Artikelen van Redactie
Het VN-Kinderrechtenverdrag verplicht de overheid kinderen te beschermen tegen elke vorm van geweld, mishandeling en verwaarlozing, zowel binnen het gezin als daarbuiten, en moet daar effectieve maatregelen en programma’s voor ontwikkelen. De Rijksoverheid moet er dan ook voor zorgen dat er een landelijk dekkend, tijdig en passend aanbod van bewezen effectieve hulpverlening beschikbaar is voor kinderen die (ernstig) in hun ontwikkeling worden bedreigd. Al geruime tijd staat het stelsel van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdstrafrecht onder grote druk. Capaciteits- en personeelstekorten, lange wachttijden en schaarste aan passende hulp maken dat de rechten en belangen van kinderen in kwetsbare situaties onvoldoende gewaarborgd worden. De vraag rijst in hoeverre overheidsingrijpen in het leven van kinderen en gezinnen nog gerechtvaardigd is, wanneer dit niet altijd leidt tot bescherming van en hulpverlening aan kinderen. De afgelopen jaren uitte de RSJ al meerdere keren zijn zorgen, met name vanwege het gebrek aan landelijke regie en verantwoordelijkheid voor de uitvoering van jeugdhulp en jeugdbescherming. De RSJ vindt het zorgelijk dat de Rijksoverheid en de ketenpartners niet tot overeenstemming kunnen komen over hoe het systeem verbeterd kan worden en is ervan overtuigd dat dit niet bijdraagt aan de effectiviteit van overheidsingrijpen.
Focus op jeugd: actie nodig voor de bescherming van kinderen
Bron: www.rsj.nl
EU-lidstaten kunnen daarnaast onderling afspraken maken om terugkeerbesluiten van elkaar over te nemen. Het terugkeerbesluit van het ene EU-land geldt dan direct voor het andere EU-land. De terugkeerprocedure hoeft dan niet opnieuw te worden gedaan. De wederzijdse erkenning is voorlopig vrijwillig, niet verplicht. Afgewezen asielzoekers die een veiligheidsrisico vormen, kunnen door lidstaten in detentie worden geplaatst. Aan hen kan ook jarenlang of voor onbepaalde tijd een inreisverbod worden opgelegd. Asielzoekers die niet meewerken aan hun terugkeer kunnen door lidstaten worden gestraft. Dat kan variëren van het weigeren of inhouden van toeslagen, het weigeren of intrekken van werkvergunningen en het opleggen van boetes.
Bronnen: www.consilium.europa.eu en ANP
Het rapport verschijnt op een moment dat de EU haar inspanningen intensiveert om haar regelgevingskader te stroomlijnen door middel van Omnibus-hervormingen om het concurrentievermogen te vergroten. In deze context benadrukt het rapport dat effectbeoordelingen op het gebied van grondrechten essentieel zijn om mensen te beschermen en naleving van de wet te waarborgen - zonder afbreuk te doen aan de doelstellingen van vereenvoudiging en efficiëntie. Het rapport concludeert dat effectbeoordelingen door EU-landen zelden het volledige spectrum van mensenrechten behandelen. Ze richten zich vaak beperkt tot gebieden zoals gelijkheid, gender of gegevensbescherming. Procedures variëren sterk per land, beleidsterrein en ministerie. Op EU-niveau vereist de Europese Commissie dat alle wetgevingsvoorstellen worden getoetst op grondrechten. Het rapport merkt op dat deze beoordelingen soms oppervlakkig zijn of helemaal ontbreken. Het gebrek aan gespecialiseerde expertise en de beperkte betrokkenheid van onafhankelijke mensenrechtenorganen verzwakken het proces verder.
FRA roept de EU op om:
- te zorgen voor systematische en grondige toepassing van effectbeoordelingen op het gebied van de grondrechten;
- de toegankelijkheid en inclusiviteit van openbare raadplegingen te vergroten;
- onafhankelijke externe expertise op het gebied van mensenrechten te overwegen;
- peer learning tussen lidstaten te ondersteunen om hun systemen voor effectbeoordelingen op het gebied van de mensenrechten verder te verbeteren.
