De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 16 september 2025 uitspraak gedaan over de weigering van de Minister van OCW om aan een hbo-studente een prestatiebeurs te verlenen voor een universitaire master. De rechtbank Midden-Nederland had op 3 december 2024 (ECLI:NL:RBMNE:2024:6591) dat besluit vernietigd omdat niet duidelijk was waarom hbo-studenten wel een prestatiebeurs krijgen voor een hbo-master, maar niet voor een wo-master.

De CRvB vindt dat uit de wetsgeschiedenis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en uit de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) wel voldoende duidelijk is waarom dit onderscheid is gemaakt. De wetgever heeft ervoor gekozen de prestatiebeurs te beperken tot initieel onderwijs. De wetgever heeft bewust gekozen die niet te verstrekken voor de combinatie hbo-bachelor en wo-master. De wetgever heeft bij sociaal beleid (zoals bij studiefinanciering) veel beoordelingsvrijheid om bepaalde groepen wel of niet gelijk te behandelen. Dat studenten na een hbo-bachelor wel een prestatiebeurs kunnen krijgen voor een hbo-master, maar niet voor een wo-master is een toegestane vorm van ongelijke behandeling. Als er op het terrein van studiefinanciering in dit verband iets zou moeten veranderen, is dat aan de wetgever. De wetgever is daar ook mee bezig en op dit moment is er daarom voor de rechter minder aanleiding om in te grijpen in het bestaande wettelijke systeem. Betrokkene heeft weliswaar geen recht op een prestatiebeurs, maar zij kan wel studiefinanciering ontvangen in de vorm van een lening en een reisrecht. Van een beperking om het door haar gewenste onderwijs te volgen, is geen sprake.

ECLI:NL:CRVB:2025:1353

Bron: www.rechtspraak.nl

Laatste nieuws