Artikelen van Redactie
De tienduizenden burgerdoden, de door Israël gecreëerde en acute hongersnood en ziektes, de blokkades van humanitaire hulp richting Gaza, en de systematische vernietiging van ziekenhuizen, water- en rioleringsinfrastructuur, universiteiten en scholen in Gaza getuigen van catastrofaal menselijk lijden. Wetenschappers van het KNAW-onderzoeksinstituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, het NIOD, constateerden in mei van dit jaar dat er sprake is van genocidaal geweld door Israël in Gaza. Op 31 augustus 2025 concludeerde de International Association of Genocide Scholars (IAGS) in de IAGS Resolution on the Situation in Gaza dat ‘het beleid en de acties van Israël in Gaza voldoen aan de wettelijke definitie van genocide in art. II van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de voorkoming en bestraffing van genocide (1948)’.
Israëlische wetenschappelijke gemeenschap
Vanuit de Israëlische wetenschappelijke gemeenschap, waaronder van de presidenten van vijf Israëlische universiteiten en van de president van de Israëlische Akademie van Wetenschappen, klinken publieke oproepen aan de Israëlische regering om een einde te maken aan het burgerleed in Gaza. In lijn met de reactie van het bestuur van de European Federation of Academies of Sciences and Humanities (ALLEA), onderschrijft het KNAW-bestuur de oproep tot onmiddellijke humanitaire actie en het herstel van essentiële infrastructuur. Het KNAW-bestuur roept bovendien de Minister van OCW op om zich actief in te zetten voor het opschorten van de deelname van Israël binnen het Europese Horizon programma voor wetenschappelijke samenwerking.
Bron: www.knaw.nl
De overheid zou zich volgens ROB responsief moeten opstellen. Dat wil zeggen een overheid die écht luistert en opvolging geeft aan zorgen die leven bij burgers. Een responsieve overheid is een overheid die de publieke mening ernstig en serieus neemt, maar die niet vanzelfsprekend standpunten die in de samenleving leven overneemt of die capituleert voor maatschappelijke druk. Daarbij is open en transparante communicatie van belang. Als de overheid beter laat zien hoe ze werkt, haar besluiten goed afweegt, en deze begrijpelijk uitlegt, bevordert dit vertrouwen en betrokkenheid.
Participatie en diversiteit
De ROB constateert dat er een hele waaier is aan participatie-instrumenten, die om een gerichte en gepaste inzet vragen. Waar het echter om gaat is dat iedereen die dat wil, ook kán deelnemen. En dat het daarbij ook duidelijk is wat er met de inbreng van burgers gebeurt. De overheid moet het makkelijker maken voor mensen om mee te praten, en groepen burgers ruimte en middelen geven om zelf met ideeën te komen en die te realiseren. Burgers kiezen niet alleen hun volksvertegenwoordiger, maar willen ook echt het gevoel hebben dat ze worden gerepresenteerd. Afspiegeling is volgens de ROB belangrijk, maar ook de vertegenwoordiging van ideeën en waarden: ziet de burger in de politieke discussie terugkomen wat hij of zij belangrijk vindt? Door diversiteit en inclusie in het democratisch proces te stimuleren, kan je als overheid zorgen dat mensen met verschillende achtergronden, leeftijden en opvattingen een blijvende stem krijgen in het (openbaar) bestuur. De overheid is verantwoordelijk voor een goed functionerend democratisch stelsel. Maar ook burgers hebben een verantwoordelijkheid. Het is belangrijk dat mensen actief aan de slag gaan met hun burgerschap en dat ook kinderen en jongeren leren hoe je kan meedoen, je mening kan vormen en respectvol kan samenwerken.