FRA roept de EU-lidstaten op om:
- coherente en alomvattende richtsnoeren te ontwikkelen die expliciet gebruikmaken van het Handvest bij het opstellen van wetgeving binnen het toepassingsgebied van het EU-recht;
- de effectbeoordelingen op het gebied van de mensenrechten op EU-niveau als uitgangspunt te gebruiken en deze aan te vullen met een nationale effectbeoordeling om de nationale context te behandelen;
- hoogwaardige beoordelingen te waarborgen door middel van passende coördinatie, overleg en capaciteitsopbouw;
- ervoor te zorgen dat ex-postevaluaties de regel worden en systematisch rekening te houden met de gevolgen voor de mensenrechten.
Better legislation: Human rights impact assessment in lawmaking
Bron: www.fra.europa.eu
Als het om de mensenrechten gaat, meet de EU in de praktijk met twee maten, schrijven initiatiefnemers. Haar aanpak is onsamenhangend, versnipperd en verschilt al naargelang het partnerland. Dit ongelijke EU-optreden leidt tot ongelijke reacties en tast het universele karakter van de mensenrechten aan. Met dit initiatief wordt de Europese Commissie ertoe opgeroepen om een verordening voor te stellen op grond waarvan zij, in het kader van haar betrekkingen met derde landen, op gestandaardiseerde wijze toezicht moet houden op de mensenrechten op de gebieden waarvoor zij bevoegd is. De verordening moet ertoe leiden dat de Commissie op transparante, samenhangende, doeltreffende, evenredige en tijdige wijze mensenrechtenschendingen monitort, beoordeelt en daarop reageert. Initiatiefnemers stellen een rechtskader voor waarmee de EU haar aanpak van de mensenrechten kan verbeteren en haar geloofwaardigheid in de wereld kan versterken doordat zij het internationaal recht op het gebied van de mensenrechten beter beschermt.
European citizens’ initiative ‘No more double standards on human rights’
Bron: www.ec.europa.eu
De bedoeling van het gebiedsverbod is vooral dat een slachtoffer niet geconfronteerd wordt met een dader, ongeacht of er sprake is van een gevaarlijke situatie. Daardoor gaat het wetsvoorstel niet meer uit van klassieke strafdoelen als vergelding en preventie. Een dergelijke fundamentele systeemwijziging vraagt om een zorgvuldige onderbouwing en afweging, die in de toelichting bij het voorstel ontbreekt. Bij ernstige misdrijven moet de rechter straks een gebiedsverbod opleggen voor een gebied van minimaal 5 kilometer voor minimaal 10 jaar (vanaf het moment dat de dader vrijkomt). Dat biedt weinig ruimte voor maatwerk. Dit kan betekenen dat veroordeelden en hun gezinnen moeten verhuizen met grote gevolgen voor hun werk, contact met familie en hun sociale leven. De maatregel kan daarmee de resocialisatie belemmeren en het recidiverisico verhogen. De Raad stelt vraagtekens bij de noodzaak van de maatregel, omdat bestaande strafrechtelijke en bestuursrechtelijke mogelijkheden al bescherming voor slachtoffers bieden. Ook zijn de procedurele regels nog onvoldoende uitgewerkt. De Raad adviseert de initiatiefnemers het wetsvoorstel niet in de huidige vorm in te dienen.
Advies wetsvoorstel zelfstandig gebiedsverbod
Bron: www.rechtspraak.nl
Eerder heeft de Algemene Rekenkamer al vastgesteld dat de uitvoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) onuitvoerbaar is geworden. Dat ligt aan de complexe regelgeving en het daarmee samenhangende tekort aan verzekeringsartsen. De Minister van SZW denkt de WIA beter uitvoerbaar te kunnen maken en minder foutgevoelig. Zij verkent een herziening van de dagloonsystematiek. De Rekenkamer stelt dat een hoger tempo nodig is bij de vereenvoudiging van de WIA. Een goede uitvoerbaarheid van de WIA is nodig, ook om te voorkomen dat langdurig zieke werknemers in onzekerheid verkeren over het recht op en de hoogte en duur van hun uitkering.
