Wijziging van de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten en de Wet auteurscontractenrecht in verband met de verdere versterking van de positie van de maker en de uitvoerende kunstenaar bij overeenkomsten betreffende het auteursrecht en het naburig recht (Wet versterking auteurscontractenrecht)

—In dit wetsvoorstel worden de volgende wijzigingen voorgesteld. Vooraleerst wordt wettelijk verankerd dat een vereniging van makers en een exploitant of een vereniging van exploitanten bij collectieve overeenkomst nader invulling mogen geven aan alle rechten en verplichtingen uit het auteurscontractenrecht. Makers en uitvoerend kunstenaars hebben sinds de inwerkingtreding van de Wet auteurscontractenrecht al recht op een in de overeenkomst te bepalen billijke vergoeding voor verlening van exploitatiebevoegdheid. Voorgesteld wordt daaraan toe te voegen dat een collectief onderhandelde vergoeding vermoed wordt billijk te zijn. In aanvulling hierop geldt dat de vergoeding voor de overdracht van het beschikbaarstellingsrecht door de maker aan de filmproducent alleen wordt vermoed billijk te zijn, als deze passend is en in verhouding staat tot het gebruik dat van het beschikbaarstellingsrecht wordt gemaakt. Met deze bewijsvermoedens worden collectieve afspraken over de billijke vergoeding gestimuleerd. De regeling inzake de vaststelling van de billijke vergoeding door de Minister van OCW wordt geschrapt. Verder wordt een schriftelijkheidsvereiste geïntroduceerd voor de overeenkomst waarbij het auteursrecht exclusief wordt gelicentieerd of overgedragen. Voor de exclusieve licentieverlening vervalt het aktevereiste. Het wetsvoorstel past daarnaast de regeling inzake non usus aan door de ontbindingsbevoegdheid te vervangen door een opzeggingsbevoegdheid. Daarnaast kunnen bij algemene maatregel van bestuur exploitanten die met publieke middelen worden gefinancierd, worden verplicht om zich aan te sluiten bij een geschillencommissie, waar makers hun auteurscontractenrechtelijke geschillen met die exploitanten kunnen aanbrengen. Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het overgangsrecht bij de Wet auteurscontractenrecht nader in overeenstemming te brengen met de richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en van de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (PbEU 2019, L 130) (hierna: de DSM-richtlijn).

Naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de Afdeling is het voorstel van wet gewijzigd en is ook de memorie van toelichting op enkele punten aangepast.

Kamerstukken