Redders en drenkelingen en de Europese rechtsruimte

Afgelopen week is op het Griekse eiland Lesbos het proces begonnen tegen Sarah Mardini en 23 andere vrijwilligers voor de hulporganisatie Emergency Response Center International. Onder hen is ook een 75-jarige Nederlander. Amnesty International, de International Commission of Jurists en diverse speciale rapporteurs van de Verenigde Naties hebben er hun afschuw over uitgesproken. In een in opdracht van het Europese Parlement geschreven rapport is de zaak “the largest case of criminalization of solidarity in Europe” genoemd.1

Mardini is in 2018 op Lesbos gearresteerd toen ze deelnam aan ‘search and rescue’ operaties om vluchtelingen op zee te helpen. Zelf is ze een Syrische vluchteling die in 2015 toen de motor van het overvolle bootje op weg van Turkije naar Griekenland uitviel met haar zusje zwemmend de andere opvarenden in veiligheid heeft gebracht. Van hun verhaal is een film gemaakt, The Swimmers. Ze staat nu terecht voor onder meer spionage, hulp aan mensensmokkelnetwerken, deel­neming aan een criminele organisatie en witwassen – een hele rits overinclusieve strafbepa­lingen waar we ook in Nederland mee werken, maar waarvan in dit geval misbruik lijkt te worden gemaakt. De Griekse rechter heeft vrijwel onmiddellijk een streep gezet door de vage aanklacht van spionage en enkele overtredingen, maar dat is nog niet het eind.

Mij gaat het hier om de context van de vervolging. Volgens de hulporganisatie Sea-Watch zijn in 2022 meer dan 1300 mensen in het Middellandse zeegebied verdronken. Cijfers van de UNCHR zijn nog hoger: 1.940 vluchtelingen zijn vorig jaar gestorven of vermist; sinds 2014 gaat het om circa 25.000 mensen. Dankzij een door Europarlementariër Tineke Strik vrijgegeven document van het Europese anti-fraudebureau OLAF weten we nu ook officieel van de ernstige misdragingen van personeel van Europese lidstaten en de foute rol van verantwoordelijken in Frontex. In dat deels zwart gelakte rapport staat dat functionarissen van Frontex opzettelijk werden verplaatst van locaties “as an attempt to avoid witnessing incidents in zwartgelakt with a potential FR (fundamental rights, yb) component” (p. 114). Het ging onder meer om z.g. pushbacks van Griekse autoriteiten. Opgemerkt wordt dat medewerkers van Frontex er soms ook de voorkeur aan gaven incidenten niet te rapporteren uit vrees voor repercussies van de lidstaat. In ieder geval werd in strijd met de Frontex Verordening 2019/1896 niets gedaan na twee incidenten waarvan Frontex getuige was “which could qualify as unlawful since the actions undertaken by the officers of the host Member State seriously endangered the life of some migrants” (p. 114). Uit het rapport blijkt dat op de achtergrond ook geopolitieke overwegingen een rol speelden.

Als lidstaten levensgevaar teweegbrengen en het door fundamentele rechten gedreven EU-agentschap daarvan wegkijkt, is het terecht dat non-gouvernementele organisaties de rol op zich nemen om het meest fundamentele recht in de Europese rechtsruimte – het recht op leven – te beschermen. Daar verdraagt de vervolging van vrijwilligers van dergelijke organisaties zich slecht mee. Dat geldt trouwens ook voor het anderszins tegenwerken van die organisaties. Schepen van onder meer Sea-Watch werd het uitvaren onmogelijk gemaakt door aantijgingen van het overtreden van veiligheidsvoorschriften, het overschrijden van het maximum aantal passagiers (waarbij drenkelingen gelijk werden gesteld aan passagiers) en milieuvervuiling. Dat gebeurde vaak in Italië, maar vond ook in Nederland plaats,2 ondanks onze traditionele trots op de goede werken van de vrijwilligers van de Kon. Nederlandse Redding Maatschappij.

Naar aanleiding van het rapport van OLAF heeft het hoofd van Frontex, Fabrice Leggeri, in april 2022 ontslag genomen. Er is ook aangifte tegen hem gedaan bij het International Criminal Court wegens het optreden van het agentschap in of nabij de Libische kustwateren.  Leggeri is opgevolgd door de (Nederlandse) commandant van de Kon. Marechaussee luitenant-generaal Hans Leijtens. Aan hem werd de voorkeur gegeven boven onder meer de huidige interim-directeur van Frontex op wie OLAF zijn pijlen nu ook heeft gericht.

De taak van de generaal is niet gemakkelijk. Frontex is immers niet een agentschap van de Europese Commissie of van het Europese Parlement, maar van de lidstaten van de Schengenruimte. Volgens art. 7 van de Frontex Verordening 2019/1896 is sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid van Frontex met de nationale autoriteiten, waarbij die laatsten de primaire verantwoordelijkheid dragen. Die constructie is eigenlijk onmogelijk, als we bedenken hoe groot de belangen van lidstaten als Italië en Griekenland zijn vanwege de – inderdaad zeer hoge - instroom van vluchtelingen. De Italiaanse premier Georgia Meloni heeft al aangekondigd dat zij schepen van reddingsorganisaties uit de ter­ritoriale wateren wil bannen en de Europese Commissie heeft gezegd daar niets aan te kunnen doen. Het lijkt een pleitbaar – maar daarmee nog niet gewonnen - standpunt dat dit in strijd is met de positieve verplichtingen van Italië en de EU met betrek­king tot art. 2 EVRM. In elk geval moet generaal Leijtens in die omstandigheden een stevige ruggengraat hebben om te voorkomen dat in naam van politieke opportuniteit schen­dingen van fundamentele rechten – met inbegrip van het recht op leven - aan het zicht worden onttrokken.

Intussen wind ik me op over het lot van Sarah Mardini en haar medeverdachten. En misschien nog wel meer over het verdrinken van mensen die gered hadden kunnen worden. Kennelijk staan de drenkelingen buiten de gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en recht van de Unie. Daardoor worden ze - net als de homo sacer in het oude Rome3  - niet beschermd door het recht, maar hun lichamen dobberen in de wateren om ons heen.

 

Dit Vooraf verschijnt in NJB 2023/210, afl. 3. 

 

Afbeelding van Tumisu via Pixabay

 

Noten:

1. Policy Department for Citizens’ Rights and Constitutional Affairs, The EU Approach on Migration in the Mediterranean, European Parliament 2021, p. 111.

2. Gerechtshof Den Haag 1 augustus 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2017 i.v.m. ECLI:NL:RBDHA:2019:4548.

3. G. Agamben, Homo Sacer, Boom Parrèsia 2020, p. 112-118 en 164-174.

Over de auteur(s)
Author picture
Ybo Buruma
Raadsheer in de Hoge Raad