Artikelen van Jan Vranken

Tijdschrift
NJB 31 (2022)
Regievoering door de rechter gericht op voorspelbaarheid
Regievoering door de rechter zou aan voorspelbaarheid een belangrijke bijdrage kunnen leveren. De intentie om beter te communiceren over het verloop van de procedure verdient waardering. Wat houdt die intentie in en in hoeverre kan de regierechter succesvol uitvoering geven aan de ambitie van voorspelbaarheid? Op die vragen wordt in dit artikel een antwoord gegeven. Een tijdschema als vorm van procesbeheersing lijkt op het eerste oog een aantrekkelijke gedachte. Maar een heldere analyse waar de schoen wringt bij het stagneren van de doorlooptijden ontbreekt. De rechter moet bovendien bij elk regie-instrument steeds ook het daarmee gemoeide tijdsbeslag en dus de kosten voor ogen houden: is het proportioneel? Als extra maatregelen ter bevordering van voorspelbaarheid de kosten opdrijven zonder dat daar duidelijke voordelen tegenover staan, ja, zelfs ten koste gaat van de equality of arms, schiet regievoering haar doel voorbij.
Beperken en verbeteren
Het onderzoek van de gerechtshoven dat heeft geleid tot het besluit processtukken tot maximaal 25 pagina’s te beperken was volstrekt onvoldoende. Een lijst van tekortkomingen moet de basis zijn voor overleg over maatregelen tot verbetering. Hoven en advocaten moeten dat samen doen. Met het verbeteren van de processtukken kan een positieve draai worden gegeven aan de ongelukkige 25 bladzijden-maatregel.
Dwarsliggen in schaapskleren
De gaswinning in Groningen heeft Nederland honderden miljarden voordeel opgeleverd; in Groningen is de schade echter omvangrijk. Dat verplicht Nederland tot een ruimhartige vergoeding daarvan. Het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) is na alle kritiek op de NAM in het leven geroepen als instrument om zo’n ruimhartige schadevergoedingspraktijk te realiseren. Het Instituut manifesteert zich echter nogal eens als dwarsligger, mede door inzet van een leger van duurbetaalde deskundigen. De bestuursrechter biedt vervolgens te weinig tegenwicht. Zo neemt de Nederlandse samenleving onvoldoende verantwoordelijkheid voor de negatieve consequenties voor de Groningers van de gaswinning. Een systeem dat is opgezet om recht te brengen schiet feitelijk tekort, zo wordt in dit artikel betoogd.
Geen verplichte anticonceptie meer aan personen met een ernstige psychische aandoening?
Het recente advies van A-G Lückers over het verplicht toedienen van anticonceptie op grond van de Wet verplichte ggz (Wvggz) niet langer toe te staan, zou niet moeten worden overgenomen. Deze vorm van verplichte zorg uit de Wvggz halen en in een andere juridische procedure laten beoordelen door een rechter kost tijd, is voor geen van de betrokkenen een voordeel en kan ertoe leiden dat sommige kinderen die mogelijk beter niet geboren kunnen worden toch worden verwekt.

Tijdschrift
NJB 41 (2020)
De afwikkeling van massaschade door de rechter lijkt onbegonnen werk
In dit artikel wordt de precedentwerking onderzocht van de vijftig uitspraken van de Hoge Raad die hij sedert 2007 heeft gewezen over effectenleasegeschillen. Het perspectief is de bijdrage die hij hiermee heeft geleverd aan de tijdige afdoening van de ongeveer 24.000 individuele claims die na de collectieve Duisenberg-regeling nog resteerden. Hoewel de Hoge Raad zich in het algemeen heel welwillend en coöperatief heeft opgesteld om richtinggevende uitspraken te wijzen, is het de feitenrechtspraak en betrokkenen niet gelukt de claims binnen een redelijke termijn af te wikkelen. Het zal nog zeker tien tot vijftien jaar duren voordat het zo ver is. Met inachtneming van de beperkingen van mijn onderzoek, geeft dit toch te denken over de slagkracht van de rechterlijke macht in andere gevallen van massaschade, zoals bij aardbevingsschade. Er wordt bijna een loopgravenoorlog gevoerd over de vraag of, als minnelijk overleg niet lukt, de beoordeling van aardbevingsschade het beste door de civiele rechter of door de bestuursrechter kan geschieden. Op basis van de bevindingen in dit artikel zou het antwoord misschien moeten zijn: allebei niet. Ga op zoek naar alternatieven en zoek die vooral in collectieve arrangementen.