Naar een sterkere democratie - Voor, met en van burgers
De NCC is opgericht voor het behandelen van complexe internationale handelsgeschillen. Daarnaast is de Netherlands Commercial Court of Appeal (NCCA) opgericht voor zaken in hoger beroep. Procedures bij de NCC(A) worden in het Engels gevoerd en uitspraken worden in het Engels gepubliceerd. Het Nederlands procesrecht is van toepassing. In de periode 2019-2024 heeft zowel de NCC als de NCCA zaken in behandeling genomen, in totaal 37. Anders dan verwacht, vereisten deze zaken minder vaak een complexe procedure. Relatief veel zaken betroffen een kort geding of een voorlopige voorziening. De naamsbekendheid van de NCC is groot, maar tegelijkertijd komt de NCC volgens respondenten momenteel in relatief weinig contracten terecht. Advocaten die een cliënt vertegenwoordigen in een zaak voor de NCC zijn merendeels tevreden tot zeer tevreden over de internationale handelskamer.
Minder zaken dan verwacht
Halverwege de aanloopperiode bleek dat het aantal zaken dat bij de NCC(A) terechtkomt aanzienlijk achterblijft bij de verwachting. Het verschil tussen verwachte en feitelijke instroom nam bovendien jaarlijks toe. In 2024 werden in plaats van de verwachte 87 zaken, 11 zaken in behandeling genomen. De lage instroom van zaken roept de vraag op of de NCC(A) in voldoende mate in staat is om in de toekomst, als de NCC volledig ontwikkeld is, de reguliere handelskamers te ontlasten. Ook is nog onzeker of deze voorziening budgetneutraal kan worden aangeboden, wat een randvoorwaarde was bij de oprichting. De tussentijdse evaluatie laat zien dat het onzeker is of alle ambities binnen de gestelde termijn gerealiseerd kunnen worden. Overwogen kan worden om de verwachtingen over het aantal zaken bij te stellen. Er kan ook worden gedacht aan bijsturing op het vlak van positionering, informatievoorziening of de bevoegdheid van de NCC-rechter. Van belang hierbij is dat de uitgangspunten achter de schatting van het aantal zaken en de aanlooptijd, anders waren dan de wijze waarop de NCC uiteindelijk vorm heeft gekregen.
De Netherlands Commercial Court – Een tussenbalans in de opstartfase
Bron: www.wodc.nl
Concurrerende vervoersbedrijven hebben beroep ingesteld tegen de concessie aan NS. Zij verzetten zich in het bijzonder tegen het onderhands gunnen aan NS in plaats van een openbare aanbesteding. Ook verzetten zij zich tegen het opnemen in de concessie van bijna het volledige hoofdrailnet zonder dat van tevoren is onderzocht welke lijnen en diensten de vrije markt kan exploiteren. Zij krijgen bijval van de Europese Commissie, die op 17 juli 2025 heeft aangekondigd bij het HvJ EU een procedure tegen Nederland te beginnen omdat Nederland volgens de Commissie de Europese regels niet heeft nageleefd. De staatssecretaris vindt dat het overgangsrecht het toestaat om de concessie nog een laatste keer onderhands te gunnen. Verder vindt de staatssecretaris dat het hoofdrailnet één samenhangend geheel is. Daarom mag hij de concessie verlenen zonder te onderzoeken of de markt kan voorzien in vervoer over delen van het hoofdrailnet.
