Toevoegen

De Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2016 van de Raad voor Rechtsbijstand leest niet lekker weg, maar bevat wel veel gegevens die van belang zijn voor de discussie over de stelselherziening naar aanleiding van de rapporten van de Commissie Wolfsen en de Commissie Barkhuysen. 

Er werden in 2016 in het totaal 419.400 toevoegingen afgegeven (excl. 9.000 lichte advies toevoegingen en 17.200 voor mediation). Bij tweederde wordt een eigen bijdrage opgelegd van gemiddeld € 234. Deze is bedoeld als ‘prijsprikkel’, waarmee wordt beoogd dat de rechtzoekende een afweging maakt of zijn probleem ernstig genoeg is om daarvoor een rechtsbijstandverlener in te schakelen. De verhoging van de eigen bijdrage, de extra verhoging hiervan bij echtscheidingen, de afschaffing van de anti-cumulatieregeling per 1 oktober 2013 en de extra eigen bijdrage bij opvolging of bij de aanvraag van extra uren in bewerkelijke, complexe toevoegingszaken hebben de werking van de prijsprikkel versterkt. De mogelijkheid die sommige gemeenten bieden om via bijzondere bijstand de eigen bijdrage te vergoeden, doet echter volgens de Monitor afbreuk aan die werking. Dat geldt ook voor het feit dat sommige advocaten de eigen bijdrage niet (kunnen) innen bij de rechtzoekende – reden waarom de Raad voor de Rechtsbijstand gaat innen, wat me handig lijkt maar wel de vraag opwerpt wat de betrokkenheid van zo’n instantie doet met de relatie tussen advocaat en cliënt.

Als de asielzaken buiten beschouwing worden gelaten dan zet de dalende trend zich voort. Toch moet daaruit niet worden opgemaakt dat de ‘prijsprikkel’ een gunstig effect heeft. Bij sommige zaken werkt zij niet. Vanaf 2011 is zelfs een toename zichtbaar van het aantal toevoegingen bij ‘strafzaken verdachten’, BOPZ-zaken1 en ‘personen- en familierecht overig’, terwijl ook de afname van het aantal gevallen van bijstand bij vreemdelingenbewaring onmogelijk op het conto van de prijsprikkel kan worden geschreven. Ook in andere rechtskwesties spelen andere factoren een minstens zo grote rol. Het aantal echtscheidingstoevoegingen is krachtig afgenomen, maar daarvoor kwam een goed alternatief – mediation – en het aantal gevallen van rechtsbijstand bij mediation is sinds 2007 bijna verviervoudigd. Zelfs de lichte afname van het aantal toevoegingen verbintenissenrecht – die mede veroorzaakt kan zijn door de met de prijsprikkel gewenste afweging – neemt niet weg dat het lagere niveau van het aantal toevoegingen in 2006 (voor de crisis) nog niet is bereikt. En dan is er ten derde nog de vraag of de prijsprikkel niet veeleer ongunstige effecten heeft. Uit onderzoek van het WODC in 2015 bleek dat een deel van de burgers met een juridisch probleem afziet van het inschakelen van rechtshulp, al is het lastig vast te stellen in hoeverre hun belangen hierdoor worden geschaad. Terecht wordt daarom in de monitor met zorg stilgestaan bij de afname van gesubsidieerde rechtsbijstand onder meerpersoonshuishoudens in de hoogste voor bijstand in aanmerking komende inkomenscategorieën.

De grootste categorie toevoegingen – 96.850 – betreft verdachten in strafzaken. Dat zijn dus zaken waarin de prijsprikkel nauwelijks speelt. Dit aantal toevoegingen is de afgelopen vijf jaar ongeveer gelijk gebleven (en ten opzichte van 2005 wat hoger). Dat lijkt niet bijzonder, maar is dat wel als we bedenken dat in diezelfde periode het aantal geregistreerde verdachten bijna is gehalveerd.2 Het kan niet direct liggen aan de door de Salduzrechtspraak toegenomen piketdeclaraties voor consultatie- en verhoorsbijstand (die sinds 2010 verdrievoudigd resp. vertienvoudigd zijn), omdat die buiten de telling van de toevoegingen wordt gehouden. Misschien is er een indirect Salduz–effect (meer verdachten nemen een advocaat door het vroegtijdig contact tijdens de consultatie- of verhoorsbijstand) en ook worden zaken minder vaak gevoegd door veranderingen in bedrijfsprocessensysteem en strafprocesreglement.3 Aannemelijker is dat de zaken die zijn overgebleven zwaardere zaken zijn. Wat daarvan zij, het illustreert dat cijfers over rechtsbijstand zich slecht laten voorspellen.

Een dure post in verband met de rechtsbescherming zijn de zgn. bewerkelijke (of: EXU-)zaken waarvan de bekostiging anders verloopt. Normaliter worden forfaitaire bedragen uitgekeerd: in 88.500 strafzaken werd in totaal € 77,5 miljoen uitgegeven, oftewel gemiddeld € 875 per zaak. Het basisbedrag van € 105,61 in aanmerking genomen – dat is gelijk aan dat van 2008 – veroorloof ik me de simpele berekening dat gemiddeld voor een zaak een werkdag staat. Maar er zijn zaken waarin de Raad voor de Rechtsbijstand vooraf toestemming geeft om extra uren te besteden en waarin het aantal uren minimaal drie keer zo hoog ligt als het forfaitaire aantal uren. In 5000 zaken werd in totaal € 37 miljoen aan extra uren uitbetaald; daarvan ging € 33 miljoen naar het strafrecht. Mij lijkt dat afgenomen aantal van 5000 bewerkelijke zaken (1% van alle afgegeven toevoegingen) waarvoor gemiddeld tussen de vijftig en zeventig uur wordt toegekend nogal laag, al was het maar in vergelijking met de 12.000 zaken (14% van het totaal) die strafrechters in een meervoudige kamer behandelen. ‘Misschien zien rechters meer problemen dan advocaten geacht worden te doen’, zou een ironicus zeggen.

Op 17.500 bij NOvA ingeschreven advocaten zijn er zo’n 7400 die gesubsidieerde rechtsbijstand verlenen. Bij de strafadvocatuur vond een uitstroom plaats van 3819 in 2012 naar 3360 in 2016. Dat baart me zorgen. De uitstroom wordt niet alleen door vergrijzing maar ook door de tariefmaat-regelen op advocatenvergoedingen ingegeven. Het is mooi dat de Monitor met ingehouden tevredenheid kan vaststellen dat het aantal advocaten met door de Raad betaalde vergoedingen hoger dan 200.000 euro per jaar in 2016 opnieuw is afgenomen, maar inmiddels baren juist de weinig-verdieners mij zorgen. Als gesubsidieerde rechtsbijstand bij gebrek aan advocaten niet meer kan worden geleverd, wil dat nog niet zeggen dat die gesubsidieerde rechtsbijstand niet meer nodig is. Als rechter gaat me dit aan het hart.

 

Dit Vooraf is verschenen in NJB 2017/1575, afl. 29. 

 

  1. Verdachten in voorlopige hechtenis en BOPZ-patiënten hoeven geen eigen bijdrage te betalen.
  2. Volgens WODC-cijfers nam het aantal van 2005 tot 2015 af van 513.450 naar 283.510.
  3. M. ter Voert, Kostenontwikkeling strafpiket en straftoevoegingen 2002-2014, WODC Factsheet 2015-6.

 

Bron afbeelding: Thomas Hawk

 

 

 

 

Over de auteur(s)
Author picture
Ybo Buruma
Raadsheer in de Hoge Raad