Onderzoek van gegevens(dragers)
Na het verschijnen van de Smartphone-arresten in 2017 heeft de jurisprudentie over het onderzoek aan inbeslaggenomen digitale gegevensdragers waaronder smartphones zich – zoals viel te voorzien – verder ontwikkeld. Inmiddels is ruim drie jaar verstreken en is er – aangezien het onderzoek van gegevens in relatief veel opsporingsonderzoeken aan de orde is – een grote hoeveelheid rechtspraak verschenen die ertoe uitnodigt om te bezien wat inmiddels de stand van zaken is. Vormen de door de Hoge Raad geformuleerde uitgangspunten bruikbare handvatten voor de praktijk? Hebben zich nieuwe ontwikkelingen voorgedaan die aanvulling van die uitgangspunten nodig maken? En bovenal, hebben de Smartphone-arresten geleid tot een betere bescherming van het in artikel 8 EVRM vastgelegde recht op privacy?
Herstel van gebreken in herstelsancties en invorderingsbesluiten
Anders dan in andere situaties waarin het gaat om omissies, fouten of andere onduidelijkheden in adviezen en rapporten die ten grondslag liggen aan besluiten, lijkt de bestuursrechter niet vaak de gelegenheid te geven om gebreken in besluiten tot het opleggen van herstelsancties of invorderingsbesluiten als gevolg van een gebrek in een rapport van een toezichthouder te laten herstellen middels een bestuurlijke lus. Indachtig de idee dat de bestuurlijke lus ook bijdraagt aan een vlotte behandeling van het geschil waar ook de burger baat bij heeft, valt op dat daarvan weinig gebruik wordt gemaakt bij besluiten tot het opleggen van herstelsancties en het invorderen van verbeurde dwangsommen, zeker die waarbij na een vernietigde beslissing op bezwaar een nieuw besluit en een nieuwe gang naar de bestuursrechter zullen volgen. In dit artikel wordt ingegaan op het benutten van de bestuurlijke lus voor het herstel van gebreken in herstelsancties en invorderingsbesluiten, die zijn ontstaan als gevolg van een gebrek in het onderliggende rapport van de toezichthouder.
Bange bestuurders-beginsel
In NJB afl. 34 publiceerde Tim Bleeker een artikel met als titel ‘De angst voor bange bestuurders ontrafeld’. Ik heb het met veel belangstelling gelezen, het is goed gedocumenteerd met verwijzingen naar veel literatuur. Maar het geschetste beeld is onvolledig en de schrijver redeneert naar een van tevoren ingenomen standpunt toe.
De (nog te ontrafelen) Business Judgment Rule
Ik wil professor Brack bedanken voor zijn reactie. Het is een goede zaak dat de discussie over de ernstig verwijt-doctrine nieuw leven wordt ingeblazen. Ik vrees echter dat Brack mijn artikel verkeerd heeft begrepen. Hij schrijft dat het door mij geschetste beeld onvolledig is. Dat klopt: zoals de titel doet vermoeden richt mijn artikel zich uitsluitend op het bange bestuurders-argument, meer specifiek op de vraag of dit argument kan rechtvaardigen dat de ernstig verwijtmaatstaf wordt toegepast wanneer een bestuurder wordt aangesproken op grond van onrechtmatige daad.

Tijdschrift
NJB 13 (2019)
Stelplicht, bewijslastverdeling en de civiele vordering van de benadeelde partij in het strafproces
Om de vraag te beoordelen of een verdachte schadeplichtig is naar burgerlijk recht, moet de strafrechter in het strafproces zijn ‘civiele bril’ opzetten. De Hoge Raad heeft overwogen dat in de voegingsprocedure de regels van stelplicht en bewijslastverdeling in civiele zaken gelden, en niet de bewijs(minimum)regels van het Wetboek van Strafvordering. De voegingsprocedure functioneert echter in hoge mate als een schadebegrotingsprocedure. Het past bij de aard van deze procedure te aanvaarden dat de benadeelde partij een onderbouwingsplicht heeft. Het vasthouden aan de civiele regels voor stelplicht en bewijslastverdeling lijkt daarnaast niet zinvol.