Prejudiciële vragen
Het CBb vraagt het EU-Hof hoe de het overgangsrecht moet worden uitgelegd en hoe het recht op vrije toegang van spoorwegmaatschappijen tot de spoorinfrastructuur zich verhoudt tot de bevoegdheid van de staatssecretaris om het openbaar treinvervoer via een openbare-dienstcontract te realiseren. Een belangrijke vraag daarbij is of de staatssecretaris de winstgevende lijnen en diensten over het hoofdrailnet aan de vrije markt moet overlaten en dus los moet aanbieden aan vervoersbedrijven. Het College vraagt het HvJ EU:
- verduidelijking van het overgangsrecht van art. 8, tweede lid, aanhef en onder iii, van Verordening (EG) nr. 1370/2007, en de juridische en feitelijke maatstaven die bij het toepassen daarvan (mogelijk) in acht moeten worden genomen;
- opheldering over de uitleg van de bepalingen in Verordening (EG) nr. 1370/2007 over het opleggen van openbaredienstverplichtingen en het daartoe afsluiten van openbaredienstcontracten voor openbaar personenvervoer per spoor, mede in het licht van het recht van spoorwegondernemingen op toegang tot de spoorinfrastructuur in de lidstaten uit Richtlijn 2012/34/EU
Bron: www.rechtspraak.nl
Per categorie wordt in de Rotterdamse Schaal een bandbreedte gegeven van de bedragen voor het smartengeld. Zo wordt een aanknopingspunt geboden voor de vaststelling van het bedrag. Het is aan de rechter om te beoordelen of het beschreven smartengeldniveau passend is en het staat de rechter vrij om daar (gemotiveerd) van af te wijken. Bij de totstandkoming van de schaal hebben onderzoekers van Erasmus School of Law geput uit de Engelse Guidelines for the Assessment of General Damages in Personal Injury Cases en de Ierse Personal Injury Guidelines en hebben zij uitbreid (Nederlands) jurisprudentieonderzoek verricht.
Verbetering rechtspraktijk
Volgens de onderzoekers kan de schaal bijdragen aan het verbeteren van rechtszekerheid en rechtseenheid door het verminderen van willekeur bij het vaststellen van smartengeldbedragen. Zowel tussen civielrechtelijke uitspraken of strafrechtelijke uitspraken onderling als tussen de twee rechtsgebieden, omdat de schaal op beide rechtsgebieden toepasbaar is. Ook kan door de schaal het verschil in niveau van het smartengeld in het strafrecht en het civiel recht kleiner worden gemaakt. Dit is waardevol nu de strafrechter veel vaker dan zijn civiele collega beslist over de hoogte van smartengeld. Het gebruik van de schaal kan ook leiden tot een betere uitleg van een rechterlijke uitspraak, omdat afwijken van de genoemde bandbreedtes de rechter beweegt tot een goede motivering daarvan. Tot slot kan de schaal ook behulpzaam zijn bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld in de buitengerechtelijke praktijk.
Rotterdamse schaal - Ordening van smartengeldbedragen bij lichamelijk letsel en andere persoonsaantastingen
Bronnen: www.rotterdamseschaal.nl en www.rechtspraak.nl
Het maatschappelijk middenveld speelt een belangrijke rol in het beschermen van mensenrechten en de democratische rechtsstaat. Het kan de overheid aansporen mensenrechten te waarborgen, het publiek bewust maken van maatschappelijke kwesties, burgerparticipatie aanmoedigen en kritische tegenspraak leveren op - of juist steun uitspreken voor - beslissingen van de overheid. In een gezonde democratie kunnen verschillende geluiden dan vreedzaam met elkaar botsen. Uit het voor de rapportage uitgevoerd onderzoek blijkt dat 86 procent van de ondervraagde maatschappelijke organisaties vindt dat de situatie voor het maatschappelijk middenveld in het algemeen in Nederland de afgelopen twee jaar is verslechterd. Het College signaleert dat de politieke en juridische ontwikkelingen parallellen vertonen met landen waar de rechtsstaat is geërodeerd.
Zorgelijke ontwikkelingen in Nederland
In de jaarrapportage laat het College zien dat de optelsom van wetsvoorstellen, maatregelen en gebeurtenissen in 2024 en 2025 een potentiële bedreiging kan vormen voor de maatschappelijke ruimte in Nederland. Hiermee kan de normatieve basis voor het maatschappelijk middenveld worden aangetast, het functioneren van maatschappelijke organisaties onder druk komen te staan en de mogelijkheid afnemen om maatschappelijke ruimte te creëren en behouden.
- Negatieve uitlatingen van politici over demonstranten en vrijwilligers, evenals de toon van politieke discussies over de beoordeling van de ANBI-status, doen af aan de erkenning van de legitimiteit van maatschappelijke inzet door organisaties en individuen. Dit staat haaks op de mensenrechtenverplichting van de overheid om nadrukkelijk de legitimiteit van maatschappelijke organisaties te erkennen en een bevorderlijk politiek en publiek klimaat te waarborgen. Uit voorbeelden uit andere landen blijkt dat het al snel gemakkelijker kan worden om maatregelen aan te nemen die de maatschappelijke ruimte schaden binnen een context waar het steeds normaler is om negatief over maatschappelijke organisaties te oordelen.
