De Hoge Raad heeft op 4 juli 2025 geoordeeld dat een vrouw die een verzekeraar heeft misleid bij het aangaan van een Wettelijke Aansprakelijkheid Motorrijtuigen (WAM)-verzekering daardoor niet het recht op uitkering verliest. Het gaat in deze zaak om een vrouw die ernstig blijvend letsel opliep bij een eenzijdig auto-ongeval toen zij als passagier in de auto zat. De verzekeraar weigerde uitkering omdat uit onderzoek is gebleken dat het slachtoffer de eigenaar en gebruikelijke bestuurder van de auto was. Zij had de auto op naam van een ander verzekerd nadat de verzekeraar haar eigen verzekeringsaanvraag had geweigerd. Ook heeft zij de verzekeraar onjuiste informatie verstrekt.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:10091) heeft de vordering tot schadevergoeding afgewezen op de grond dat de vrouw de wettelijke mededelingsplicht had geschonden en omdat onaanvaardbaar was dat zij zou profiteren van de opzettelijke misleiding. De vrouw stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof. De Hoge Raad neemt tot uitgangspunt dat de regeling van de WAM is gebaseerd op Europese regelgeving (de WAM-richtlijn) en in overeenstemming daarmee moet worden uitgelegd. Het HvJ EU heeft in verschillende uitspraken het belang van bescherming van slachtoffers van ongevallen benadrukt. Ook de vrouw moet volgens die rechtspraak in dit geval als slachtoffer worden aangemerkt en daarmee als een benadeelde met een eigen recht op schadevergoeding. Uit de rechtspraak van het HvJ EU leidt de Hoge Raad af dat in de verhouding tussen de benadeelde en een WAM-verzekeraar geen plaats is voor een regel dat bij opzettelijke misleiding van de verzekeraar door de benadeelde het eigen recht op schadevergoeding op grond van de WAM vervalt. Ook is in die verhouding geen plaats voor een regel dat de verzekeraar geen uitkering verschuldigd is bij onjuiste inlichtingen of opzettelijke misleiding. Uit de rechtspraak van het HvJ EU volgt dat uitkering in een geval als dit alleen kan worden geweigerd indien sprake is van misbruik van het recht van de Europese Unie. In dit geval gaat het om een slachtoffer van een verkeersongeval dat schadevergoeding wil krijgen. Daardoor moet worden aangenomen dat bij erkenning van haar recht op schadevergoeding het door de WAM-richtlijn nagestreefde doel van bescherming van slachtoffers van verkeersongevallen wordt bereikt. De onjuiste verklaringen zijn in deze zaak niet vooral afgelegd om zich als slachtoffer op de WAM-richtlijn te beroepen en de wettelijke voorwaarden voor een recht op uitkering te omzeilen. De aanvragers hadden met de onjuiste verklaringen het doel om een verzekeringsovereenkomst te sluiten. Er is daarom geen sprake van misbruik van Unierecht in de zin van de rechtspraak van het HvJ EU. Zie HvJ EU 29 september 2024, ECLI:EU:C:2024:761 (Matmut).

ECLI:NL:HR:2025:1082

Bron: www.hogeraad.nl

Laatste nieuws