Artikelen van Redactie
Naast de noodzaak de wetgeving aan te passen is meer duidelijkheid nodig over wat de politie doet om te zorgen dat innovaties op het gebied van AI ook maatschappelijk verantwoord zijn. De Raad wijst op de risico’s van afhankelijkheid van private partijen en op het niet op orde hebben van de datahuishouding. Kennis van data- en AI- toepassingen en de mogelijke maatschappelijke consequenties hiervan is nog onvoldoende geborgd. AI en data-toepassingen worden volgens de Raad nog te beperkt ingezet en tegelijk moet afstand worden genomen van toepassingen die het vertrouwen van burgers ondergraven.
De WARP adviseert daarom dat er een evaluatiecommissie Wet politiegegevens wordt ingesteld. Daarnaast is een overkoepeld kader nodig voor maatschappelijk verantwoorde innovatie op het gebied van datagedreven werk en AI. Actieve transparantie - openbaar, tenzij - over het gebruik van AI is daarbij noodzakelijk. Er dient helderheid te komen over de voorwaarden voor samenwerking met private spelers. De WARP stelt dat een kritische digitale mindset binnen de politie een basisvaardigheid moet worden. Tegelijk zijn er meer mogelijkheden voor data- en AI-toepassingen om de relaties tussen de politie en burgers te versterken. De politie dient bovendien publiekelijk kenbaar te maken dat zij geen ambitie heeft crimineel gedrag op persoonsniveau te voorspellen, de risico’s hiervan zijn te groot.
Navigeren in niemandsland - zeven urgente uitdagingen rondom digitalisering en AI in politiewerk
Bron: www.persportaal.anp.nl
GRECO also calls for legislative reforms to close loopholes in the transparency of political funding by setting up stronger enforcement mechanisms and adopting deterrent sanctions for violations of political financing rules. The report notes that developments in recent years have shown the need to improve mechanisms to ensure the transparency of political financing and to update existing anti-corruption standards on party and electoral campaign financing. The annual report was published together with a report providing a comprehensive analysis of progress made and shortcomings identified so far in GRECO’s 5th evaluation round, which focuses on promoting integrity and preventing corruption within top executive functions of central governments and law enforcement agencies. Generally, the area where the most progress has been achieved so far is access to information and transparency. Progress has been particularly slow regarding top executive functions in areas such as integrity checks, post-employment restrictions, declaration review mechanisms, and contacts with lobbyists and third parties. The report underscores the need for clearer rules on perceived, potential and real conflicts of interests, asset declarations and lobbying, as well as more effective implementation of integrity frameworks and stronger oversight.
The most challenging areas in law enforcement agencies include declarations of assets, income, liabilities and interests, rotation and mobility policy, recruitment requirements and appointment procedures, as well as integrity checks.
In its annual report, GRECO found that the general level of compliance with its 5th evaluation round recommendations continued to be insufficient. By the end of 2024, it had published reports on 26 states evaluating compliance with these recommendations. According to the follow-up reports published as of 31 December 2024, states had fully or partly implemented 63% of GRECO’s recommendations concerning top executive functions of central governments (compared to 58% at the end of 2023). As regards law enforcement agencies, the proportion of fully or partly implemented recommendations grew from 67% to 71% between 2023 and 2024.
Regarding the 4th evaluation round on preventing corruption concerning MPs, judges and prosecutors, as of 31 December 2024, GRECO members states had fully implemented 59% of the recommendations and had partly implemented 29%. 12% of GRECO recommendations remained non-implemented. The highest proportion of non-implemented recommendations concerned MPs (16.6%) compared to judges (10.9%) and prosecutors (8.4%).
