Het College voor de Rechten van de Mens behandelde twee zaken waarin de sollicitanten stellen dat zij zijn afgewezen vanwege hun niet-Nederlandse naam. In beide zaken oordeelt het College dat de werkgever de sollicitanten discrimineerde vanwege hun afkomst.

Een man van Irakese afkomst solliciteerde bij Bergse Bossen als afwashulp. Het hotel wees de man nog diezelfde dag af, omdat er genoeg afwassers waren. Zijn vriend met een Nederlandse naam solliciteerde een dag later op dezelfde functie en werd wel uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Als de man hierover klaagt weigert Bergse Bossen de discriminatieklacht te onderzoeken. Volgens Bergse Bossen heeft de man ‘pure pech’ gehad: een kwartier na zijn afwijzing kwam een vacature vrij doordat een oproepkracht plotseling opzei. Daardoor was er toen de vriend van de man solliciteerde wel een vacature. Maar na de zitting bij het College blijkt deze informatie onjuist. De oproepkracht had niet een kwartier na de afwijzing van de man opgezegd, maar al weken eerder. Deze gang van zaken wijst op discriminatie op grond van afkomst.

Bij Yacht solliciteerde een man van Turkse afkomst als projectmanager. De volgende dag ontving hij een afwijzing. Een week later solliciteerde hij opnieuw naar dezelfde functie onder de verzonnen naam ‘Martin van Dongen’. Zijn brief en cv bleven vrijwel hetzelfde. Yacht nodigde ‘Martin van Dongen’ wel uit voor een sollicitatiegesprek. De man klaagde hierover bij de directeur van Yacht, die direct een onderzoek instelt.
Volgens Yacht ging het om een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De business manager bekeek de eerste sollicitatie en vond het cv van de man te mager. De recruiter bekeek de tweede sollicitatie en zag wel mogelijkheden. Het College oordeelt dat Yacht met deze uitleg niet aantoont dat het bedrijf niet discrimineerde op basis van afkomst. Wel is de discriminatieklacht van de man zorgvuldig behandeld.  

Bron: mensenrechten.nl/berichten (resp. oordeel 2015-44 en 2015-43).

Laatste nieuws