Artikelen van Redactie
Samenvatting advies
Het openbaar maken van de locaties van de stallen van veehouderijen kan rechtmatig plaatsvinden als daarom wordt verzocht, ook als deze emissiegegevens tevens persoonsgegevens zijn. Gezien de wettelijke verplichting vanuit de Wet open overheid (Woo) om emissiegegevens openbaar te maken als daarom wordt verzocht, is er voor de verwerking van persoonsgegevens die bij die openbaarmaking zijn betrokken, sprake van een wettelijke grondslag in de zin van de AVG. Hierbij is het volgende van belang:
- Het recht op bescherming van persoonsgegevens is een fundamenteel recht dat onder andere in Europese verdragen is vastgelegd, maar het is niet absoluut. Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel kan de (Europese of nationale) wetgever afwegingen maken, waarbij in wetgeving een evenwicht gezocht wordt waarbij ook andere belangen zwaar kunnen wegen.
- In het geval van het openbaar maken van emissiegegevens op verzoek heeft de wetgever reeds een belangenafweging tussen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het recht op bescherming van persoonsgegevens en de openbaarheid van emissiegegevens gemaakt. De uitkomst van deze belangenafweging is in de Woo vastgelegd. Indien om openbaarmaking van emissiegegevens wordt verzocht gaat het belang van openbaarheid van deze overheidsinformatie voor op het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen.
Het voorstel introduceert gerichte vereenvoudigingen om de verplichtingen te verminderen voor:
- Marktdeelnemers en handelaren die de desbetreffende EUDR-producten in de handel brengen zodra zij in de EU in de handel zijn gebracht. Dit kunnen bijvoorbeeld detailhandelaren of grote productiebedrijven in de EU zijn. De toeleverancier zal de nodige zorgvuldigheid blijven betrachten.
- Micro- en primaire marktdeelnemers uit landen met een laag risico die hun goederen rechtstreeks op de Europese markt verkopen. Deze omvatten bijna 100 % van de landbouwers en bosbouwers in de EU.
De Commissie stelt ook overgangsperioden voor om een soepele overgang te waarborgen en het IT-systeem te versterken.
Zie ook: Regels producten om verdere ontbossing tegen te gaan
Bron: www.ec.europa.eu
WJP onderzoekt landen in acht categorieën: beperking van overheidsbevoegdheden, afwezigheid van corruptie, open overheid, fundamentele rechten, orde en veiligheid, handhaving van de regelgeving en de systemen van het civiele recht en strafrecht. Nederland scoort dit jaar op bijna alle onderdelen iets lager dan in 2024. Het strafrechtsysteem is een zwak punt. Beter wordt gescoord op corruptiebestrijding, regelgeving en fundamentele rechten. De beste rechtssystemen zijn volgens de lijst te vinden in 1) Denemarken; 2) Noorwegen; 3) Finland; 4) Zweden; en 5) Nieuw Zeeland. Onderaan de lijst bungelen 143) Venezuela; 142) Afghanistan; 141) Cambodja; 140) Haïti; en 139) Nicaragua. De snelste dalers zijn Rusland (-4.9%), Soedan (-4.4%) en Mozambique (-3.9%). De snelste stijgers zijn de Dominicaanse Republiek (2.1%), Senegal (1.6%) en Sierra Leone (1.4%).
Rechtsstaat onder druk
Uit de lijst blijkt dat wereldwijd de rechtsstaat steeds verder onder druk staat: 68% van de landen ging er in 2025 op achteruit, vergeleken met 57% in het voorgaande jaar. Een toename van autoritaire praktijken drijft deze achteruitgang. Onafhankelijke audit en toezicht op overheidsbevoegdheden daalden in 63% van de landen. Wetgevende controle op de uitvoerende macht daalde in 61%. Gerechtelijke beperkingen op overheidsbevoegdheden daalden in 61%. Ook de maatschappelijke ruimte, het publieke debat en het overheidstoezicht staan onder druk: de vrijheid van meningsuiting daalde in 73% van de landen, de vrijheid van vergadering en vereniging daalde in 72% en burgerparticipatie daalde in 71%. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht verzwakt. De index laat zien dat de rechterlijke macht terrein verliest aan de uitvoerende macht, met toenemende politieke inmenging in rechtssystemen.