Lees het hele artikel in Navigator.
De civiele rechter in Nederland op de schopstoel
De inktzwarte kritiek in het HiiL-rapport Menselijk en rechtvaardig. Is de rechtspraak er voor de burger? op de civiele rechtspraak in Nederland is tendentieus, eenzijdig en gemakzuchtig. De oplossing, een civiele rechter als problem solver, klinkt woest-aantrekkelijk, maar getuigt bij nadere analyse van wensdromen of, erger, van gevaarlijke arrogantie waar Jan Leijten 50 jaar geleden al voor waarschuwde. De Raad voor de rechtspraak en Minister Dekker spiegelen, net als HiiL, ‘de burger’ verwachtingen over een probleemoplossende rechter voor waarvan op voorhand vast staat dat die niet waargemaakt kunnen worden. Het zou ook in de professionele standaarden tot uitdrukking moeten komen. Iedere suggestie, laat staan eis, dat een civiele overheidsrechter het onderliggende probleem oplost, is verkeerd.
Lees het hele artikel in Navigator.
De opgedrongen bestuursrechter
Er komt een Instituut Mijnbouwschade Groningen, dat door middel van het nemen van besluiten in de zin van de Awb aardbevingsclaims zal afhandelen. Daartegen bestaat weerstand en wantrouwen. Dit wantrouwen en het feit dat Groningers de NAM niet meer kunnen aanspreken, moeten bij het behandelen van het wetsvoorstel serieus genomen worden. De wetgever, en uiteindelijk de praktijk, zullen de gedupeerde Groningers moeten overtuigen dat de bestuursrechtelijke rechtsgang daadwerkelijk de beste oplossing is.
Lees het hele artikel in Navigator.
Geef de bestuursrechter het voordeel van de twijfel
Een wetsvoorstel is in voorbereiding om de aardbevingsschade van inwoners van Groningen voortaan exclusief te laten afhandelen via de publieke weg door het Instituut Mijnbouwschade, een nog op te richten zelfstandig bestuursorgaan. De civiele weg zal voor het verhaal van die schade geheel worden afgesloten. Tegen de besluiten van het instituut kunnen gedupeerden de in het bestuursrecht gebruikelijke rechtsgang volgen: zij kunnen in bezwaar gaan bij het bestuursorgaan en (hoger) beroep aantekenen bij de bestuursrechter.
Lees het hele artikel in Navigator.
Mijnbouwschadegeschillen
In haar bijdrage Mijnbouwschade in Groningen. Waar is de civiele rechter? stelt Ruth de Bock dat mijnbouwschadegeschillen onder het concept-wetsvoorstel Wet Instituut Mijnbouwschade Groningen bij de bestuursrechter niet de behandeling zullen krijgen die ze verdienen. Die stelling berust op een onjuist beeld van de bestuursrechtelijke besluitvormings- en geschilbeslechtingsprocedure. We geven kort de argumenten van De Bock weer, om die vervolgens te weerleggen.
Lees het hele artikel in Navigator.

Tijdschrift
NJB 31 (2018)
Het privaatrecht als instrument in het publieke domein
Urgenda is het begin van een nieuw tijdperk. Een tijdperk waarin beleid ook buiten Den Haag gemaakt kan worden, zelfs buiten de politiek; in de rechtszaal. Dat geldt eens te meer als we, zoals het er nu naar uit ziet, zelfs van private actoren publiek beleid en de naleving daarvan gaan vergen. Ook de zaak van Tristan van der Vlis is het begin van een nieuw tijdperk, een tijdperk waarin een gebrek aan aan te spreken daders meer en meer ondervangen wordt door de kring van mogelijke daders breder te trekken dan voorheen mogelijk was of überhaupt bedacht kon worden. Beide constateringen getuigen van de neiging van het aansprakelijkheidsrecht om constant uit te breiden, of positiever geformuleerd, van de enorme mate van creativiteit binnen en de enorme spankracht van dat aansprakelijkheidsrecht.
Lees het hele artikel in Navigator.