GRECO 24th General Activity Report (2024) - Anti-corruption trends, challenges and good practices in Europe & the United States of America
Bron: www.coe.int
De rechtbank oordeelt dat de minister de bestaande rechten van Schiphol correct in kaart heeft gebracht. Ook de stikstofneerslag die al plaatsvond op grond van deze bestaande rechten - op een klein onderdeel na - en in de situatie waarvoor de natuurvergunning is aangevraagd, is op de juiste wijze berekend. Bij het wegstrepen van stikstofneerslag van de aangevraagde situatie tegen de stikstofneerslag vanwege de bestaande rechten (intern salderen) heeft de minister echter niet onderzocht of eventuele stikstofwinst niet eerst naar natuurherstel moet gaan voordat die voor Schiphol kan worden ingezet (additionaliteitsvereiste). De minister had moeten motiveren dat al voldoende maatregelen zijn getroffen om te verzekeren dat kwetsbare natuurgebieden behouden blijven of om te voorkomen dat ze verder verslechteren. Dat dat niet is gebeurd is verklaarbaar, omdat dit vereiste geldt sinds de uitspraken van 18 december 2024. Het had echter wel (alsnog) gedaan moeten worden. Dat het niet is gedaan, is een gebrek in het besluit. Voor het verlenen van de natuurvergunning is ook gebruik gemaakt van extern salderen. Hiervoor zijn negen agrarische bedrijven aangekocht waarvan de stikstofrechten zijn gebruikt om de exploitatie van Schiphol mogelijk te maken. Ook daarvoor geldt het additionaliteitsvereiste. De minister had moeten motiveren dat de stikstofrechten niet al nodig zijn voor natuurherstel, voordat deze rechten door Schiphol mochten worden gebruikt. Ook bij het extern salderen heeft de minister dit onvoldoende gemotiveerd. Tot slot is ten aanzien van drie natuurgebieden onvoldoende onderzoek gedaan naar de toename van geluidbelasting door vliegtuigen en de gevolgen daarvan voor diersoorten in dat gebied. De rechtbank heeft ook uitspraak gedaan op de weigering om handhavend op te treden ten aanzien van Schiphol. Dit handhavingsverzoek werd ingediend voordat Schiphol over de natuurvergunning beschikte. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten om niet handhavend op te treden. Op het moment van beslissen, was de natuurvergunning immers wel verleend. Dat betekent dat er op dat moment geen overtreding was van de wet.
Bron: www.rechtspraak.nl
Bij de totstandkoming van het wetsvoorstel zijn met name de Universiteit Maastricht en Stichting Restorative Justice Nederland betrokken, maar ook wetenschappers die verbonden zijn aan andere universiteiten en mensen die werkzaam zijn bij de zittende magistratuur, het Openbaar Ministerie, de reclassering, slachtofferzorg en het gevangeniswezen. Het voorstel regelt:
- de invoering van elektronische detentie als zelfstandige hoofdstraf;
- de invoering van de vervangende taakstraf en vervangende elektronische detentie; en
- de doorvoering van enkele wijzigingen in de regeling inzake de taakstraf en de vrijheidsstraf.
De Raad juicht de introductie van elektronische detentie als hoofdstraf toe. De mogelijkheid tot het opleggen van elektronische detentie stelt de rechter nog beter in staat om maatwerk te leveren. Het is een mooi alternatief voor de korte gevangenisstraf. Zo wordt detentieschade zoveel mogelijk voorkomen en het risico op recidive verlaagd. Het zou ook de druk op de celcapaciteit kunnen verminderen. De Raad maakt enkele opmerkingen betreffende de vormgeving van elektronische detentie. Onder meer bij de bepaling in het voorstel dat elektronische detentie niet gecombineerd kan worden met een andere vrijheidsstraf. Daar kan wel behoefte aan bestaan.
Langere taakstraf
De Raad is positief over het voorstel om de maximum duur van een taakstraf te verhogen van 240 naar 360 uur. Daarmee kan ook in zwaardere zaken een taakstraf opgelegd worden. De Raad noemt deze verhoging van het maximum in het advies een extra argument tegen het taakstrafverbod, een onderwerp waarover de Rechtspraak al vaker negatief adviseerde. Door het verbod ziet de rechter zich regelmatig genoodzaakt een gevangenisstraf op te leggen, terwijl hij een taakstraf passender vindt. De Raad adviseert daarom opnieuw het taakstrafverbod af te schaffen of het mogelijk te maken voor de rechter om hier (gemotiveerd) van af te wijken.
Advies Initiatiefwetsvoorstel Slimmer Straffen
Bronnen: www.rechtspraak.nl en www.internetconsultatie.nl
De Afdeling wijst erop dat een zorgvuldige wetsvoorbereiding meer is dan een formaliteit. Het is van groot belang voor de kwaliteit van wetgeving dat in de voorbereiding een grondige probleemanalyse plaatsvindt en zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van kennis en inzichten van experts en belanghebbenden. Daarbij hoort ook dat de gevolgen zorgvuldig worden doordacht en mogelijke alternatieven worden afgewogen. Het gegeven dat de coalitiepartijen een akkoord hebben bereikt, doet niet af aan de eigen staatsrechtelijke verantwoordelijkheid van de regering om zorg te dragen voor deugdelijke wetgeving en een zorgvuldige wetgevingsprocedure.