Toezicht Minister van SZW schiet tekort
Voor tienduizenden langdurig zieke werknemers zijn er tussen 2020 en 2024 fouten door UWV gemaakt bij de berekening van het maatmanloon, dagloon of de uitkeringsduur. Ook is in deze periode bij ongeveer een kwart van de beoordelingen door verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen door ontoereikende rapportages niet na te gaan of deze juist zijn. Het is dan onzeker of de belastbaarheid van mensen voor werk juist is beoordeeld, en de duur en mate waarin iemand arbeidsongeschikt is. Medewerkers moeten werken met veel verschillende en verouderde IT-systemen, en veel werkzaamheden handmatig verrichten. Bovendien was de aanpak bij UWV vooral gericht op het verminderen van de lange wachtlijsten voor nieuwe beoordelingen. De Minister van SZW is te afwachtend geweest bij het vereenvoudigen van de regelgeving en heeft bovendien een blinde vlek gehad voor het zwakke kwaliteitsmanagement bij UWV. Het rechtmatigheidscijfer voor WIA-uitkeringen dat de minister met UWV heeft afgesproken, was steeds bijna 100 procent en werkte onterecht geruststellend.
Sturing en toezicht moeten beter
De onderzochte problemen bij de WIA brengen disfunctionele patronen en reflexen aan het licht in de sturingsrelatie tussen de Minister van SZW en uitvoeringsorganisatie UWV. Op het ministerie schort het aan aandacht voor de kwaliteit van de bedrijfsvoering bij UWV. Informatie die wordt uitgewisseld over de kwaliteit van dienstverlening is weinig concreet en er wordt niet altijd doorgevraagd. Het toezicht van de minister heeft te beperkte diepgang en scherpte. Het bestuur van UWV meldt na getroffen maatregelen eind 2024 minder onjuiste WIA-beoordelingen. Maar de Rekenkamer stelt dat niet aangetoond is dat de maatregelen afdoende zijn om het aantal fouten naar een acceptabel niveau terug te dringen. De sturing om tijdig zieke werknemers te beoordelen is sterker dan de aandacht dat op een juiste wijze te doen. Signalen dat de financiële rechtmatigheid hoog is, wekken ten onrechte de indruk dat er weinig fouten worden gemaakt. Wil UWV sturen op de menselijke maat, dan moet eerst de basis voor het uitvoeren van wettelijke taken op orde zijn. Ministerieel toezicht op UWV moet zich scherper richten op de financiële risico’s die burgers lopen. Ook moeten uitkeringsgerechtigden zelf kunnen nagaan of de hoogte van hun uitkering plausibel is. Dit vereist een fundamentele aanpassing van de WIA. Die is ook voor de uitvoerbaarheid van deze wet noodzakelijk.
Fouten bij WIA-uitkeringen: blind voor de signalen, burgers geraakt
Bron: www.rekenkamer.nl
Bij een goed leefklimaat gaat het onder meer om een veilige omgeving, keuzevrijheid, zinvolle dagbesteding, mogelijkheden om contact met de buitenwereld te onderhouden en een menselijke bejegening. Het is aannemelijk dat steeds meer personen langer in detentie gaan verblijven. Dit komt onder andere door hogere maximumstraffen voor moord en doodslag en doordat langgestrafte personen tegenwoordig onder strengere voorwaarden en pas later voorwaardelijk vrijkomen. Een goed leefklimaat voor de groeiende groep langgestrafte personen draagt bij aan de veiligheid, zowel in detentie als na detentie in de maatschappij.
Speciale afdelingen voor langgestrafte personen
De onderzoekers adviseren daarom om speciale afdelingen in detentie in te richten waar langgestrafte personen kunnen verblijven. Zorg daar voor autonomie, door mensen zelf te laten koken en vrij door het gebouw te laten lopen. Biedt ze daarnaast zinvol en uitdagend werk aan en mogelijkheden om contact met de buitenwereld te houden. Plaats deze afdelingen in een groene en aantrekkelijke omgeving. Verbeter daarnaast het leefklimaat voor langgestrafte personen op alle afdelingen. Geef alle langgestrafte personen informatie over de regels en voorwaarden van verlof en voorwaardelijke invrijheidsstelling, zodat zij weten waar ze aan toe zijn. Voor de veiligheid is het bovendien van belang dat iedereen op een passende afdeling kan worden geplaatst. Met langere detenties worden gedetineerde personen ook steeds ouder: pas daarom de fysieke omgeving in detentie aan op de behoeftes van oudere of mindervalide gedetineerde personen.
