
Lees hier de scriptie ‘Smartengeld. Smartengeld voor chronisch bewustelozen: een mythe of juist niet?'' van Renske Pranger (masterscriptie Nederlands Recht, richting Privaatrecht, Rijksuniversiteit Groningen, begeleider: prof. mr. A.J. Verheij, beoordeling: 8).
De vraag of een chronisch bewusteloos slachtoffer (‘comapatiënt’) recht heeft op vergoeding van immateriële schade is een klassiek twistpunt onder juristen. Ratio en gevoel staan hier namelijk op (zeer) gespannen voet met elkaar. Het standpunt voor 1996 was duidelijk: ‘wat niet weet, wat niet deert’. Toentertijd was voor de toewijsbaarheid van smartengeld namelijk vereist dat het slachtoffer zich van de gederfde levensvreugde, het verdriet of de pijn bewust moest zijn geweest. Deze scriptie van Renske Pranger behandelt hoe het momenteel in Nederland staat met het recht op vergoeding van immateriële schade voor chronisch bewustelozen. Is bewustzijn nog steeds een voorwaarde voor de toekenning van smartengeld wegens aantasting van de lichamelijke integriteit? Of is de droom van Tjittes (uit 1996!) realiteit geworden en is smartengeld voor chronisch bewustelozen geen mythe meer?
De conclusie luidt dat het (nog) niet duidelijk is of het gezegde ‘wat niet weet, wat niet deert’ is ingeruild voor de droom van Tjittes. De Hoge Raad heeft in het Coma-arrest een eerste grote stap gezet door te bepalen dat een bewusteloze in geval van lichamelijk letsel in beginsel recht heeft op smartengeld. Onduidelijk is of de Hoge Raad nu wel of niet als vereiste stelt dat het slachtoffer zich (achteraf) van zijn gederfde levensvreugde bewust is geweest. In 2013 kiest de Rechtbank Midden-Nederland voor de zogenaamde ‘ruime opvatting’. Zij ruilt het gezegde in voor de droom van Tjittes. De rechtbank brengt – anders dan de Hoge Raad in het Coma-arrest deed – het recht op immateriële schadevergoeding rechtstreeks in verband met fundamentele waarden (gelijkheidsbeginsel en menselijke waardigheid).
Bron afbeelding: www.letselschade-claim.nl