Op 19 mei 2016 is het rapport Handelen naar waarheid - Sterkte- en zwakteanalyse van de opsporing uitgebracht. Het rapport is in opdracht van het Programmateam Herijking Opsporing opgesteld door: drs. Sander Huisman, Michiel Princen, dr. Peter Klerks en dr. Nicolien Kop. 

In het rapport worden zeven domeinen behandeld: Context van de opsporing, Vakmanschap, Houding en gedrag, Sturing en leiderschap, Verandervermogen, Inrichting opsporingsveld en ketensamenwerking en Bedrijfsvoering.

De analyse wijst uit dat er veel achterstallig onderhoud in de opsporing is. Zo blijkt uit de analyse dat vakmanschap in de breedte onvoldoende is geborgd en dat het elkaar daarop aanspreken strandt in een cultuur van vrijblijvendheid. Iedere opsporingsambtenaar zou in staat moeten zijn om elementaire handelingen als verhoren en doorzoekingen te verrichten, en solide informatieproducten op te leveren die bruikbaar zijn en waarop kan worden vertrouwd. Meestal gaat dat wel goed, maar lang niet altijd en dat komt dan vooral door kennisdeficit en gebrek aan gedrevenheid. Problematisch vakmanschap in de opsporing vormt de belangrijkste belemmering voor een effectieve misdaadbestrijding. Er lijkt een organizational silence te zijn ingetreden over voorbeelden van afwijkend gedrag, hoewel de voorbeelden binnen de organisatie met het blote oog zichtbaar zijn. Symptomen van afwijkend gedrag lijken geen professionele buikpijn of schaamte meer op te leveren. Feedback, zelfreflectie, evaluatie en weerwoord lijken ongewenst en kunnen als niet-loyaal worden uitgelegd. In- en externe pogingen om het handelen van de politie te bekijken stuiten op afweermechanismen, die uitingsvormen zijn van structureel ongemak, op alle lagen binnen de politieorganisatie, jegens kritiek. Het openlijk door leidinggevenden onderschreven belang van een goed onderbouwd, kritisch geluid ontbreekt. De opsporing lijdt verder onder gebrek aan slagkracht als gevolg van stroperige overlegstructuren voor weging en sturing. Dit leidt tot heen en weer schuiven met in potentie kansrijke onderzoeken, waardoor informatie intussen verouderd raakt. De opsporing zou heel wat efficiënter en slagvaardiger zijn met state of the art ICT. Dat probleem geldt overigens voor de hele strafrechtsketen. Tenslotte wordt de organisatie onvoldoende adaptief en wendbaar gevonden om vernieuwingen die er wel zijn, goed te implementeren.

Begin juni zal de Kamer een voortgangsnotitie ontvangen over de versterking van de opsporing. Deze zal in het teken van de uitgevoerde analyse zal staan (zie brief van de Minister van VenJ van 19 mei 2016, Kamerstukken II 2015/16, 29 628, nr. 635).



Laatste nieuws