Zzp’ers tussen vrijheid en bescherming

‘Verplichte verzekering zzp’ers komt dichterbij’ kopte NOS.nl op 17 april. Aanleiding is kennelijk een poging van de coalitie het pensioenoverleg vlot te trekken. Naar verluidt spaart 80% van de zzp’ers (op dit moment 1.1 miljoen, maar een groei naar 1.8 miljoen wordt verwacht) niet voor een pensioen. Evenmin is men verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid.

Het aantal onverzekerde zzp’ers, ook wel ‘sociale tijdbom’ genoemd, baart de politiek zorgen. GroenLinks, PvdA en de SP steunen de plannen voor een nieuw pensioenstelsel alleen wanneer er voor deze groep een verplichte arbeidsongeschiktheidsregeling komt. CDA en ChristenUnie toonden zich daarvan al eerder voorstander. Voor de hand liggende bezwaren tegen verplichte verzekering – zij vormt een inbreuk op de autonomie van zelfstandigen, beperkt hen in hun ondernemerschap en verzwaart hun lasten – hebben D66 en de VVD aanvankelijk kopschuw gemaakt, maar kennelijk zit er beweging in hun standpunt.

Lastig is dat de groep pluriform is. Zo zijn er uiteraard zzp’ers die vrijwillig voor het ondernemerschap kiezen, maar vele anderen zijn daartoe eerder gedwongen door hun voormalig werkgever voor wie zij vaak nog steeds werken, maar dan als opdrachtnemer. Rutte III wil schijnzelfstandigheid bestrijden, maar dat is geen sinecure in de platformeconomie, zoals de Deliveroo-rechtspraak laat zien (RBAMS:2019:198 en 210). Zzp’ers zijn er bovendien niet alleen in de hoek van de beteropgeleiden; voor vele anderen zijn fysieke arbeid en veiligheidsrisico’s aan de orde van de dag. Het aansprakelijkheidsrecht biedt een enkeling bescherming: een zzp’er kan zijn opdrachtgever, wanneer hij wat de zorg voor zijn veiligheid betreft van die laatste afhankelijk is, ex art. 7:658 lid 4 BW aanspreken (NJ 2014/414). Maar deze grondslag is geen geschikte basis voor structurele bescherming van zzp’ers tegen werkgerelateerde schade. En dan is er nog het risque social waarmee ook zij geconfronteerd worden. Eigen verantwoordelijkheid nemen en jezelf verzekeren lijkt het devies. Zeer velen verzekeren zich echter niet. Verzekering is (te) duur (en men verdient al weinig) of vanwege ziekte of leeftijd lastig zo niet onmogelijk, maar zeer vaak is men zich niet bewust van de risico’s of worden de financiële gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid niet goed ingeschat. Ligt het dan inderdaad niet voor de hand deze groeiende groep kleine ondernemers te verplichten zich te verzekeren? Een inbreuk op hun vrijheid voor lief te nemen om bescherming af te dwingen?

Generieke wettelijke bescherming, maar dan op een ander front, wordt ook bepleit door de ACM. Op 3 april jl. opperde zij in een Signaal aan de wetgever dat zzp’ers net als consumenten moeten worden beschermd tegen oneerlijke handelspraktijken. Terwijl zzp’ers aankoopbeslissingen niet anders nemen dan de gemiddelde consument, verschilt hun rechtspositie sterk. Dat blijkt bijvoorbeeld wanneer zzp’ers op basis van hun KvK-inschrijving telefonisch worden benaderd en via agressieve verkooppraktijken gebonden raken aan onvoordelige zakelijke contracten (zoals een energiecontract), terwijl het soms gaat om diensten die zij (vooral) privé gebruiken. Aanbieders maken misbruik van het feit dat zzp’ers niet dezelfde wettelijke bescherming genieten als consumenten en kwalificeren overeenkomsten met zzp’ers soms onterecht als zakelijk. Uitbreiding van de consumentenbescherming naar zzp’ers op het vlak van de oneerlijke handelspraktijken geeft hen dezelfde laagdrempelige middelen om van een ongewilde overeenkomst af te komen en biedt de ACM de gelegenheid haar arsenaal in te zetten tegen bedrijven die zich met oneerlijke handelspraktijken richten op zzp’ers.

De ACM roept de wetgever dus op de bescherming tegen oneerlijke handelspraktijken door te trekken naar de zzp’er. Nog verder gaat de Rotterdamse hoogleraar Schelhaas. Zij wil ‘de Calimero van het commerciële contractenrecht’ op alle fronten laten profiteren van de bescherming die de consument in het contractenrecht ten deel valt (Ars Aequi 2018, p. 681 e.v.). Zo zou in het hogere belang een bres worden geschoten in het bastion van het contractenrecht met zijn twee pijlers: het door bescherming gedomineerde consumentencontractenrecht aan de ene kant en het door vrijheid geregeerde ondernemerscontractenrecht aan de andere kant. Zwaarder dan het gegeven dat de zzp’er ondernemer is en dus met lusten én lasten van het ondernemerscontractenrecht zou moeten worden geconfronteerd, tellen voor Schelhaas de trekken die de zzp’er met de consument gemeen heeft: achterstand in kennis en kunde, ontbreken van onderhandelingspositie, financiële kwetsbaarheid en vatbaarheid voor psychologische valkuilen.

Net als bij de verplichte verzekering gaat van deze categorische benadering in het belang van bescherming van zzp’ers een zekere aantrekkingskracht uit. Het klinkt toch goed? Op beide fronten rijst echter de vraag of de prijs niet te hoog is, letterlijk (dat verzekering verplicht is, garandeert nog geen betaalbare premies bijvoorbeeld) maar ook figuurlijk (Pavillon, TvC 2019/3): zzp’ers zijn juist geen consument maar ondernemer, als zodanig vormen zij bovendien geen homogene groep, terwijl beschermingsmaatregelen kosten met zich brengen, ook voor diegenen die de bescherming niet nodig hebben of niet willen.

Een minder categorische, meer gerichte, aanpak lijkt daarom te verkiezen. Uitbreiding van het toezicht door de ACM bijvoorbeeld zonder het contractenrecht op de schop te nemen. Goed nieuws is dat de KvK’s stoppen met het in bulk doorverkopen van gegevens. Dat maakt het al een stuk moeilijker om zzp’ers lastig te vallen. Bij de nijpender problematiek van het arbeidsongeschiktheidsrisico is een tussenpositie lastiger. Wie verdienen er dan bescherming en wie keuzevrijheid? Is dat een kwestie van risico’s, opleiding of inkomen? Voorstanders van een regime waarin zzp’ers die bescherming goed kunnen gebruiken verplicht zijn verzekerd en anderen vrijheid wordt gegund zich aan te sluiten, moeten zich bovendien realiseren dat dit eigenlijk (her)invoering inhoudt van een sociaal-verzekeringsstelsel waarin een vangnet wordt gecreëerd voor diegenen die dat nodig hebben tegen een premie die daarom op de markt geen haalbare kaart is. Rechtvaardigt het neutraliseren van de sociale tijdbom dan toch een groter offer van de vrijheid?

 

Dit Vooraf wordt gepubliceerd in NJB 2019/1000, afl. 18

Afbeelding: Pixabay

Over de auteur(s)
Author picture
Ton Hartlief
A-G bij de Hoge Raad en hoogleraar privaatrecht