- Nieuwe wetsvoorstellen die een beperking op een van de vrijheidsrechten tot gevolg hebben, voldoen niet altijd aan de strikte vereisten van beperkingssystematiek uit mensenrechtenverdragen. Beperkingen moeten volgens deze systematiek voldoende nauwkeurig in nationaal recht zijn vastgelegd (legaliteitsvereiste), een legitiem doel dienen en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. In het wetsvoorstel Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties staan onduidelijke en open normen die voorzienbaarheid van de wet in de weg staan. Dit kan leiden tot ongerechtvaardigde beperkingen op het recht op vrijheid van vereniging. Daarnaast is het voorgestelde algehele verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties op voorhand niet aantoonbaar noodzakelijk en proportioneel.
- Het recht op participatie en toegang tot informatie wordt ingeperkt wanneer consultaties bij asielwetgeving volledig ontbreken of wetsvoorstellen niet openbaar worden gemaakt. Op grond van deze rechten is de overheid echter verplicht om effectieve inspraak in besluitvormingsprocessen te waarborgen en benodigde informatie toegankelijk te maken. Bovendien belemmert het representativiteitsvereiste bij collectieve acties de toegang tot de rechter voor belangenorganisaties, terwijl dat recht door de overheid gegarandeerd moet worden.
De ontwikkelingen kunnen ertoe leiden dat organisaties en individuen uit angst voor negatieve repercussies terughoudend worden in het geven van tegenspraak. Terwijl het maatschappelijk debat, inclusief alternatieve visies, een essentieel onderdeel vormt van de democratische rechtstaat. Het gaat er hierbij niet alleen om dat organisaties en individuen de ruimte hebben en krijgen voor maatschappelijke tegenspraak, maar dat ze deze ruimte ook ervaren. De overheid speelt hierin een wezenlijke rol. Niet het beperken van de ruimte, maar het faciliteren van de ruimte voor het maatschappelijk middenveld moet het uitgangspunt zijn.
Aanbevelingen
Het College doet onder andere de volgende aanbevelingen aan de Rijksoverheid en het parlement:
- Rijksoverheid en parlement, erken nadrukkelijk de legitimiteit van (tegenspraak door) het maatschappelijk middenveld, de waarde hiervan in de democratische rechtsstaat, en de belangrijke bijdrage aan de bevordering van mensenrechten door maatschappelijke organisaties, mensenrechtenverdedigers en vrijwilligers.
- Verbeter de mogelijkheden voor participatie van maatschappelijke organisaties bij het opstellen van wetgeving en beleid.
- Werp geen ongerechtvaardigde belemmeringen op bij het verkrijgen van toegang tot financiële middelen voor maatschappelijke organisaties.
- Waarborg de toegang tot de rechter voor maatschappelijke organisaties.
- Zorg proactief en zonder onderscheid voor het faciliteren van vreedzame betogingen.
- Houd de ruimte voor het maatschappelijk middenveld als geheel in het oog, zodat afname van de ruimte snel wordt gesignaleerd.
- Toets nieuwe wetgeving altijd aan de kwaliteitseisen. Onderzoek nauwkeurig of nieuwe wetgeving en nieuw beleid mensenrechten raakt die van belang zijn voor het maatschappelijk middenveld. Zorg dat beperkingen van vrijheidsrechten strikt voldoen aan de internationale vereisten (zoals het legaliteitsvereiste, legitimiteit van het doel, noodzakelijkheid en proportionaliteit).
