Rechts extremisme

De geweldsuitbarsting in het kielzog van de demonstratie tegen immigratie op het Malieveld op 20 september 2025 was schokkend. Volgens de organisatie waren er zo’n 15.000 mensen op af gekomen. Burgemeester Van Zanen zei later dat van de aanwezigen zo’n 1200 man zich keerden tegen de politie. Onder hen waren harde-kern-supporters van een groot aantal Nederlandse voetbalclubs die hun rivaliteit aan de kant hadden gezet om ‘Nederland te redden’. Ze droegen gezamenlijke spandoeken met ‘genoeg is genoeg’. Op hun tocht door de binnenstad werd met antisemitische leuzen en ‘Sieg Heil’-geroep blijk gegeven van extreemrechtse sympathieën. De Prinsenvlag werd meegedragen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog wapperde boven het hoofdkwartier van de met de Duitsers heulende NSB. Ruiten van het Binnenhof en het partijkantoor van D’66 werden ingegooid. Twee politieagenten en zes journalisten raakten gewond.

Zoals gebruikelijk was de demonstratie aangemeld. In goed overleg tussen de organisatoren, de politie en de burgemeester en soms ook het OM worden dan afspraken gemaakt over de marsroutes enzovoorts. Zo konden de 150.000 mensen op 15 juni hun Rode Lijnmars tegen de oorlogsmisdaden in Gaza rustig van het Malieveld naar het Vredespaleis lopen. Natuurlijk gaat het soms mis. Dat gebeurde bij acties van pro-Palestina-activisten bij een paar universiteiten, bij enkele acties van Extinction Rebellion en ook bij die van boze boeren en mensen die tegen de coronamaatregelen waren. Daar wordt dan tegen opgetreden en sommigen worden vervolgd. Maar de rellen van 20 september waren anders. Ze lieten het antidemocratisch gezicht zien van rechts-extremistisch gedachtegoed.

In haar Jaarverslag over 2024 wijst de AIVD erop dat het normaliseren van dat gedachtegoed kan leiden tot haat tegen minderheden en tot intolerantie tegen iedereen die als vijand wordt gezien. De dienst merkt op dat een op de zes Nederlanders gelooft dat ‘een deel van de politieke elite opzettelijk probeert de oorspronkelijke Nederlandse bevolking te vervangen door niet-westerse immigranten’. Dat kan leiden tot haat tegen minderheden en tot intolerantie tegen iedereen die als vijand wordt gezien en het draagvlak voor democratische instituties bedreigen, als zij als uitvoerders van de ‘omvolking’ worden gezien. In het verlengde daarvan schrijft de Nationaal coördinator terrorismebestrijding en veiligheid (NCTV) dat ‘de steeds verdergaande omarming van politici en grote groepen in de samenleving van termen als ‘remigratie’, die door rechts-extremisten gebruikt worden als omschrijving van hun deportatieplannen, zorgen baart. In uiterste gevallen kan de normalisering van rechts-extremistisch gedachtegoed leiden tot rechts-extremistisch gemotiveerd geweld.’

Het belang van die waarschuwingen wordt onderstreept door twee recente rapporten – de ‘Democratie­monitor 2025’ en ‘Autocratisch sentiment’ van The Hague Centre for Strategic Studies. Daarin staat dat een kwart tot bijna de helft van de bevolking vindt dat het landsbestuur moet worden overgelaten aan een aantal krachtige leiders, of dat één sterke leider is te prefereren boven een regering die altijd compromissen zoekt. Er blijkt ook brede steun te bestaan voor uitspraken dat Nederlandse waarden en cultuur centraal moeten staan en dat de belangen van geboren en getogen Nederlanders zwaarder zouden moeten wegen. Daarbij sluit aan dat meer dan de helft van de respondenten immigratie zelfs ziet als een directe bedreiging voor de samenleving – een grotere bedreiging dan oorlog in Europa of aantasting van het klimaat. Het is een benadering die weinig ruimte laat voor een van de centrale gedachten van de rechtsstaat, dat pluralisme en gelijkwaardigheid moeten worden verdedigd tegen degenen die het bestaan van een verscheidenheid van leefwijzen en overtuigingen in onze samenleving verwerpen.

Dat de nieuwe demissionaire VVD-minister van Justitie Foort van Oosten – anders dan hem was geadviseerd door de NCTV – in het debat over de rellen niet wilde spreken van extreemrechts geweld, leek me aanvankelijk bespottelijk. Volgens hem zou de rechter dat moeten bepalen. Hoezo: rechts-extremisme is geen juridisch begrip. Maar een minister die eerder een breed inzetbare advocaat was, wil ik niet onderschatten. Zat er misschien toch iets in zijn aarzeling?

Natuurlijk mag iemand ‘genoeg is genoeg’ roepen en even vanzelfsprekend is dat hij geen antisemitische leuzen mag brullen of ruiten ingooien. Zo scherp is het verschil niet tussen racisten die de omvolkingstheorie koesteren op wie de inlichtingendiensten doelen, en gewone mensen die bezorgd zijn over immigratie. Relevant is dat verschil wel: niet iedereen die zich die middag heeft laten meeslepen – zelfs niet iedereen die wordt veroordeeld voor beledigende woorden of voor het ingooien van een ruit –  verdient de nadere aandacht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Ik hoorde van een man die tijdens een van de snelrechtprocedures zijn diepe spijt uitsprak dat hij zich had laten meeslepen … ach, hij verdient straf als hij de wet overtrad, maar daarmee moet het klaar zijn. Rechts-extremisten die aanzetten tot haat jegens hele bevolkingsgroepen verdienen de bijzondere belangstelling die de diensten voor hen hebben echter wel.

Een woord als rechtsextremist is niet scherp omschreven en dat besefte de minister waarschijnlijk. Maar het doet er ook buiten het theater van de politieke arena wel toe. Met zijn verwijzing naar een rechterlijk oordeel wekt de minister de indruk van een gebrek aan durf en – belangrijker – ‘Machtsvergessenheit’. In de democratische rechtsstaat zijn we beducht voor de gevolgen van excessief machtsbewustzijn, zoals dat van president Trump. Maar dat kan politieke leiders ertoe brengen uit te gaan van eigen machteloosheid en stevig optreden ter bescherming van de rechtsstaat na te laten. De minister had zelf een taak om rechtsextremisme te onderscheiden van zorgen over immigratie. Als mensen uit frustratie over de machteloosheid van de democratische rechtsstaat nu om een sterke man vragen, of als ze door nare eigen ervaringen in de val van het rechts-extremisme stappen, dan moet de minister als boegbeeld van de rechtsstaat de eigen kracht daarvan tonen en laten zien dat er grenzen zijn.

 

Dit Vooraf is gepubliceerd in NJB 2025/2291, afl. 30

 

Afbeelding: © AMERSFOORT - Actievoerders zwaaien met een prinsenvlag tijdens een demonstratie tegen de komst van een asielzoekerscentra. ANP ROBIN VAN LONKHUIJSEN

Over de auteur(s)
Author picture
Ybo Buruma
Raadsheer in de Hoge Raad