Nederlands Juristenblad 43
8 december 2015
2015/12
Het ontzetten uit beroep of ambt
Op de weg van de straf- en/of tuchtrechter?
De politieke en maatschappelijke aandacht voor de ontzetting uit beroep of ambt lijkt ongekend groot. Vanuit de politiek wordt benadrukt dat een ontzetting uit beroep of ambt steeds meer als middel kan worden ingezet om te voorkomen dat een persoon in de uitoefening van zijn beroep verwijtbaar handelt. Of de strafrechtelijke en/of tuchtrechtelijke route wordt bewandeld lijkt hieraan ondergeschikt. Dit kan tot onwenselijke resultaten leiden. Een punitiever wordend tuchtrecht en een meer op ‘facilitators’ gericht strafrechtelijk beleid in zwaardere gevallen dwingen tot een gereguleerde afstemming tussen toezichthouder en Openbaar Ministerie over de vraag welke weg bewandeld dient te worden; het strafrecht of het tuchtrecht. Indien de zorgvuldigheid van het handelen van de beroepsbeoefenaar centraal staat, dient het primaat bij het tuchtrecht te liggen.
De veroordeling van ‘De zes van Breda’ gehandhaafd: waar is de twijfel gebleven?
Een analyse van de argumentatie van het hof op basis van scenariodenken
Nadat de Hoge Raad de herzieningsaanvraag van ‘De zes van Breda’ gegrond verklaarde heeft het Hof Den Haag de veroordelingen gehandhaafd. In een internetfilmpje geeft de Haagse persrechter een uitgebreide uitleg over de beweegredenen van het hof. Wie dat filmpje bekijkt, raakt inderdaad gemakkelijk overtuigd van de schuld van de zes veroordeelden. In deze bijdrage wordt die ogenschijnlijke duidelijkheid onder de loep genomen. Er is in deze zaak veel twijfel over de schuld van de verdachten naar voren gebracht. Die twijfel rechtvaardigt dat de rechter in een zaak als deze de bewijsmiddelen en de ontlastende informatie steeds bekijkt vanuit zowel een onschuldig als een schuldig scenario. Maar het arrest van het hof leest alsof de overtuiging van schuld hier de enige optie was.
Wie toetst de rechten van broers en zussen op samenplaatsing bij uithuisplaatsing?
In deze bijdrage wordt aandacht gevraagd voor het gebrek aan zicht op en toetsing van de kwaliteit van de pleegzorgplaatsing van broers en zussen. Op het gebied van rechtsbescherming aan zogenoemde brusjes bij uithuisplaatsing heerst een oorverdovende stilte. Nu het recht op gezinsleven tussen broers en zussen wordt beschermd door artikel 8 EVRM mag een beslissing broers en zussen te scheiden slechts worden genomen na een zorgvuldige afweging van belangen, waarbij broers en zussen bescherming verdienen tegen willekeurige inmenging op dat beschermde recht om samen op te groeien. Rechters zouden hiervoor een uniform toetsingskader moeten ontwikkelen.
In memoriam Tahir Elçi
In december 1993 was ik in gezelschap van een aantal advocaten uit verschillende Europese landen in Diyarbakir, de belangrijkste Koerdische stad in Oost-Turkije. Doel van de reis was trachten door onze aanwezigheid enige invloed uit te oefenen op de manier waarop de Turkse staat zou omspringen met zestien advocaten die daar waren opgepakt en vervolgd zouden worden voor schimmige delicten en fictieve feiten, in feite neerkomend op steun aan de PKK.
Eerder verschenen
NJB 42 (2015)
1 december 2015
NJB 41 (2015)
24 november 2015
NJB 40 (2015)
17 november 2015
NJB 39 (2015)
10 november 2015
NJB 38 (2015)
3 november 2015