Bodemdaling is een belangrijke opgave in Nederlandse veen(weide)gebieden. Daar is de bodem de afgelopen eeuwen vele meters gedaald, waardoor deze gebieden inmiddels tot de laagstgelegen delen van Nederland behoren. In het landelijke veengebied wordt bodemdaling veroorzaakt door de ontwatering – of drooglegging – van veengronden. In het bebouwde veengebied daalt de veenbodem door de belasting van de bovenliggende bebouwing en infrastructuur. De afgelopen decennia nemen de nadelige gevolgen van bodemdaling gestaag toe, zoals in het landelijke als het bebouwde gebied. In het landelijke gebied leidt bodemdaling tot de uitstoot van broeikasgassen, een verminderde waterkwaliteit en de verdroging van natuurgebieden. In bebouwd gebied resulteert bodemdaling in de aantasting van funderingen, scheurvorming bij infrastructuur en het wegzakken van de ongefundeerde stedelijke omgeving, zoals parkeerterreinen, opritten en tuinen. Een meer doeltreffende aanpak van bodemdaling, erop gericht om deze nadelige gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, is dus nodig. In het landelijk gebied vereist dat veranderingen van peilbeheer en agrarisch landgebruik, zodat de vicieuze cirkel van ontwatering, veenoxidatie en bodemdaling wordt ‘doorbroken’. In het bebouwd gebied is een combinatie nodig van adaptieve maatregelen, zoals het periodiek verlagen van het waterpeil en het lichtgewicht funderen van infrastructuur.
In het proefschrift van Martijn van Gils is onderzocht hoe het omgevingsrecht kan bijdragen aan een meer doeltreffende aanpak van bodemdaling, door middel van de taken en bevoegdheden die in de Omgevingswet aan bestuursorganen van het Rijk, de provincie, de gemeente en het waterschap zijn toegedeeld. Daarvoor is in kaart gebracht hoe – en binnen welke grenzen – deze bestuursorganen hun taken en bevoegdheden kunnen uitoefenen om (de nadelige gevolgen van) bodemdaling te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Het gaat dan bijvoorbeeld om het vaststellen van hogere waterstanden in peilbesluiten en het stellen van regels in het omgevingsplan en de omgevingsverordening, waarin voorwaarden kunnen worden gesteld aan het agrarisch landgebruik in veengebieden of de locaties waar en de wijze waarop nieuwbouw in deze gebieden kan plaatsvinden. Ook wordt in het proefschrift aandacht besteed aan de nadelige gevolgen van maatregelen om bodemdaling tegen te gaan, zoals een verminderde bergings- en afvoercapaciteit in veengebieden en een mogelijke verstoring van weidevogels, die juist gebaat zijn bij relatief lage grondwaterstanden. In het bijzonder wordt ingegaan op de gevolgen voor agrariërs, die als gevolg van peilwijzigingen en restricties voor landgebruik in veengebieden kunnen worden belemmerd in de uitoefening van hun agrarisch bedrijf. Dit proefschrift bespreekt in hoeverre dergelijke belemmeringen (on)evenredig zijn en in welke gevallen er een verplichting bestaat voor het gemeente-, provincie- of waterschapsbestuur om het nadeel dat agrariërs hierdoor lijden, te vergoeden.
Van Gils promoveerde op 3 oktober 2025 aan de juridische faculteit van de Universiteit Utrecht. Promotoren waren Frank Groothuijse en Marleen van Rijswick.
Martijn van Gils
Bodemdaling en peilbeheer in veengebieden. De uitoefening van omgevingsrechtelijke taken en bevoegdheden voor een meer doeltreffende aanpak van bodemdaling in Nederlandse veen(weide) gebieden
De gedrukte versie van dit proefschrift is beschikbaar via het Instituut voor Bouwrecht, in de reeks Bouwrecht Monografieën (ibr.nl/publicaties/bodemdaling-en-peilbeheer-in-veengebieden/).
IBR 2025, 600 p., € 68,50
ISBN 978 94 6315 110 8
Een onlineversie is beschikbaar via het kennisportaal IBR Tracker.