
In Nederland bestaat geen specifieke wetgeving meer over aansprakelijkheid voor onrechtmatige rechtspraak. De Hoge Raad leek rechtspraak tot nu toe ook buiten de sfeer van de algemene leer van de onrechtmatige daad te houden. In het licht van de laatste rechtspraak kan mogelijk de algemene leer van de onrechtmatige daad onverkort op rechtspraak van toepassing geacht worden. Dat zou een passend sluitstuk zijn van de historische ontwikkeling. Het onderzoek is verricht aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Promotores waren prof. dr. Frits Brandsma en prof. dr. Bart Krans.
Marten Reijntjes
Aansprakelijkheid voor onrechtmatige rechtspraak. Een rechtshistorisch en -vergelijkend onderzoek