Herziening in strafzaken anno 2018
De doeltreffendheid in de praktijk van de Wet hervorming herziening ten voordele blijkt vooralsnog onvoldoende. De rechtspositie van de gewezen verdachte is, in tegenstelling tot de grondgedachte van de wetgever, namelijk niet wezenlijk versterkt door de wijze van uitvoering van de nieuwe wet. Nog dit jaar dient de wet te worden geëvalueerd. Geconcludeerd wordt dat aanpassingen noodzakelijk zullen zijn. Hiervoor worden in dit artikel diverse aanbevelingen gedaan. Deze zien met name op de toegang tot en uitvoering van het voorbereidend onderzoek. Daarnaast wordt voorgesteld om bij de evaluatie van de wet ook de doeltreffendheid en effecten voor de rechtspraktijk in het overzeese deel van het koninkrijk in ogenschouw te nemen. Zowel materieel als procedureel blijkt namelijk sprake van een ongelijke situatie vergeleken met de Nederlandse regeling en van een ongelijke rechtspositie van de gewezen verdachte.
Lees het hele artikel in Navigator.
Herman Schoordijk (1926-2018)
Met het overlijden van Herman Schoordijk op 5 juli 2018 verliest Nederland een van zijn spraakmakendste civilisten.
Lees het hele artikel in Navigator.
Reactie op artikel André den Exter
In NJB-aflevering 22 gaat mr. dr. Den Exter in op het kerncriterium voor het bepalen van de omvang van het basispakket van de Zorgverzekeringswet: ‘de stand van de wetenschap en praktijk’. Omdat de Hoge Raad op 30 maart 2018 juist over dit criterium een arrest heeft gewezen was daar ook alle aanleiding toe. Merkwaardig genoeg noemt de auteur wel de zaak die bij de Hoge Raad speelde over de PTED-behandeling, maar betrekt hij in zijn analyse niet het arrest van 30 maart. Ik wil kort ingaan op een aantal van de (inmiddels) onjuiste overwegingen en conclusies van Den Exter.
Lees het hele artikel in Navigator.
Nawoord Zorgverzekeringswet: stand van de wetenschap en praktijk
Zeegers verwijt mij een onjuiste uitleg van het criterium ‘stand van de wetenschap en praktijk’ met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad 30 maart jl. Ten tijde van het insturen naar de redactie destijds, was de uitspraak nog niet beschikbaar en ontbreekt daarom in de beschouwing.
Lees het hele artikel in Navigator.

Tijdschrift
NJB 27 (2015)
De onttrekkende advocaat
Het staat een advocaat behoudens uitzonderingsgevallen vrij om zich te onttrekken aan een procedure. De onttrekking kent een proces-, civiel- en tuchtrechtelijke dimensie. In het licht van deze dimensies worden in dit artikel richtlijnen geschetst voor de advocaat die zich op zorgvuldige wijze wil onttrekken. Hierbij wordt gezien de grote procedurele consequenties van de onttrekking een ruime informatieplicht van de advocaat jegens de (ex-)cliënt bepleit.
Zes suggesties voor Verbetering van de Toegang tot Recht
In dit advies schetsen wij op persoonlijke titel enkele mogelijkheden om de toegang tot recht te verbeteren. Het gaat ons uitdrukkelijk om meer dan toegang tot het recht of toegang tot de rechter. Het gaat om rechtvaardige oplossingen van problemen tussen mensen, in het bijzonder voor diegenen die het minst conflictvaardig zijn. Het gaat ook om een goede ordening voor menselijke en zakelijke relaties, een ordening die conflicten waar mogelijk voorkomt. Het gaat ons dus uitdrukkelijk om de maatschappelijke effecten van de rechtspleging.
Kwaliteit als permanente discussie
Op vrijdag 12 juni 2015 vond in Zwolle de jaarvergadering van de Nederlandse Juristen-Vereniging plaats. Terwijl de temperaturen buiten opliepen tot dertig graden, bespraken de leden van de NJV in het koele IJsseldeltacentrum drie lijvige preadviezen over de kwaliteit(sbeoordeling) van rechtspraak, wetgeving en rechtswetenschap. In de wandelgangen klonk veel lof voor het brede en actuele thema, dat voor iedere jurist relevant is. Wie vreesde voor oeverloze discussies over de vraag wat kwaliteit precies inhoudt, werd al snel gerustgesteld: in hoog tempo werd gediscussieerd over verantwoordelijkheden en concrete verbetermogelijkheden. Een impressie van de jaarvergadering.
