Pushbacks en onrechtmatige bewaring aan de grensposten van een lidstaat zijn onverenigbaar met het EU-recht en vormen ernstige tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor asielzoekers. Maar pushbacks en bewaring aan de buitengrenzen zijn op zichzelf nog geen beletsel voor een Dublin-overdracht. Dat is het antwoord van het HvJ EU op 29 februari 2024 op prejudiciële vragen van een Nederlandse rechter.

De verwijzende rechter vroeg om verduidelijking van art. 3, lid 2, tweede alinea, van de Dublin III-verordening. Die bepaling geeft twee cumulatieve voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om te beletten dat een asielzoeker wordt overgedragen aan de lidstaat die op grond van de criteria van de Dublin III-verordening verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek. In de eerste plaats moet er sprake zijn van systeemfouten in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen van de verantwoordelijke lidstaat. In de tweede plaats moeten die systeemfouten resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van art. 4 van het EU-Handvest van de grondrechten.

Arrest HvJ EU

Het Hof oordeelt dat de pushbacks en de bewaring aan de grensposten onverenigbaar zijn met het EU-recht, in het bijzonder het recht op toegang tot een procedure voor de toekenning van asiel of subsidiaire bescherming (art. 6 van de Procedurerichtlijn). Zij vormen ernstige tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor asielzoekers. Maar daaruit volgt volgens het Hof niet noodzakelijkerwijs dat deze tekortkomingen voldoen aan de twee voorwaarden van de Dublinverordening om de overdracht te beletten. Met betrekking tot de systeemfouten moet de verwijzende rechter volgens het Hof nagaan of de vastgestelde tekortkomingen in – in dit geval Polen - voortduren. Daarnaast moet de verwijzende rechter nagaan of zij, in het algemeen, betrekking hebben op de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor personen die om internationale bescherming verzoeken of, op zijn minst, op bepaalde groepen van personen die om internationale bescherming verzoeken in hun geheel. Mocht blijken dat daaraan is voldaan, dan zouden de tekortkomingen als systeemfouten kunnen worden aangemerkt. Met betrekking tot de tweede voorwaarde moet de verwijzende rechter twee punten onderzoeken. In de eerste plaats of er ernstige, op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat verzoeker X in geval van overdracht een reëel risico zou lopen om opnieuw naar de grens tussen Polen en Belarus te worden gebracht en aldaar naar Belarus te worden teruggestuurd (pushback), eventueel voorafgegaan door bewaring aan een grenspost. In de tweede plaats of X zou worden blootgesteld aan een situatie van zeer verregaande materiële ontberingen die hem niet in staat stelt te voorzien in de meest elementaire behoeften (zoals eten, zich wassen, beschikken over woonruimte), welke situatie negatieve gevolgen zou hebben voor zijn fysieke of mentale gezondheid, of die hem in een toestand van vernedering zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. Bij die beoordeling moet de verwijzende rechter uitgaan van de situatie waarin verzoeker zich bij of na de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat zou kunnen bevinden en niet die waarin hij zich bevond toen hij het grondgebied van die lidstaat aanvankelijk betrad.

ECLI:EU:C:2024:195

Bron: www.ecer.minbuza.nl

Laatste nieuws