De Hoge Raad heeft op 28 november 2025 prejudiciƫle vragen beantwoord over de rol van art. 3 lid 1 Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) bij vorderingen tot ontruiming van woonruimte waar ook minderjarige kinderen wonen. De belangen van het kind vormen een eerste overweging, maar zijn niet doorslaggevend.
De rechter moet deze belangen actief in kaart brengen en expliciet meewegen naast factoren als de beschikbaarheid van alternatieve huisvesting, de ernst van de tekortkoming van de huurders en het belang van de verhuurder. Het IVRK verplicht niet tot het voorkomen van ontruiming, maar wel tot een zorgvuldige afweging. De rechter kan daarnaast voorwaarden stellen aan de ontruiming, zoals een langere ontruimingstermijn of mogelijkheden voor de opvang van de door de ontruiming getroffen kinderen.
Bron: ECLI:NL:HR:2025:1799