‘Omdat in deze zaak, naar mijn overtuiging, nog géén recht is gedaan’
Jaarrede van de voorzitter van de Nederlandse Juristen-Vereniging uitgesproken tijdens de Jaarvergadering van de Vereniging op 12 juni 2015 te Zwolle. Onderwerp van de rede is de bijdrage van de cassatieadvocatuur aan de rechtsvorming door de Hoge Raad, in het bijzonder na de inwerkingtreding van de Wet Versterking Cassatierechtspraak.

Tijdschrift
NJB 26 (2014)
‘Wij weten wel wat wij doen’
Juridisch-dogmatisch onderzoek kan veel meer zijn dan praktijkkunde of hofleverancier van argumenten voor de rechtspraak. Het hoeft, als het om inhoudelijke kwaliteit gaat, in niets onder te doen voor het hooggeprezen multidisciplinaire, internationale, rechtsvergelijkende of empirisch juridische onderzoek. In het Algemeen Deel 2014 probeert Vranken dit aan te tonen voor wat betreft dissertaties, tijdschriftartikelen en annotaties. Tegelijk berust hij niet in de huidige status quo, maar geef aan dat, waar en waarom verbeteringen wenselijk en ook mogelijk zijn.
Hoe raar zijn die juristen eigenlijk?
De NJB-salon ‘Rare jongens die juristen’ die op 24 april jl. plaatsvond, is een goede aanleiding om de stand van de rechtswetenschap op te nemen. De ontwikkelingen volgen elkaar snel op, maar vertonen van een grotere afstand bezien herkenbare patronen. Terugkerende elementen daarin zijn de relatie van de rechtswetenschap tot de praktijk, tot de (andere) maatschappij- en geesteswetenschappen, en natuurlijk tot zijn object: het recht (hoe dan ook gepercipieerd). Dan rijst de vraag: zijn die juristen eigenlijk wel zulke rare jongens? Anders gezegd, neemt de rechtswetenschap in het spectrum van disciplines een eigen positie in, of is zij vergelijkbaar met (andere) geestes- of maatschappijwetenschappen? In dit essay worden vanuit een comparatief en historisch perspectief enkele grote lijnen getrokken, omdat je soms van veraf meer ziet.
Versnelling van de doorlooptijden van rechtszaken met 40%
Prof. mr. M.J.A.M. Ahsmann is bijzonder hoogleraar Rechtspleging in Leiden en senior rechter A rechtbank Den Haag. Mr. H.F.M. Hofhuis is rechter-plaatsvervanger in (en oud-president van) die rechtbank.
De waardering voor de rechtspraak in Nederland is groot. Dit betreft vooral het rechterlijke functioneren. Maar ook qua doorlooptijden doet Nederland het internationaal goed. Toch wil de Rechtspraak sneller gaan werken. Daartoe is eind 2012 het programma KEI (Kwaliteit en Innovatie) gelanceerd. In het verlengde daarvan beschrijft de (concept)Agenda van de Rechtspraak 2015-2018 de koers voor de komende jaren. Aan deze Agenda zijn hoge versnellingspercentages gekoppeld. De eerste doelstelling is dat in 2018 de duur van rechtszaken 40% korter zal zijn dan in 2013. Maar dit bekortingspercentage berust op een ondeugdelijk fundament. Eerst zou systematisch moeten worden bezien waar ruimte bestaat voor versnelling. Het rapport waarop een en ander is gebaseerd biedt slechts min of meer kale cijfers, terwijl een deugdelijke programmatheorie ontbreekt. De Rechtspraak zou er goed aan doen om geen verwachtingen te wekken die zij zeer waarschijnlijk niet kan waarmaken.Veranderingen in het procesrecht
De ophanden zijnde modernisering en vernieuwing van de rechtspraak baren de auteur zorgen. De voornemens richten zich op sneller en efficiënter procederen, met name door digitalisering van diverse stappen van de gerechtelijke procedures. De vraag is of met deze beklemtoning van snelheid en efficiëntie niet te veel afbreuk wordt gedaan aan de ruimte voor zorgvuldigheid en deugdelijke onderbouwing.
Reactie en Naschrift
Blog
De omvang van cassatiestukken in civiele zaken
De omvang van de cassatiestukken is in de afgelopen vijfendertig bijna verdrievoudigd. In dit artikel worden tien oorzaken onderscheiden die aan deze uitdijing debet kunnen zijn en worden mogelijkheden verkend die de omvang kunnen beperken.