Gevolgen van lange detenties - Een literatuurstudie naar de gevolgen van het leefklimaat in detentie voor langgestrafte personen
Bron: www.wodc.nl
In vier zaken hadden de burgemeesters om wanordelijkheden te voorkomen bepaald dat de demonstraties niet direct voor de ingang van de abortuskliniek mochten plaatsvinden. Naar het oordeel van de Afdeling is er bij een demonstratie bij een abortuskliniek sneller sprake van wanordelijkheden dan bij een andere demonstratie. Dat heeft te maken met de locatie en de kwetsbaarheid van de bezoekers van abortusklinieken. Rond een abortuskliniek hoort een bepaalde mate van orde en rust te heersen, net als bij een ziekenhuis. Het is een plek waar mensen komen die hun eigen grondwettelijke rechten uitoefenen en recht hebben op en behoefte hebben aan zorg. Deze mensen bevinden zich in een kwetsbare positie waardoor de aanwezigheid van demonstranten hen eerder, sterker en persoonlijker zal raken en daardoor voor hen veel indringender zal zijn dan in de meeste andere gevallen. Burgemeesters mogen om wanordelijkheden te voorkomen een andere locatie voor de demonstratie aanwijzen dan direct voor de ingang van een abortuskliniek. Maar zij moeten wel voor ogen houden dat die alternatieve locatie binnen zicht- en gehoorafstand moet zijn van bezoekers van de kliniek. Want iedereen heeft het recht om te demonstreren, ook bij een abortuskliniek. Door een specifieke locatie aan te wijzen voor demonstranten kunnen bezoekers van een abortuskliniek zelf bepalen of zij een directe confrontatie met de demonstranten willen aangaan of niet.
ECLI:NL:RVS:2025:5683 (Groningen)
ECLI:NL:RVS:2025:5681 (Haarlem)
ECLI:NL:RVS:2025:5682 (Haarlem)
ECLI:NL:RVS:2025:5684 (Amsterdam)
Bron: www.raadvanstate.nl
Extremistische en terroristische groeperingen maken steeds vaker gebruik van generatieve AI, memes, humor, ironie en gecodeerde taal om hun boodschap te verspreiden én detectie te ontwijken. Deze strategieën vergroten hun bereik, met name onder jongeren, en zorgen ervoor dat schadelijke boodschappen niet altijd als expliciet illegaal kunnen worden aangemerkt. Zulke zogenoemde borderline of awful but lawful uitingen - schadelijk maar wettelijk toegestaan - kunnen bijdragen aan polarisatie en radicalisering zonder direct de wet te overtreden. Waar extremistische propaganda zich vroeger in de schaduw van het internet bevond, is die vandaag zichtbaar op mainstreamplatforms als TikTok, Reddit en Instagram, aldus de onderzoekers. De vervagende grenzen tussen schadelijke en illegale content maken effectieve moderatie en bescherming van fundamentele rechten bijzonder complex.
Gebrek transparantie grote platforms
De onderzoekers wijzen op de sleutelrol van grote technologiebedrijven - de zogenoemde hosting service providers (HSP’s) - bij het aanpakken van online extremisme. Hun inzet blijkt echter vaak inconsistent en weinig transparant. Terwijl miljarden worden geïnvesteerd in geautomatiseerde detectiesystemen, worden menselijke moderatieteams juist afgebouwd. Dat roept zorgen op over de betrouwbaarheid van beslissingen, zeker bij impliciete of contextafhankelijke content. Volledig geautomatiseerde moderatie is ontoereikend, stellen de onderzoekers. Menselijke beoordeling blijft essentieel om nuance en context te waarborgen, maar die capaciteit neemt juist af. De onderzoekers signaleren bovendien dat grote platforms weinig inzicht geven in hun moderatieprocessen en niet bereid waren mee te werken aan dit onderzoek. Dat gebrek aan transparantie belemmert een zorgvuldige borging van de vrijheid van meningsuiting.
