Onze maatschappij vraagt om kwalitatief hoogwaardige rechtspraak binnen een acceptabele en voorspelbare termijn. Dat laatste kan de Rechtspraak op dit moment helaas lang niet altijd waar maken. In het project doorlooptijden zijn daarom nieuwe standaarden voor doorlooptijden ontwikkeld en is een advies uitgewerkt over hoe deze te realiseren. De kern van het advies: richt een programma Tijdige Rechtspraak in om enerzijds de doorlooptijden significant en structureel te verbeteren en anderzijds de voorspelbaarheid van (de duur van) procedures te vergroten. Daarnaast is het van groot belang dat in alle gerechten de komende jaren voorrang wordt gegeven aan initiatieven die bijdragen aan het verkorten van de procedures, om daadwerkelijk stappen te kunnen maken en daarmee meer ruimte te creëren in de organisatie.
De nieuw ontwikkelde standaarden zijn opgenomen in hoofdstuk één van het rapport ‘Eindrapport project doorlooptijden Rechtspraak’. De standaarden zijn door een groep rechters per rechtsgebied geformuleerd op basis van tekentafelsessies en een tweedaagse en geven aan hoe lang de Rechtspraak vindt dat een zaak maximaal zou mogen duren – uitzonderingen daargelaten – om tot een kwalitatief goede en voor de rechtzoekende tijdige beslissing te komen. Deze standaarden zijn zowel in- als extern getoetst: bij lunchlezingen, expertbijeenkomsten, in een onderzoek onder rechtzoekenden, een klankbordgroep, bestuurlijke afstemmingen en de consultatie van andere gremia. Zowel extern als intern zijn de nieuwe doorlooptijdstandaarden getoetst.
Om aan de nieuwe termijnen te kunnen voldoen, moeten eerst achterstanden zijn weggewerkt. Dat is een behoorlijke opgave: het gaat om ongeveer 100.000 achterstallige zaken. Een van de oorzaken voor de achterstanden is het tekort aan rechters, waar elke rechtbank mee te maken heeft. Er zijn de afgelopen tijd weliswaar veel nieuwe rechters aangenomen, maar het opleiden kost meerdere jaren. Alle presidenten van de gerechten hebben de ambitie onderschreven om de achterstanden binnen 3 jaar weg te werken.
Inzet mensen
Om de problemen met de achterstanden en doorlooptijden aan te pakken, is het nodig om het personeel van de Rechtspraak flexibeler in te zetten. Het aantal en soort rechtszaken is moeilijk te voorspellen, waardoor er pieken in het aantal zaken kunnen ontstaan. De Rechtspraak wil kijken hoe deze het beste opgevangen kunnen worden door het slimmer verdelen van het personeel. Zo zou een flexpool uitkomst kunnen bieden: collega’s van andere gerechten kunnen dan een gerecht met nijpende achterstanden snel helpen. Daarnaast gaan gerechten innovatieve werkwijzen onderling beter uitwisselen.
Planning
Jaarlijks behandelt de Rechtspraak ongeveer 1,5 miljoen rechtszaken. De manier waarop zaken worden ingeroosterd en de manier waarop wordt samengewerkt met andere partijen (zoals het Openbaar Ministerie) kunnen worden verbeterd. Er zou bijvoorbeeld vaker direct na een zitting, als alle informatie nog vers in het geheugen zit, tijd moeten worden ingepland voor het uitwerken van een vonnis. Ook worden de aanvragen voor zogenaamde verhinderdata strenger beoordeeld. Een andere optie is om vaker mondeling in plaats van schriftelijk uitspraak te doen of vonnissen te verkorten – zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit.
Beperkte invloed
De rechter heeft beperkte invloed op de duur van een procedure. Proceseisen, de complexiteit van de zaak en het gedrag van alle procespartijen zijn daarop van invloed. Een rechtszaak kan bijvoorbeeld langer duren omdat er deskundigen bij worden betrokken, nader onderzoek nodig is door de Raad voor de Kinderbescherming of partijen willen proberen om via mediation een geschil te lossen. De Rechtspraak zal dan ook samenwerking zoeken met alle professionele partijen die bij rechtszaken betrokken zijn om de doorlooptijden te verkorten.
Goed voorbeeld
Omdat rechtbanken vaak veel tijd kwijt zijn aan het uitwerken van strafzaken voor hoger beroep, startte het Hof Amsterdam de proef ‘99e kamer'. Betrokkenen die in eerste instantie zeiden in hoger beroep te gaan, kregen de vraag opnieuw voorgelegd en wat bleek: zo’n 40 procent kwam erop terug. Deze zaken hoefden dus niet te worden uitgewerkt. Van wat wel ingepland werd, werd maar liefst 89 procent op de 1e vervolgzitting afgedaan. Deze werkwijze zorgt voor een aanzienlijke besparing; andere rechtszaken kunnen hierdoor sneller afgedaan worden. Het hof in Amsterdam blijft op deze manier werken en ook andere hoven onderzoeken deze Amsterdamse werkwijze.
Links naar de nieuwe standaarden:
Nieuwe standaarden bestuursrecht
Nieuwe standaarden familie- en jeugdrecht
Nieuwe standaarden handel/kanton