Onvoldragen probleemanalyse en -aanpak
De Afdeling merkt op dat het wetsvoorstel niet is voorzien van een adequate probleemanalyse. Zo is onduidelijk wat het centrale probleem is, welke groepen door dat probleem geraakt worden, wat de context is van de problematiek en welke informatie wordt gebruikt ter onderbouwing van de noodzaak tot overheidsingrijpen. Door het gebrek aan informatie hierover geeft de toelichting geen blijk van een adequate probleemanalyse en schiet de motivering van de voorgestelde probleemaanpak van een huurbevriezing tekort.
Ongelijke behandeling huurders
Het wetsvoorstel regelt dat de huren worden bevroren voor huurders in het sociale segment van woningcorporaties. Huurders die in de sociale sector van een andere verhuurder huren, vallen buiten deze regeling. Hun huren mogen per 1 juli dus wel worden verhoogd. Daarmee maakt het wetsvoorstel een direct onderscheid tussen twee groepen huurders die zich in de kern in dezelfde situatie bevinden. Als reden om dit onderscheid te maken, wordt in de toelichting gewezen op een juridisch verschil tussen soorten verhuurders en een uitvoeringstechnische drempel voor compensatie. Deze redenen kunnen op zichzelf beschouwd echter niet dienen als rechtvaardiging van de ongelijke behandeling tussen huurders. Daarmee is het wetsvoorstel in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Financiële impact woningcorporaties
De huurbevriezing betekent dat woningcorporaties structureel minder huurinkomsten ontvangen, in de komende jaren oplopend tot circa € 1,5 miljard per jaar. Deze inkomstenderving wordt niet structureel en maar voor een deel gecompenseerd. Een fors deel van de corporaties kan daardoor al op korte termijn in de financiële problemen komen. Door het ontbreken van adequate compensatie is geen sprake van een evenwichtige afweging van belangen. Daarmee staat deze maatregel op gespannen voet met het eigendomsrecht.
Zorgplicht volkshuisvesting
Dit wetsvoorstel dient te worden bezien in de context van de, ook in de Grondwet verankerde, zorgplicht van de overheid om te voorzien in voldoende betaalbare woongelegenheid. Het wetsvoorstel impliceert dat woningcorporaties hun voorgenomen investeringen zullen moeten heroverwegen. Naar schatting zullen 85.000 woningen minder worden gebouwd en zullen 365.000 minder woningen worden verduurzaamd. Ook is het denkbaar dat onderhoud en renovatie worden uitgesteld en dat sommige woningcorporaties vastgoed moeten verkopen om aan de financiële eisen te voldoen. Dit staat op gespannen voet met de doelstellingen van de regering ten aanzien van nieuwbouw en verduurzaming en vormt een ernstige tekortkoming in het licht van de grondwettelijke zorgplicht van de overheid op dit terrein.
In verband hiermee kan over het wetsvoorstel niet positief worden geadviseerd.
Wetsvoorstel ingetrokken
De Minister van VRO heeft in een brief van 3 juni 2025 aan de Tweede Kamer laten weten het wetsvoorstel Huurbevriezing woningcorporaties 2025 en 2026 niet in te dienen. De minister schrijft dat op basis van het advies van de Raad van State, de politieke ontwikkelingen en vanwege de rust en voortgang in de volkshuisvesting, zij heeft besloten het wetsvoorstel niet in te dienen.
Advies over wetsvoorstel huurbevriezing woningcorporaties 2025 en 2026
Besluit om het wetsvoorstel huurbevriezing niet in te dienen
Bron: www.raadvanstate.nl
De organisaties vinden dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door het mede vormgeven en sluiten van de EU-Turkijedeal omdat de deal er, volgens hen, toe leidt dat migranten niet worden behandeld volgens de internationale regels. De deal bepaalde dat mensen die illegaal de oversteek maakten van Turkije naar Griekenland werden teruggestuurd naar Turkije. Tijdens het maken van de afspraak in 2016 was al bekend dat Turkije geen veilig land was voor vluchtelingen en dat het asielsysteem in Griekenland niet functioneerde.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de organisaties niet duidelijk hebben gemaakt voor wiens belangen zij precies opkomen en tegenover wie de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. De organisaties worden niet-ontvankelijk verklaard. De organisaties zeggen dat de groep personen voor wie ze opkomen zich niet nauw laat afbakenen en individualiseren. Tijdens de zitting hebben zij toegelicht dat ze opkomen voor iedereen die er belang bij heeft dat de Nederlandse overheid zich aan het recht houdt, maar ook voor iedereen die schade lijdt door de EU-Turkijedeal. Tegelijkertijd is benadrukt dat het niet gaat om alle asielzoekers die zich tijdens de looptijd van de deal op de Griekse eilanden bevonden. Dit omdat niet iedereen door de deal wordt geraakt. Maar daarmee is het voor de rechtbank onduidelijk op wie deze collectieve actie precies betrekking heeft.