The case of Greenpeace Nordic and Others v. Norway concerned the procedural aspect of the obligation to effectively protect individuals from the serious adverse effects of climate change on their life, health, well-being and quality of life in the context of petroleum exploration preceding extraction. On 10 June 2016 the Norwegian Ministry of Petroleum and Energy awarded ten exploration licences to 13 private companies for petroleum gas production. A judicial review requested by the applicant organisations, Greenpeace Nordic and Young Friends of the Earth Norway, of the validity of that decision was unsuccessful. The European Court of Human Rights held, unanimously, that there had been no violation of Article 8 (right to respect for private and family life) of the European Convention on Human Rights in respect of the complaints introduced by the applicant organisations. The Court held, in particular, that when making a decision in the context of the environment and climate change, the State had to carry out an adequate, timely and comprehensive environmental impact assessment in good faith, and based on the best available science. While the processes leading to the 2016 decision had not been fully comprehensive and, in particular, the assessment of the activity’s climate impacts had been deferred, there was no indication that deferring such an assessment had been inherently insufficient to support the State’s guarantees of respect for private and family life within the meaning of the Convention. The Court also found the complaints introduced by the individual applicants under Article 8 and by all the applicants under Article 13 (right to an effective remedy) and Article 14 (prohibition of discrimination) in conjunction with Article 8 were inadmissible.
Reactie Greenpeace
Greenpeace schrijft in een reactie op de uitspraak dat het EHRM bevestigt dat een milieueffectbeoordeling noodzakelijk is. De organisatie schrijft dat hoewel het Hof op dit moment geen mensenrechtenschending vaststelt, het verwacht dat Noorwegen een volledige beoordeling uitvoert van de klimaatimpact bij het openen van nieuwe olie- en gasprojecten. Die beoordeling moet ook de uitstoot door verbranding, ongeacht waar die plaatsvindt, meenemen. Het niet uitvoeren van zo’n beoordeling wordt beschouwd als een schending van mensenrechten.
Case of Greenpeace Nordic and others v. Norway (Application no. 34068/21)
Bronenn: www.hudoc.echr.coe.int en www.greenpeace.org
Het Asiel- en migratiepact schrijft veel regels dwingend voor, maar laat op een aantal punten ook ruimte voor nationale invulling. De regering kiest bij de invulling ervoor om aan te sluiten bij de maatregelen die ook onderdeel uitmaken van de voorstellen voor de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel. Voorbeelden zijn de invoering van een tweestatusstelsel, de aanscherping van de voorwaarden voor nareis, het verkorten van de geldigheidsduur van de verblijfstitel en het afschaffen van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Net als in die wetsvoorstellen wordt ook in dit wetsvoorstel gekozen voor onmiddellijke werking van de maatregelen. Deze nationale invulling en de onmiddellijke werking ervan volgen niet dwingend uit het Asiel- en migratiepact en kunnen leiden tot extra lasten voor de uitvoering en de rechtspraak. Omdat de uitvoeringslasten van de invoering van het pact op zichzelf al aanzienlijk zijn, verdienen keuzes die tot aanvullende lasten leiden, een expliciete en toereikende onderbouwing. Daarnaast adviseert de Afdeling dat de regering de delegatie van regelgevende bevoegdheid in het wetsvoorstel naar aard en omvang te beperken en te motiveren waarom wordt gekozen voor delegatie. Inzake de grondrechtelijke waarborgen bij bewaring schrijft de Afdeling dat de (herschikte) Opvangrichtlijn in een aantal gevallen bewaring van vreemdelingen mogelijk maakt maar dat in het wetsvoorstel de richtlijn niet helemaal (juist) lijkt te zijn geïmplementeerd. De Afdeling maakt daarnaast een aantal opmerkingen over specifieke onderdelen van de voorgestelde uitvoeringsmaatregelen. Zo adviseert zij om het wetsvoorstel zo aan te passen, dat asielgerechtigden hun verblijfsrecht niet meer ontlenen aan de verblijfsvergunning asiel, maar aan de verblijfstitel. Verder adviseert zij om de mogelijkheid te handhaven om het verslag van een gehoor te corrigeren en aan te vullen en om af te zien van het uitsluiten van beroep tegen bepaalde intrekkingsbesluiten. De Afdeling heeft dus een aantal opmerkingen bij het wetsvoorstel. Zij adviseert de regering daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend.