Tegenspraak onder druk - Mensenrechten en de ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Nederland
Bron: www.mensenrechten.nl
Het hof past daarbij het Verdrag van Istanbul expliciet toe. Daarmee onderstreept het hof dat bescherming tegen huiselijk geweld zwaarder weegt dan het behoud van gezamenlijk gezag. De omgangsregeling wordt beperkt tot eens per twee weken een weekend bij de vader. Het hof bekritiseert de eerdere hulpverlening, die onvoldoende oog had voor de veiligheid van moeder en kinderen, en pas laat een veiligheidstaxatie uitvoerde die wees op acute kindonveiligheid. Het hof is van oordeel dat de wijze waarop de hulpverlening is vormgegeven onvoldoende recht doet aan de bescherming waarop de moeder en de kinderen op grond van verdragen aanspraak kunnen maken en dat daarmee ook in de bestreden beschikking onvoldoende rekening is gehouden. Het hof komt daarom tot een ander oordeel dan de rechtbank wat betreft het gezag en de omgang.
Bron: ECLI:NL:GHARL:2025:5305
Volgens internationale en Europese verdragen moet Nederland effectieve anti-discriminatiewetgeving voor de publieke sector opstellen en handhaven. Recente voorbeelden van discriminatie door de overheid tonen aan dat de Nederlandse wetgeving op dit punt nog onvoldoende effectief is. De invoering van een gelijkheidsplicht voor de publieke sector kan dat veranderen en daarmee een kantelpunt zijn. In andere landen bestaat zo’n wettelijke plicht voor gelijkheid al langer. De Britse en Ierse Public Sector Equality Duties kunnen als goede voorbeelden worden gezien. In het Verenigd Koninkrijk en Ierland is wettelijk vastgelegd dat overheidsinstanties verantwoordelijk zijn voor het uitbannen van discriminatie en bevorderen van gelijke behandeling en gelijke kansen. Zij moeten bijvoorbeeld verplicht nagaan of besluitvorming bepaalde groepen benadeelt en mensen actief betrekken bij beleid dat hen raakt. Ze moeten bovendien publiekelijk rapporteren over acties om discriminatie tegen te gaan. Een vergelijkbare aanpak kan Nederland helpen discriminatie door de overheid te voorkomen.
Begin met een lichte variant van de wet
De Commissie roept de overheid op te starten met het verkennen van een passend wettelijk kader voor de Nederlandse overheid. De overheid kan van start met een lichte variant die zich richt op bewustwording en het stimuleren van antidiscriminatiebeleid. Als dit niet voldoende effectief blijkt, kan worden overgegaan naar een middenvariant met verplicht antidiscriminatiebeleid en de mogelijkheid tot ingrijpen, of naar de meest uitgebreide variant met duidelijke regels voor informatie- en rapportageplichten en extern toezicht.
Voortgangsrapportage Gelijkheidsplicht Publieke Sector (GPS) - Naar wettelijke verankering van een proactieve aanpak van discriminatie door de overheid
In Nederland werken ruim 200.000 arbeidsmigranten in een kwetsbare positie. Zij zijn vooral werkzaam in sectoren waar fysieke arbeid onder gevaarlijke omstandigheden moet worden geleverd, zoals de land- en tuinbouw, de bouw, de logistiek en de vleesverwerkende industrie. Ruim 88 procent van hen heeft een vorm van flexibele arbeidsrelatie, terwijl het vaak om structureel werk gaat. De Onderzoeksraad becijferde dat zij meer risico op een arbeidsongeval lopen dan hun Nederlandse collega’s die hetzelfde werk doen. De Onderzoeksraad ziet dat de werkgerelateerde veiligheid van arbeidsmigranten onder druk staat door een optelsom van factoren die het risico op een ongeval vergroten. Het gaat daarbij om factoren als taalbarrières, culturele verschillen, fysieke en mentale vermoeidheid door lange reis- en werktijden en matige kwaliteit van huisvesting. Na een ongeval weten arbeidsmigranten de weg naar passende zorg, financiële hulp of juridische bijstand niet altijd te vinden. Deze factoren spelen zich af binnen een context van afhankelijkheid van de werkgever en tijdelijkheid van de arbeidsrelatie.