Bronnen: www.rechtspraak.nl en www.amnesty.nl
In de VS, maar ook in sommige landen in Europa, worden onderzoeksthema’s verboden, onderwijscurricula herschreven, wetenschappers gecensureerd en instituten gesloten. Ook in Nederland groeit de politieke neiging om niet alleen de wetenschap te bevragen, maar ook actief richting te geven aan de inhoud van het wetenschappelijk debat en het onderwijs. De dalende positie van Nederlandse universiteiten op de internationale Academic Freedom Index is een signaal dat serieus moet worden genomen. Niet alleen van buitenaf, maar ook van binnenuit staat de academische vrijheid onder druk. Op campussen verharden soms protesten en bezettingen, gesprekken polariseren en onderwerpen worden vermeden omdat ze als te gevoelig worden ervaren. Waar de ruimte voor onderzoek, dialoog en twijfel wordt ingeperkt, door repressie enerzijds of taboe anderzijds, verliest de universiteit haar essentie.
Onafhankelijke kennisontwikkeling
Kennisontwikkeling dient de samenleving het meest wanneer zij voortkomt uit een onafhankelijke drang naar inzicht, niet als reactie op de gedachte ‘u vraagt, wij draaien’. Kritische nieuwsgierigheid speelt daarin een rol, evenals langdurig, vrij onderzoek, ook als dat schuurt, complex is of veel tijd vraagt. Volgens de rectoren is de verklaring geen eindpunt, maar een uitnodiging tot actie en gesprek over verantwoordelijkheid van universiteiten. In het nieuwe studiejaar starten de universiteiten met een brede dialoog over academische vrijheid. In de Verklaring schrijven zij verder dat de academische vrijheid soms moet worden verdedigd en ook met regelmaat intern begrensd. Niet in regels alleen, maar vooral in de cultuur die wordt gevormd. De onderzoekende geest moet vrij blijven. Wie bepaalt wat onderzocht mag worden, en hoe, bepaalt uiteindelijk ook wat gezegd, geloofd en geweten mag worden.
Verklaring over Academische Vrijheid - De rectoren van de Nederlandse universiteiten (2025)
Rapport KNAW - Academische vrijheid in Nederland: reactie op actuele dreigingen
De Minister van BZ schrijft in een brief van 19 mei 2025 (Kamerstukken II 2024/25, 36600 V, nr. 72) dat het kabinet heeft besloten dat algemene en thematische ambtsberichten niet meer actief gepubliceerd worden op rijksoverheid.nl. Hij schrijft dat naast het feit dat er geen wettelijke verplichting bestaat om ambtsberichten actief openbaar te maken, dit besluit in lijn is met het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma. Hierin is opgenomen dat ambtsberichten in beginsel niet meer openbaar worden gemaakt.
Ambtsberichten en asielrecht
NOvA schrijft in het advies dat ambtsberichten een grote rol spelen in de praktijk van het asielrecht. Zij vormen een centrale bron waarop het asielbeleid is gebaseerd en zijn de basis voor de motivering van besluiten op individuele asielverzoeken. Het geheimhouden is in strijd met het beginsel van equality of arms, met EU-wetgeving en met Nederlandse wet- en regelgeving, zoals de Wet open overheid (Woo) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het equality of arms-beginsel vloeit voort uit het recht op een effectief rechtsmiddel, dat is neergelegd in (onder andere) art. 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en art. 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Het verzamelen van voor asielprocedures relevante landeninformatie is een unierechtelijke verplichting. Hetzelfde geldt voor het beschikbaar stellen van deze informatie aan asielzoekers en hun rechtsbijstandverleners. Dit is bepaald in de Procedurerichtlijn. Deze verplichting wordt in Nederland uitgevoerd door ambtsberichten te publiceren. Het stoppen met deze jarenlange praktijk, zonder een alternatieve vorm van het delen van deze informatie met asielzoekers en hun rechtsbijstandverleners te bieden, is strijdig met de Procedurerichtlijn. De NOvA mist, net als bij de recente totstandkoming van de asielwetgeving, consultatie van deskundigen en praktijk en verwacht ook naar aanleiding van dit besluit, een grotere druk op de uitvoering en de rechtspraak.