Advies Uitvoerings- en implementatiewet Asiel- en migratiepact 2026
Bron: www.raadvanstate.nl
Waar een gevangenisstraf mensen verder buiten de maatschappij kan plaatsen, kan een taakstraf iemand juist middenin de samenleving plaatsen. Dit heeft een grotere preventieve werking. Ook betekent een gevangenisstraf sneller ook het verlies van een baan, huis of relatie. Mensen gaan minder snel opnieuw in de fout na een taakstraf dan na een – in Nederland relatief vaak opgelegde – korte gevangenisstraf. Daarnaast staat (de uitbreiding van) het taakstrafverbod op gespannen voet met het uitgangspunt dat in een rechtsstaat de onafhankelijke rechter de straf en strafmaat bepaalt binnen de kaders van de wet. Daarnaast is het een misvatting dat geweld tegen hulpverleners op dit moment niet zwaar wordt bestraft.
Passende en effectieve straf
Ook waarschuwt de Raad dat juridisch gezien al snel over mishandeling kan worden gesproken terwijl het in de praktijk kan gaan om een relatief licht vergrijp. Bijvoorbeeld als iemand in de chaos van een uit de hand gelopen demonstratie een agent duwt, in paniek trekt aan de arm van een ambulancemedewerker of in absolute verwarring een klap uitdeelt. Het is dan aan de rechter om in zo’n situatie te beoordelen of een gevangenisstraf, taakstraf, boete of een combinatie hiervan het meest rechtvaardig is. Rechters hebben deze vrijheid nodig om hun werk goed te kunnen doen. Ondanks de kritiek op een taakstrafverbod in het algemeen ziet de Raad ook enkele lichtpuntjes in het wetsvoorstel. Zo is in het voorstel de mogelijkheid opgenomen een taakstraf te combineren met een voorwaardelijke gevangenisstraf, wat nu nog niet mogelijk is. Deze aanpassing stelt de rechter beter in staat om een passende en effectieve straf op te leggen. Dat is ook het geval bij een andere aanpassing die het wetsvoorstel beoogt. Het taakstrafverbod geldt op dit moment niet alleen bij ernstige misdrijven, maar ook als iemand de afgelopen vijf jaar al eens taakstraf heeft gekregen. Bij die tweede categorie wordt het door dit wetsvoorstel mogelijk in bijzondere gevallen van het taakstrafverbod af te wijken. De Raad is daar heel positief over.
Advies Wetsvoorstel aanscherping taakstrafverbod
Bron: www.rechtspraak.nl
De Groene Toga is een initiatief van Stichting Recht voor Klimaat, een beweging van juristen die het recht wil inzetten voor een duurzame samenleving. De stichting richt zich op bewustwording, expertiseontwikkeling en mobilisatie van juristen in de klimaattransitie. De podcast laat zien hoe het recht een cruciale rol kan spelen in het afdwingen van duurzaam beleid en het vergroten van bewustzijn over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van juristen. Stichting Recht voor Klimaat zegt met de podcast te willen inspireren én informeren. Daarbij zijn juridische details belangrijk, maar minstens zo interessant is het persoonlijke verhaal van de advocaten. Waarom kiezen zij voor deze soms zware en langdurige zaken, vaak met grote tegenstanders en weinig vergoeding?
De podcast is te beluisteren via Spotify, YouTube en Apple Podcasts.
Meer informatie: www.rechtvoorklimaat.nl
De belangrijkste onderdelen in het programma zijn:
- Duurzame welvaart en concurrentievermogen
Het versterken van de industriële basis en het ondersteunen van de strategische industriële sectoren van Europa door middel van een nieuwe Industrial Accelerator Act. - Defensie en veiligheid
Het versterken van defensie en het versterken van de samenwerking met strategische partners zijn belangrijke prioriteiten. Er wordt gewerkt aan het Europees drone-defensie-initiatief, dat essentieel is voor de Eastern Flank Watch. De Commissie zal ook de bescherming van de grenzen van de Unie versterken, de georganiseerde misdaad bestrijden en grensoverschrijdende kritieke communicatiesystemen verbeteren. Verder richt de Commissie zich op de uitvoering van het migratie- en asielpact. - Sociaal model en innovatie
Er zal een reeks aan maatregelen worden voorgesteld om de crisis op het gebied van betaalbaarheid en kosten van levensonderhoud aan te pakken. Er komt een voorstel voor een Quality Jobs Act en een Fair labour mobility package. - Levenskwaliteit - voedsel, water, natuur
Om de landbouw te ondersteunen komen er regels inzake oneerlijke handelspraktijken in de voedselketen. Ook zal worden gezorgd voor klimaatbestendigheid door middel van het European climate adaptation plan. De Ocean Act zal als leidraad dienen voor de governance van de Europese oceaan. - Democratie en rechtsstaat
De Commissie zal democratische instellingen helpen zich te beschermen tegen extremisme en desinformatie, de consumentenbescherming verbeteren en de fraudebestrijdingsmaatregelen herzien. E zal gekeken worden naar kwesties rond jongeren, met name kinderen en sociale media. - Wereldwijd engagement
De EU zal Oekraïne krachtig blijven steunen. Humanitaire hulp zal worden hervormd met het oog op snellere en doeltreffendere crisisrespons. Het pact in het Middellandse Zeegebied zal worden uitgerold.