Betrouwbaar toetsingskader nu niet haalbaar
De onderzoekers concluderen dat een universeel en volledig betrouwbaar toetsingskader voorlopig niet haalbaar is, zonder dat dit ten koste gaat van fundamentele rechten. De term borderline content blijkt daarbij problematisch, omdat deze juridisch onduidelijk is en niet verankerd in wetgeving. In plaats daarvan stellen de onderzoekers voor te spreken van impliciet extremistische content die schadelijk is. Zij ontwikkelden vijf categorieën van indicatoren die kunnen helpen bij detectie, maar die altijd ruimte laten voor interpretatie. Adaptieve, hybride modellen - waarin AI en menselijke beoordeling worden gecombineerd - bieden volgens de onderzoekers de meeste kans op consistente en proportionele moderatiepraktijken. De onderzoekers pleiten in het rapport onder meer voor:
- Heldere definities van begrippen als ‘extremisme’, ‘haatzaaien’ en ‘opruiing’, om willekeur te voorkomen.
- Hybride detectiemodellen die menselijke expertise combineren met automatische voorselectie.
- Meer transparantie over moderatiebeslissingen en beroepsprocedures.
- Publieke dialoog over de grenzen van schadelijke maar rechtmatige uitingen.
Beleidsmakers, waaronder de Nederlandse Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, wordt aangeraden om:
- Af te zien van het gebruik van de term borderline content.
- Een multistakeholdergroep van inhoudelijk deskundigen, praktijkexperts en gebruikersgroepen op te richten die periodiek reflecteert op moderatie-indicatoren.
- Programma’s te ondersteunen die weerbaarheid en mediawijsheid van jongeren versterken.
- Ook wordt samenwerking binnen de EU aanbevolen, bijvoorbeeld via een gedragscode voor de sector die normen stelt voor transparantie, menselijke beoordeling en duidelijke communicatie over moderatiecriteria.
Blurred Boundaries - Legal, Ethical, and Practical Limits in Detecting and Moderating Terrorist, Illegal and Implicit Extremist Content Online while Respecting Freedom of Expression
Bron: www.wodc.nl
Door de concentratie zou volgens de ACM praktisch gezien een monopolist op het gebied van postbezorging ontstaan, wat leidt tot significante mededingingsproblemen. Het College heeft beoordeeld of de ACM gezien de feiten en omstandigheden ten tijde van het besluit en de op basis daarvan gemaakte prognoses over de verwachte ontwikkelingen op een termijn van drie tot vijf jaar, tot de conclusie kon komen dat de vergunning moest worden geweigerd. Dit betekent dat feiten en ontwikkelingen die zich nadien hebben voorgedaan in de postmarkt of ten aanzien van de financiële situatie van PostNL, op zichzelf niet relevant zijn voor het oordeel in deze zaak.
Uitspraak College
Het College is, met de rechtbank, van oordeel dat de ACM de relevante markt zorgvuldig heeft afgebakend. De ACM mocht ervan uitgaan dat er een nationale markt is voor zakelijke partijenpost en een nationale markt voor losse post, en dat digitale communicatie daarvan geen onderdeel uitmaakt. Verder heeft de ACM in de counterfactual (de meest waarschijnlijke situatie zonder de concentratie) kunnen uitgaan van het scenario dat Sandd voor de zakelijke partijenpost en de losse post concurrentiedruk zou blijven uitoefenen op PostNL, in de drie tot vijf jaar volgend op het besluit. Tot slot heeft de ACM op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van het nemen van het besluit terecht geconcludeerd dat het niet zo is dat PostNL zonder de overname van Sandd de UPD (Universele Postdienst) in de periode van drie tot vijf jaar na het besluit niet onder economisch aanvaardbare omstandigheden zou kunnen blijven uitvoeren.
Bron: www.rechtspraak.nl