NOvA - Niet langer publiceren ambtsberichten
Bron: www.advocatenorde.nl
De minister schrijft dat hoogleraren wel moeten voldoen aan de algemeen geaccepteerde normen van wetenschappelijke integriteit. De wetenschappelijke integriteit wordt in Nederland geborgd door de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI), die voor alle universiteiten geldt. De NGWI wordt op dit moment herzien door een schrijfcommissie. Bij de herziening is aandacht voor transparantie, onafhankelijkheid en het voorkomen van oneigenlijke beïnvloeding. De nieuwe code is naar verwachting begin 2026 gereed.
Schijn van belangenverstrengeling
De minister vindt het onwenselijk als een schijn van belangenverstrengeling wordt opgeroepen door de wijze waarop onderzoek en leerstoelen worden gefinancierd. Het is de verantwoordelijkheid van de wetenschappers zelf en van de universiteiten om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen. De minister verwacht dan ook van de Colleges van Bestuur dat zij het belang van wetenschappelijke integriteit en onafhankelijkheid altijd voorop blijven zetten en de schijn van belangenverstrengeling zo veel mogelijk tegengaan. Zij zijn er als werkgever voor verantwoordelijk dat hoogleraren hun nevenfuncties correct doorgeven, zoals dat van hoogleraren wordt verwacht conform de Sectorale regeling nevenwerkzaamheden Nederlandse universiteiten 2024. Ook is het de verantwoordelijkheid van de Colleges om de balans te bewaken tussen bijzondere en gewone hoogleraren met en zonder een nevenfunctie alsmede de balans tussen leerstoelen die door de universiteit of extern worden gefinancierd.
Bron: www.open.overheid.nl
Met enige regelmaat ontstaat maatschappelijke onrust als tbs-gestelden, veelal daders van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven, terugkeren in de maatschappij. Er wordt gedacht dat deze mensen vaak in herhaling vallen en opnieuw een delict zullen plegen. Door de (maximale) periode van toezicht te verlengen, wordt geprobeerd effectiever toezicht te houden en daarmee het aantal recidivegevallen te verminderen. Het WODC onderzocht de effectiviteit van de twee wetswijzigingen die zien op de duur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-verpleging (VB). De eerste wetswijziging vloeide voort uit het parlementaire onderzoek naar de tbs-maatregel en de tweede uit de Wet Langdurig Toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking (Wlt). Uit het onderzoek blijkt dat het aantal tbs-gestelden dat opnieuw de fout in gaat (de recidive) over het algemeen laag is. Zo is het aantal tbs-gestelden dat opnieuw een zeer ernstig gewelds- of zedendelict pleegt gemiddeld niet hoger dan 10% binnen 10 jaar na terugkeer in de maatschappij (van 1.325 ex-tbs-gestelden). Deze cijfers zijn na de wetswijzigingen niet veel veranderd, ondanks dat er lichte verschillen zijn gevonden. Dat geldt voor de wetswijziging van 2008 voor zowel recidive tijdens als ook recidive na de VB. Ook na de wetswijziging van 2017 is het gemiddeld aantal tbs-gestelden dat recidiveert vrijwel gelijk. Deze bevinding geldt alleen voor de recidive tijdens VB. Doordat de wetswijziging van 2017 nog te kort geleden van kracht is geworden om al voor te kunnen komen in de praktijk, konden voor deze wetswijziging nog geen recidivecijfers na afloop van VB worden bepaald.
Onvoldoende noodzaak voor wetswijziging 2017
Andere, secundaire doelstellingen van de wetswijziging van 2008 zijn wel (deels) behaald. Zo is het percentage tbs-gestelden dat opnieuw aan de tbs-behandeling moet beginnen (hervattingen) significant gedaald. Ook is het gemiddeld aantal strafzaken per gerecidiveerde tbs-gestelde lager, zien we dat er minder contraire beëindigingen zijn (waarbij de rechter de tbs beëindigd tegen het advies van de kliniek in), en dat de doorstroom van de behandeling in de tbs-kliniek naar VB en de uitstroom uit VB (en daarmee tbs) zijn bevorderd. Voor de wetswijziging van 2017 is daarentegen slechts beperkte noodzaak te vinden. Deze wetswijziging is ingevoerd zonder de evaluatie van de wetwijziging in 2008 af te wachten. Volgens de onderzoekers is de wijziging daardoor onvoldoende evidence informed vormgegeven. Uit het onderzoek blijkt dat de wijziging van 2017 niet nodig was. De wijzigingen in 2008 boden al voldoende mogelijkheden van verlening van de VB.
Inzicht in toezicht: tbs-gestelden langdurig(er) voorwaardelijk vrij – De evaluatie van twee wetswijzigingen
Bron: www.wodc.nl