2026 Commission work programme and annexes
Bron: www.ec.europa.eu
Israël verbiedt UNRWA te werken in Israël en de Palestijnse gebieden omdat Hamas in UNRWA geïnfiltreerd zou zijn. Het ICJ stelt dat Israël niet hard heeft gemaakt dat er veel Hamasstrijders onder UNRWA-medewerkers zijn, het niet mogelijk is om UNRWA op korte termijn te vervangen en zonder degelijk overgangsplan en dat in opdracht van de Verenigde Naties (VN) hulp levert. Ook mag Israël binnenlandse wetten niet toepassen op bezette gebieden. Israël is als bezettingsmacht verplicht om ervoor te zorgen dat aan de basisbehoeften van de Palestijnse bevolking wordt voldaan. Het hof roept Israël ook op verhongering niet als oorlogsmiddel te gebruiken. Het advies van ICJ komt op verzoek van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De VN vroeg in december 2024 wat de verplichtingen van Israël als bezettingsmacht zijn met betrekking tot de VN en VN-activiteiten en andere hulporganisaties in de Palestijnse gebieden. Aanleiding hiervoor was het Israëlische verbod op UNRWA.
Bron: www.icj-cij.org
De Afdeling behandelt regelmatig zaken waarin rectificatieverzoeken op grond van art. 2.58 van de Wet brp zijn geweigerd.Als een rectificatieverzoek wordt afgewezen kunnen de gevolgen daarvan voor de burger ingrijpend zijn. Maar ook de toewijzing van een rectificatieverzoek kan belangrijke gevolgen hebben. Bijvoorbeeld voor aanspraken op uitkeringen, de registratie van justitiële gegevens of de verblijfsstatus. Als een verzoek wordt gedaan om identiteitsgegevens te wijzigen, dan moet uit de nieuw ingediende documenten ’buiten redelijke twijfel’ volgen dat de gegevens die daarin staan, juist zijn. Bij buitenlandse documenten moet worden beoordeeld of de documenten volgens de regels zijn opgesteld door de bevoegde buitenlandse instanties en of de gegevens die daarin staan, juist zijn. De Afdeling geeft voor deze beoordeling een nieuw kader. Dat bevat drie stappen, waarbij per stap is aangegeven wie wat moet bewijzen. Als eerste stap moet de aanvrager aannemelijk maken dat het document een zogenoemd brondocument is. Het moet gaan om een officieel buitenlands document dat volgens de regels is opgesteld door een bevoegde buitenlandse instantie. Een geboorteakte of een paspoort is een brondocument, maar onder voorwaarden kan een kopie, uittreksel of afschrift ook een brondocument zijn. Als sprake is van een brondocument, moet in de tweede stap worden beoordeeld of de gegevens die daarin staan ook juist zijn. Als een college van burgemeester en wethouders daaraan twijfelt, ligt het op zijn weg om aannemelijk te maken dat de buitenlandse instantie geen behoorlijk onderzoek heeft gedaan naar de feiten toen zij het document verstrekte. Als het college dat niet aannemelijk kan maken of als het geen twijfels heeft over de gegevens die in het brondocument staan, dan staat de rechtsgeldigheid van het brondocument vast. In de derde stap moet aannemelijk zijn dat de gegevens in het document ook echt betrekking hebben op de aanvrager. Heeft het college daar gemotiveerde twijfels over, dan ligt het op de weg van de aanvrager om aannemelijk te maken dat hij of zij degene is over wie het document gaat. Dat kan bijvoorbeeld met DNA-onderzoek. Als de gegevens in het document worden bevestigd door de gegevens in een paspoort, dan ligt het op de weg van het college van burgemeester en wethouders om aannemelijk te maken dat het document niet over de aanvrager gaat.
ECLI:NL:RVS:2025:4980 (overzichtsuitspraak)
Bron: www.raadvanstate.nl