Flexibele arbeidsrelaties zorgen voor onveiligheid
Werkgevers die arbeidsmigranten aantrekken via tijdelijke constructies hebben minder prikkels om te investeren in een veilige werkomgeving. Arbeidsmigranten zelf kunnen of durven in deze situatie vaak niet op te komen voor hun recht op een veilige werkplek, omdat ze in grote mate afhankelijk zijn van de (uitzend)werkgever voor werk, inkomen en huisvesting. Bij ziekte of bij schommelingen in de vraag naar arbeid zijn deze arbeidskrachten eenvoudig vervangbaar. Dat leidt tot een vorm van ‘wegwerpwerk’, waarbij er niet altijd voldoende tijd, middelen of aandacht is voor veilig werken. De kwetsbare positie van arbeidsmigranten hangt samen met deze flexibele, onzekere arbeidsrelatie. De Onderzoeksraad zegt een duidelijk verband te zien tussen flexibele arbeidsrelaties en de onveiligheid van arbeidsmigranten. Daarom pleit de OVV ervoor dat werkgevers in sectoren met veel ongezond en gevaarlijk werk het aandeel duurzame arbeidsrelaties voor structureel werk substantieel vergroten, bijvoorbeeld door bindende afspraken te maken met werknemersorganisaties in cao’s of sectorale akkoorden.
Veiligheid arbeidsmigranten - Onderzoek naar de werkgerelateerde veiligheid van arbeidsmigranten in Nederland
Bron: www.onderzoeksraad.nl
Onderzoekers identificeerden vijf grondoorzaken voor het ontstaan en het voortduren van geschillen over compleetheid van dossiers. Deze zijn:
- De toepassing van art. 8:42 Awb: medewerkers van de Belastingdienst leggen het artikel verschillend uit.
- Interactie tussen belanghebbende en de Belastingdienst: medewerkers van de Belastingdienst zijn sterk inhoudelijk gedreven en ze hebben beperkte aandacht voor de (menselijke) relatie met burgers en bedrijven.
- Interne samenwerking binnen de Belastingdienst: er is sprake van een gefragmenteerde manier van werken waardoor een totaaloverzicht ontbreekt.
- Informatiehuishouding (dossiervorming): uit interviews komt naar voren dat niet alle medewerkers alle typen documentatie op dezelfde manier vastleggen en archiveren.
- Reflecteren en evalueren: kennisborging en kwaliteitscontroles zouden vast onderdeel moeten zijn van de werkprocessen, op de dossiers wordt niet standaard gereflecteerd.
De Inspectie doet de volgende aanbevelingen:
- Voor de rechtsbescherming van burgers en bedrijven is het belangrijk dat er een eenduidige interpretatie komt van art. 8:42 Awb.
- De Inspectie ziet graag dat de Belastingdienst inzet op een goede interactie en relatie met burgers en bedrijven, door het bewustzijn van medewerkers te vergroten over de impact van hun werk op de persoonlijke levenssfeer van mensen.
- De Inspectie onderstreept het belang van de juiste correctiemechanismes, in alle fasen van de behandeling van een zaak. Dat kan door medewerkers meer in teamverband een zaak te laten behandelen en door te zorgen dat tegenspraak, reflectie en evaluatie standaard, structureel en doorlopend een plek hebben in de behandeling van een zaak.
- Een belangrijke randvoorwaarde voor het kunnen samenstellen en verstrekken van een compleet dossier is dat de informatiehuishouding op orde is.
- Tegenspraak, reflectie en evaluatie moeten standaard, structureel en doorlopend een plek hebben in de behandeling van een zaak.
De Inspectie doet een dringend beroep op de Belastingdienst om meer oog te hebben voor het belang van een gelijke informatiepositie bij geschillen. En om ervoor te zorgen dat processen en werkwijzen erop zijn gericht om complete dossiers aan te leveren bij de rechter, zodat burgers en bedrijven krijgen waar zij recht op hebben.
Onderzoeksrapport 'Rechtsbescherming in het geding'
Bron: www.inspectiebtd.nl